Overig  

LS&R 1098

Het “Beleidsdocument: Naamgeving farmaceutische producten” bekeken vanuit merkenrechtelijk perspectief

Bijdrage ingezonden door Marloes Meddens-Bakker, The Law Factor. Bij de naamgeving van farmaceutische producten komen nogal wat zaken kijken. Onlangs publiceerde het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (het College) het concept Beleidsdocument: Naamgeving farmaceutische producten. Het concept bevat de richtlijnen die het College voornemens is toe te passen op alle productnamen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik die door het College worden vastgesteld. Het Beleidsdocument is dan ook vanuit het perspectief van de registratieautoriteit geschreven. De onderwerpen die voorbij komen, waaronder het voorkomen van naamsverwarring, toevoegingen en paraplumerken, hebben echter ook een sterke merkenrechtelijke component. De naam van een geneesmiddel zal vaak niet alleen als productnaam bij het College worden geregistreerd, maar ook als merk. Om die reden is het zinvol het concept Beleidsdocument niet uitsluitend op zichzelf te beschouwen, maar tevens vanuit merkenrechtelijk perspectief te bekijken. Deze bijdrage behandelt de meest in het oog springende thema’s vanuit die invalshoek.

(...Lees het gehele artikel hier...)

Conclusie
Naast het volgen van de richtlijnen van het College en de overige in het Beleidsdocument genoemde beleidsdocumenten over de naamgeving van farmaceutische producten is het verstandig om vanuit merkenrechtelijk perspectief na te denken over de naam van een farmaceutisch product.

Met welke oudere namen van derden moet rekening worden gehouden bij het ‘clearen’ van een voorgenomen naam? Welke invloed heeft het toevoegen van bepaalde elementen aan de naam op de beschermingsomvang daarvan? En welke risico’s brengt het gebruik van bepaalde symbolen met zich mee? Vanwege de mogelijk verstrekkende invloed van deze onderwerpen op het gebruik van de naam in de praktijk kan het nuttig zijn al in een vroeg stadium van het bedenken van de naam de merkenrechtelijke aspecten in ogenschouw te nemen.

Als de naam eenmaal is gekozen, brengt de wijze waarop die naam als merk wordt gedeponeerd bovendien aanvullende uitdagingen met zich. Wordt gekozen voor een woordmerk of een woord-/beeldmerk? Wordt de naam gedeponeerd in combinatie met een overkoepelend element of is het beter een los paraplumerk te deponeren? En welke waren en diensten kan de registratie het beste dekken? Een merkgemachtigde of in het merkenrecht gespecialiseerde advocaat kan adviseren over de beste keuze en/of combinatie.

LS&R 1088

Rectificatie op een openingspagina met veel andere informatie

Vzr. Rechtbank Gelderland 20 maart 2015, LS&R 1088 (Sigma tegen Starsurgical)
Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert, Hoogenraad & Haak advocaten. Er diende twee maanden te worden gerectificeerd op de openingspagina in zwarte letters tegen een witte achtergrond zonder verdere mededeling. Er gebeurt van alles op de website waardoor de aandacht wordt afgeleid en de rectificatie niet opvalt: een opvallende afbeelding, een foto van de directeur-eigenaar en reclame voor andere Sigma Medical-producten.De plaatsing van de rectificatie op deze manier is niet overeenkomstig het doel en de strekking is van de rectificatie om reputatieschade van het merk Starsurgical te voorkomen. Er zijn dwangsommen verbeurd en executie mag plaatsvinden.

 4.8. De voorzieningenrechter overweegt dat het doel en de strekking van de rectificatie het voorkomen reputatieschade van het merk, met de volledige Engelse vertaling van de rectificatie wrodt gewaarborgd. Voor derden is immers duidelijk dat de "Wittmann Patches" niet langer bij Sigma Medical kunnen worden gekocht. Dat de laatste zin van de Engelse tekst niet exact overeenkomt met de laatste zin van de Nederlandse tekst doet daar niet aan af. Uit de rest van de Engelse vertaling van de rectificatie, (... ) wordt duidelijk dat Starsurgical de exclusief gerechtigde distributeur is van de "Wittmann Patches" en dat Sigma Medical niet gerechtigd is het product te verkopen (...)
Dit kan echter niet worden gezegd van de de plaatsing van de rectificatie op de openingswebsite van Sigma Medical. De rectificatie diende geplaatste te worden op de openingspagina in zwarte letters tegen een witte achtergrond zonder verdere mededelingen. De plaatsting aan de linkerzijde op een openingspagina die verder veel andere informatie bevat, voldoet daar naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet aan. Er gebeurt van alles op de website waardoor de aandacht wordt afgeleid en de rectificatie niet opvalt. Er staat een opvallende afbeelding weergegeven, een foto van de directeur-eigenaar en er wordt overduidelijk reclame gemaakt voor andere producten die door Sigma Medical wordt verkocht. Niet gezegd kan worden dat de plaatsing van de rectificatie op deze manier overeenkomstig het doel en de strekking is van de rectificatie om reputatieschade van het merk Starsurgical te voorkomen. Dat de toevoeging 'zonder verdere mededelingen' ziet op de rectificatie zelf is, gelet op de gemotiveerde betwitsting hiervan door Starsurgical niet aannemelijk geworden.
Gelet hierop is voorshans voldoende aannemelijk dat Sigma Medical op het punt van de rectificatie niet op de juiste wijze volledig aan het vonnis heeft voldaan. Derhalve zijn er dwangsommen verbeurd (...)

LS&R 1081

Aanwijzingen dat producten bestemd zijn voor geneeskundige doeleinden

HvJ EU 4 maart 2015, LS&R 1081; ECLI:EU:C:2015:139; zaak C-547/13 (Oliver Medical tegen Valsts ieņēmumu dienests)
Tariefindeling van apparaten voor de behandeling van dermo-vasculaire en dermatologische problemen. Apparaten die werken met behulp van laserstralen en ultrasone trillingen, alsook hun onderdelen en toebehoren. Het Hof verklaart voor recht: De gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 (...) moet aldus worden uitgelegd dat, om te bepalen of producten zoals die welke aan de orde zijn in het hoofdgeding veeleer als instrumenten, apparaten en toestellen voor geneeskundige doeleinden onder post 9018 van deze nomenclatuur of als toestellen voor mechanische therapie onder post 9019 daarvan dan als elektrische toestellen met een eigen functie onder post 8543 van die nomenclatuur moeten worden ingedeeld, rekening moet worden gehouden met alle relevante gegevens van het concrete geval, voor zover het daarbij gaat om de objectieve kenmerken en eigenschappen die inherent zijn aan deze producten.

Tot de te beoordelen relevante gegevens behoren het gebruik waarvoor de producten in kwestie volgens de producent dienen, alsook de omstandigheden en de plaats van het gebruik ervan. Dat deze producten bestemd zijn voor de behandeling van een of verschillende ziektes en deze behandeling in een gezondheidscentrum onder het toezicht van een persoon met een medische opleiding dient te worden verricht, vormen aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat die producten bestemd zijn voor geneeskundige doeleinden. Dat de producten in hoofdzaak tot esthetische verbeteringen leiden en los van een medische context kunnen worden gebruikt, bij voorbeeld in een schoonheidssalon, zonder dat daarbij een gezondheidswerker optreedt, wijst er daarentegen op dat deze producten niet bestemd zijn voor geneeskundige doeleinden. De afmetingen, het gewicht en de gebruikte technologie zijn niet doorslaggevend voor de indeling van producten, zoals die welke aan de orde zijn in het hoofdgeding, onder post 9018 van de gecombineerde nomenclatuur.

Gestelde vragen:

1)      Dienen de posten 9018 en 9019 van de [GN] aldus te worden uitgelegd dat de volgende, in de geneeskunde gebruikte apparaten daaronder kunnen worden ingedeeld: ‚UltraPulse Encore laser’-opzetstukken, ‚Light Sheer ST’, ‚IPL Quantum SR’ en de bijbehorende koppen ‚HR upgd for IPL Quantum’ en ‚DL upgd for IPL Quantumsystem’, verzorgingskoppen ‚Ultrashape contour I’, ‚IPL Quantum SR 560’ met toebehoren en ‚Ls-Duet’ met toebehoren, alsook ‚Lumenis M22’?

2)      Ingeval de posten 9018 en 9019 niet van toepassing zijn, kunnen die goederen dan worden ingedeeld onder post 8543 van de [GN]?

3)      Zo neen, onder welke andere post kunnen zij volgens de interpretatie van de [GN] worden ingedeeld?
LS&R 1078

Laboratorium met maximaal 50% zelfstandige kantoorruimte

Hof Amsterdam 24 februari 2015, LS&R 1078 (appellante tegen AMC)
Projectontwikkelaar spreekt het AMC aan wegens het niet nakomen van contractuele verplichtingen uit een overeenkomst tot ontwikkeling van een Laboratorium op het AMC-terrein te Amsterdam. Vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen.

3.11. [appellante] heeft zich kennelijk op enig moment op het standpunt gesteld dat zij op grond van de Samenwerkingsovereenkomst (en de concept-erfpachtakte van 10 mei 2006) de bevoegdheid had om zelfstandige kantoorruimte te realiseren binnen de te ontwikkelen gebouwen, en wel in die mate dat zij op zichzelf het gehele Laboratorium als kantoorruimte kon verhuren. In de visie van [appellante] gold daarbij geen andere beperking op het kantoorgebruik, dan voortvloeiend uit de toetsingscriteria voor gebruikers (bijlage 7). In die visie zou derhalve ook uitsluitend kantoorruimte kunnen worden gerealiseerd in SL Plaza, en in het geheel géén laboratoriumruimte.
Het hof onderschrijft deze visie niet. Zoals hiervoor is overwogen, blijkt uit bijlage 7, gelezen in samenhang met de Samenwerkingsovereenkomst, juist dat partijen voor ogen heeft gestaan dat het primair ging om de realisatie van laboratoriumruimte, en dat mogelijk te realiseren kantoorruimte ten dienste stond van die laboratoriumruimte. De onder punt 2 en 3 van de bedoelde bijlage genoemde criteria (zie bij r.o. 2.11) bieden ook nauwelijks ruimte voor zelfstandige kantoorruimte.
In dit licht moet de in de erfpachtaanbieding vervatte eis dat maximaal 50% zelfstandige kantoorruimte was toegestaan, in feite als een verruiming van de eisen voortvloeiend uit de Samenwerkingsovereenkomst worden beschouwd. Derhalve kan niet worden gesteld dat sprake is van een beperking van de mogelijkheden voor kantoorruimte, zoals die geboden werd door de Samenwerkingsovereenkomst, maar veeleer, zoals het AMC terecht aanvoert, als een nadere precisering van die mogelijkheden.
Het hof komt hiermee tot de conclusie dat de maximering van 50% zelfstandige kantoorruimte niet als strijdig met de Samenwerkingsovereenkomst kan worden aangemerkt, maar juist moet worden gezien als de maximaal haalbare verdeling op grond van die overeenkomst.

3.12. Evenmin kan worden geoordeeld dat het AMC stelselmatig heeft aangestuurd op het niet nakomen door haar van de Samenwerkingsovereenkomst, zoals [appellante] stelt in haar akte na enquête. Het moge zo zijn dat het AMC klaarblijkelijk haar handelen ten opzichte van respectievelijk het AMC en de gemeente niet optimaal heeft afgestemd - wat heeft geleid tot de nodige discussie met de gemeente -, maar het hof ziet onvoldoende basis voor de conclusie dat het AMC heeft aangestuurd op het niet nakomen van de Samenwerkingsovereenkomst.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het AMC herhaaldelijk heeft getracht de ontstane patstelling te doorbreken door [appellante] te vragen met een eigen voorstel te komen voor een voor haar aanvaardbare redactie van de erfpachtsvoorwaarden ten aanzien van het gebruik van SL Plaza, maar dat [appellante] daarop niet in wilde gaan.
LS&R 1076

Bevoegdheidsincident inzake gemodificeerd aardappelzetmeel

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 februari 2015, LS&R 1075; ECLI:NL:GHARL:2015:1148 (X tegen Saudi Aramco)
Bevoegdheid. Procesrecht. [X] produceert en levert gemodificeerd aardappelzetmeel dat gebruikt wordt bij het boren naar olie. Saudi Aramco exploiteert een oliemaatschappij en gebruikt gemodificeerd aardappelzetmeel bij het boren naar olie. Saudi Aramco heeft gebruik gemaakt van gemodificeerd aardappelzetmeel met de productnaam Emfloc MRE, dat geproduceerd is door [X]. Bevoegdheidsincident ex 6 Rv: Forum rei, Forum contractus, Forum delicti, Forum necessitatis, Forum arrest.

Forum rei
Ten aanzien van de in artikel 6 Rv opgenomen gronden voor internationale rechtsmacht geldt dat de wetgever deze heeft ontleend aan artikel 5 EEX-Verordening (Verordening (EG) nr. 44/2001, Pb EG L 12/2001) en de Nederlandse rechter bij de uitleg van artikel 6 Rv de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie over (de uitleg van) die bepaling kan betrekken (MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 102 – 103). De EEX-Verordening is (formeel) niet van toepassing omdat de verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een EEX-Staat.

Forum contractus
Volgens artikel 6, onderdeel a Rv is de Nederlandse rechter internationaal bevoegd in zaken betreffende verbintenissen uit overeenkomst, indien de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Ingevolge artikel 6a Rv geldt vervolgens dat, tenzij anders is overeengekomen, voor de koop en verkoop van roerende zaken de plaats van uitvoering in Nederland is gelegen indien de zaken volgens de overeenkomst in Nederland geleverd of geleverd hadden moeten worden.

Forum delicti
De vervangende schadevergoeding dient naar het oordeel van het hof, mede gelet op de uitleg die het Europese hof in het arrest van 6 oktober 1976, zk 14/76 (De Bloos/Bouyer), Jur. 1976, 1497, NJ 1977, 170, daaraan in het kader van artikel 5 sub 1 EEX-Vo heeft gegeven, beschouwd te worden als 'verbintenis uit overeenkomst' in de zin van artikel 6 onderdeel a Rv. Tot ‘verbintenissen uit overeenkomst’ worden namelijk niet alleen verplichtingen gerekend die rechtstreeks uit het contract voortvloeien, zoals de verplichting tot levering of betaling, maar ook de verplichtingen die in de plaats treden van de niet-nagekomen contractuele verplichtingen, zoals de verplichting tot schadevergoeding.

Met betrekking tot het onderscheid tussen de begrippen 'verbintenissen uit overeenkomst' en 'verbintenissen uit onrechtmatige daad' in artikel 5 punt 1 sub a en punt 3 EEX-Vo heeft het Europese hof zich op 13 maart 2014 in de zaak C-548/12 uitgelaten naar aanleiding van een aan het hof voorgelegde prejudiciële vraag.

Het onrechtmatig handelen dat appellant geïntimeerde verwijt - te weten het op onrechtmatige wijze beëindigen van een langdurige samenwerking - is een gedraging waarvan niet gezegd kan worden dat deze geen verband houdt met een verbintenis uit overeenkomst maar die, integendeel, redelijkerwijs kan worden gegrond op de rechten en plichten uit hoofde van de gestelde overeenkomst, zodat met die overeenkomst rekening moet worden gehouden om het geschil te beslechten. Het betreft derhalve een verbintenis uit overeenkomst in de zin van artikel 6 onderdeel a Rv en niet een verbintenis uit onrechtmatige daad in de zin van artikel 6 onderdeel e Rv.

Forum necessitatis
In het licht van de gemotiveerde betwisting door geïntimeerde heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat de rechtsgang in Saoedi Arabië voor handelsgeschillen als de onderhavige niet voldoet aan de minimum eisen die aan een behoorlijk rechtsgang gesteld mogen worden en dat zij daarin als westerse onderneming achtergesteld zou worden bij Saoedische bedrijven.

Forum arresti
Het forum arresti maakt inbreuk op de hoofdregel van het forum rei. Om die reden moet artikel 767 Rv terughoudend worden toegepast. De ratio van de slotzin van het artikel is misbruik te voorkomen: te voorkomen dat bevoegdheid wordt gevestigd door een derdenbeslag dat geen doel treft omdat de derde aan de debiteur niets verschuldigd is of niets van de debiteur onder zich heeft.
LS&R 1068

Stomavereniging, FHI en NEFEMED toegevoegd in aanbestedingsprocedure

Hof 's-Hertogenbosch 28 oktober 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4470 (CZ c.s. tegen Hollister)
Incidentele vordering tot voeging. Vgl. LS&R 978. Hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter waarin is geoordeeld dat drie zorgverzekeraars worden aangemerkt als aanbestedende dienst in de zin van de Aanbestedingswet. In de incidenten: laat de Nederlandse Stomavereniging, FHI en NEFEMED toe als gevoegde partijen aan de zijde van Hollister; en verwijst de zaak naar de rol.

LS&R 1066

Groothandel model voor levering geneesmiddelen strijd met Besluit en WOG

Hof Den Haag 16 september 2014, LS&R 1065; ECLI:NL:GHDHA:2014:2989 (Mediq tegen Esmilo)
Wet op de geneesmiddelenvoorziening. Definitie groothandel. Verwijzing na HR 1 juni 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BU5609). Levering geneesmiddelen. Verplicht de overeenkomst tot verboden prestatie? Artikel 37c De conclusie is dat het verbod in artikel 37c Besluit bereiding en aflevering van farmaceutische producten (oud) aan groothandelaren om geneesmiddelen van apothekers te betrekken, zag op de inkoop door groothandelaren bij apothekers. Het staat vast dat de overeenkomst bij gebreke van enig andere denkbare constructie niet anders dan volgens het met artikel 37c Besluit en met artikel 2 lid 1 onder d WOG strijdige model uitgevoerd had kunnen worden.

 

4. Het model waarop het oordeel van het hof Amsterdam is gestoeld behelst dat op naam van apotheken bij OPG Groothandel medicijnen besteld zouden worden en dat OPG Groothandel (een deel van de) door deze apotheken bestelde medicijnen rechtstreeks zou afleveren aan het samenwerkingsvehikel, groothandel Medimilo. (...)
6. Het hof Amsterdam heeft dit model in strijd met artikel 37c Besluit geoordeeld omdat apotheken daarin weliswaar niet in de fysieke distributieketen maar wel in de transactieketen voorkomen. Dit maakt dat Medimilo de medicijnen van de apotheken zou betrekken terwijl volgens artikel 37c Besluit een groothandel geneesmiddelen uitsluitend mocht betrekken van, voor zover hier relevant, een andere groothandel of van een fabrikant. De veronderstelling van de motiveringsklacht aan het slot van middelonderdeel 1.4.1, dat het hof eraan voorbijgezien heeft dat OPG Groothandel weliswaar de medicijnen namens de apotheken bij de fabrikanten zou inkopen maar deze rechtstreeks aan Medimilo zou afleveren, is ongefundeerd. Het hof Amsterdam heeft het gebod van artikel 37c Besluit aan de groothandelaar om geneesmiddelen uitsluitend van een andere groothandelaar of de fabrikant te betrekken uitgelegd als betrekking hebbende op reeds de aanschaf van de geneesmiddelen. Volgens ’s hofs uitleg van de stellingen van Esmilo aangaande het model zouden in dit model de apotheken de geneesmiddelen bij groothandel of eventueel fabrikant inkopen en zou Medimilo bijgevolg op haar beurt de geneesmiddelen bij deze apotheken inkopen.

8 (...) De definitie van groothandel in de beide richtlijnen luidt: “Groothandel in geneesmiddelen: iedere activiteit die erin bestaat geneesmiddelen aan te schaffen, te houden, te leveren of uit te voeren, uitgezonderd het verstrekken van geneesmiddelen aan het publiek.” (artikel 1 lid 2 van de richtlijn uit 1992 en artikel 1 sub 17 van de richtlijn uit 2001).
Volgens deze definitie kwalificeert de aanschaf van geneesmiddelen niet bestemd voor verstrekking aan het publiek, ongeacht of de partij die deze heeft aangeschaft de geneesmiddelen onder zich krijgt (houdt), derhalve reeds als groothandel.

(...)
De conclusie is dat het verbod in artikel 37c Besluit aan groothandelaren om geneesmiddelen van apothekers te betrekken zag op de inkoop door groothandelaren bij apothekers.

25.
Maar ook zonder het hiervoor besproken, op de schending van wetsbepalingen toegesneden verweer van Mediq dat Esmilo haar redelijkerwijs niet aan de overeenkomst kon houden, moet in het kader van grief 2 geoordeeld worden dat Mediq niet aansprakelijk is wegens haar niet-nakoming van de samenwerkingsovereenkomst. Zoals meermaals geconstateerd staat vast dat de overeenkomst bij gebreke van enig andere denkbare constructie niet anders dan volgens het met artikel 37c Besluit en met artikel 2 lid 1 onder d WOG strijdige model uitgevoerd had kunnen worden. Indien een overeenkomst verplicht tot een prestatie die slechts met overtreding van een wettelijk verbod verricht kan worden levert het wettelijk verbod een beletsel op voor de nakoming. Nakoming kan niet verlangd worden. Schadevergoeding ter zake de niet-nakoming is niettemin denkbaar, namelijk indien deze verhindering om na te komen toerekenbaar is aan de schuldenaar. Of dit zich voordoet is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Dat het gegeven dat de overeenkomst slechts volgens het met de wet strijdige model uitgevoerd kon worden aan Mediq toerekenbaar is, heeft Esmilo niet gesteld, maar is ook niet gebleken. Overigens en ten overvloede: deze stelling had Esmilo niet alsnog na verwijzing kunnen betrekken.
LS&R 1061

Tarief voor ambulance spoedvervoer

CBb 24 december 2014, LS&R 1061 (Coöperatie AmbulanceZorg Rotterdam Rijnmond tegen NZa)
Wet marktverordening gezondheidszorg. Beroep tegen een in bezwaar gehandhaafde tariefbeschikking. Tarief voor ambulance spoedvervoer. Appellante is een coöperatie die als leden heeft de voormalige vergunninghouders voor ambulancevervoer in de regio. Bij de vaststelling van het tarief voor ambulance spoedvervoer dat appellante voor 2013 in rekening mag brengen aan de zorgverzekeraars heeft NZa een korting verwerkt, waarbij de positieve opbrengstresultaten van de beide voormalige vergunninghouders op het budget voor 2013 in mindering zijn gebracht. Het College is van oordeel dat NZa in redelijkheid tot de onderhavige tariefbeschikking heeft kunnen besluiten.
Lees verder