DOSSIERS
Alle dossiers

mededinging  

LS&R 2230

Marktverkenning geeft geen onvolledig en vertekend beeld

College van Beroep voor het Bedrijfsleven 21 nov 2023, LS&R 2230; ECLI:NL:CBB:2023:637 (ChipSoft tegen ACM), https://lsenr.nl/artikelen/marktverkenning-geeft-geen-onvolledig-en-vertekend-beeld

College van Beroep voor het bedrijfsleven 21 november 2023, LS&R 2230; ECLI:NL:CBB:2023:637 (ChipSoft tegen ACM) In eerste aanleg stelde ChipSoft dat de ACM tekort is geschoten in het beschikbaar stellen van stukken die betrekking hebben op de zaak. De voorzieningenrechter oordeelde onder andere dat de ACM niet tekort is geschoten, waardoor het beroep van ChipSoft ongegrond werd verklaard [zie LS&R 2225].

LS&R 2225

Voorzieningenrechter verwerpt het beroep, openbaarmaking van rapport mag

Rechtbanken 14 dec 2021, LS&R 2225; ECLI:NL:RBROT:2021:13756 (ChipSoft tegen ACM), https://lsenr.nl/artikelen/voorzieningenrechter-verwerpt-het-beroep-openbaarmaking-van-rapport-mag

Vzr. Rb. Rotterdam 14 december 2021,LS&R 2225; ECLI:NL:RBROT:2021:13756 (ChipSoft tegen ACM) Op 18 juni 2021 heeft de ACM besloten tot openbaarmaking van een rapport genaamd “Een marktverkenning naar informatiesystemen en digitale gegevensuitwisseling in en met de Ziekenhuissector” (hierna: het rapport). De ACM heeft voor de openbaarmaking ten grondslag gelegd dat zij op grond van artikel 12w van de Instellingswet een discretionaire bevoegdheid heeft. ChipSoft heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

LS&R 1624

Prejudicieel gestelde vragen over pay-for-delay toetreding van generieken

Hof van Justitie EU 27 mrt 2018, LS&R 1624; (Generics (UK) e.a.), https://lsenr.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vragen-over-pay-for-delay-toetreding-van-generieken

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 27 maart 2018, IEF 17803; IEFbe 2631; LS&R 1624; C-307/18 (Generics (UK) e.a.) Mededinging. Octrooirecht. Via Minbuza: GlaxoSmithKline (GSK) is houder van een octrooi op een farmaceutisch geneesmiddel. Zij heeft een overeenkomst gesloten met verscheidene ondernemingen die een generieke versie van het geneesmiddel op de markt wilden brengen. Onder deze overeenkomst heeft GSK contanten of met contanten gelijk te stellen voordelen aan deze ondernemingen overgedragen als tegenprestatie voor het staken of uitstellen van hun inspanningen om met GSK te concurreren. De autoriteit voor mededinging en markten (hierna: CMA) heeft in een besluit bepaald dat GSK en de andere betrokken ondernemingen (hierna: appellanten) met hun overeenkomst verschillende wetten die zien op het mededingingsrecht hebben geschonden. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld. Appellanten voeren aan dat twee van de ondernemingen geen concurrenten waren van GSK en dat er daarom geen sprake is van overtreding van het verbod van artikel 101 VWEU. Daarnaast stellen zij dat iets alleen een pay-for-delay zaak is als verwacht wordt dat het octrooi de markttoetreding van een generiek geneesmiddel niet zou kunnen tegenhouden en dat als de initiërende onderneming in dit geval GSK, dan een groot bedrag aan de generieke concurrent overmaakt zodat hij van zijn betwisting afziet en buiten de markt blijft. Zij stellen ook dat de overeenkomsten mededingingsbevorderende effecten hebben zoals de levering van aanzienlijke hoeveelheden generiek geneesmiddel door GSK, voordelen voor groothandelaars en een kleine daling van de gemiddelde prijs die door de apotheken wordt betaald. Volgens de appellanten hangt de machtspositie van GSK samen met een incorrecte bepaling van de relevante productmarkt.

LS&R 1561

HvJ EU: Overeenkomst tussen farmaceutische groep is een mededingingsbeperking "naar strekking"

Hof van Justitie EU 23 jan 2018, LS&R 1561; ECLI:EU:C:2018:25 (F. Hoffmann-La Roche), https://lsenr.nl/artikelen/hvj-eu-overeenkomst-tussen-farmaceutische-groep-is-een-mededingingsbeperking-naar-strekking

HvJ EU 23 januari 2018, IEF 17451; IEFbe 2463; LS&R 1561; ECLI:EU:C:2018:25; C-179/16 (F. Hoffmann-La Roche) Mededingingsrecht. Uit het persbericht: The agreement between the pharmaceutical groups Roche and Novartis designed to reduce the use of Avastin in ophthalmology and to increase the use of Lucentis might constitute a restriction of competition ‘by object’

LS&R 1422

Hogere voorziening tegen mededingingsrechtelijk besluit vanwege octrooischikkingen met Lundbeck

Hof van Justitie EU 25 nov 2016, LS&R 1422; (Xellia c.s. tegen Europese Commissie), https://lsenr.nl/artikelen/hogere-voorziening-tegen-mededingingsrechtelijk-besluit-vanwege-octrooischikkingen-met-lundbeck

Hogere voorziening HvJ EU 25 november 2016, IEF 16559; IEFbe 2077; C-611/16 P (Xellia c.s. tegen Europese Commissie) en vgl. C-586/16 P (Sun Pharmaceutical) Octrooirecht. Mededingingsrecht. Beperking markttoegang vanwege bestaande octooirechten. Tot staving van de hogere voorziening voeren rekwirantes negen gronden aan, gebaseerd op onjuiste rechtsopvattingen van het Gerecht. Het Gerecht heeft de verkeerde juridische maatstaf toegepast om te beoordelen of Alpharma een potentiële concurrent was in de context waarin haar producten inbreuk maakten op Lundbecks octrooien. Bij het ontbreken van bewijs dat Lundbecks octrooien zwak waren, moeten de octrooien worden vermoed geldig te zijn en moet toetreding tot de markt met een inbreukmakend product worden geacht onwettig zijn.

Hoewel het Gerecht erkent dat Alpharma pas vlak voor de schikking ontdekte dat Lundbecks octrooi zou worden verleend en dat haar producten inbreuk maakten op Lundbecks octrooien, heeft het verzuimd te beoordelen of de Commissie had bewezen dat toetreding tot de markt voor Alpharma een economisch haalbare strategie bleef in het licht van deze bijkomende belemmeringen voor toegang. In plaats daarvan steunde het Gerecht op bewijs dat niet in het litigieuze besluit was genoemd en heeft het ten onrechte de bewijslast naar rekwirantes verschoven, opdat zij de stelling van de Commissie weerleggen dat Alpharma een potentiële concurrent was.

LS&R 1408

Fibrant mag afspraken maken over verkoop en levering ammoniumsulfaat voor na de afloop distributieovereenkomst

Rechtbank Limburg 22 dec 2016, LS&R 1408; ECLI:NL:RBLIM:2016:11203 (CPH Chemicals tegen Fibrant), https://lsenr.nl/artikelen/fibrant-mag-afspraken-maken-over-verkoop-en-levering-ammoniumsulfaat-voor-na-de-afloop-distributieov

Vzr. Rechtbank Limburg 22 december 2016, IEF 16479; LS&R 1408; ECLI:NL:RBLIM:2016:11203 (CPH Chemicals tegen Fibrant) Als randvermelding. Contractenrecht. Opzegging distributieovereenkomst. Oorspronkelijke overeenkomst niet vervallen, maar later gewijzigd en aangevuld. Fibrant is producent van onder meer technical ammoniumsulfaat (TAS), voor kunstmest. CPH is een groothandel. Partijen hebben een Memorandum of Understanding ondertekend. Aan eerdere opzegging wordt geen gevolg gegeven (opzegtermijn van 18 maanden tegen eind van het jaar), de latere opzegging is rechtsgeldig. Fibrant dient de overeenkomst tot en met 31 december 2017 onverkort en te goeder trouw na te komen. Het staat de producent vrij om na afloop van de overeenkomst in concurrentie te treden met de distributeur. Fibrant mag gedurende de resterende looptijd van de overeenkomst met potentiële klanten overleg voeren en afspraken maken over verkoop en levering in de periode na afloop van de overeenkomst.

LS&R 1400

Prejudiciële vragen aan HvJ EU over bevoegdheid autoriteit om autonoom de aanvangsdatum van de gegevensbeschermingsperiode van het referentiegeneesmiddel te onderzoeken

Hof van Justitie EU 31 okt 2016, LS&R 1400; C-557/16 (Astellas Pharma tegen Helm), https://lsenr.nl/artikelen/prejudici-le-vragen-aan-hvj-eu-over-bevoegdheid-autoriteit-om-autonoom-de-aanvangsdatum-van-de-gegev

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 31 oktober 2016, LS&R ; C-557/16 (Astellas Pharma tegen Helm) Op 19-07-2005 heeft de DUIaut voor geneesmiddelen in het kader van een versnelde procedure op grond van de DUI wettelijke regeling aan verzoekster een vergunning afgegeven voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Ribomustin, met als werkzame stof bendamustine. Verzoekster heeft vervolgens van de FRAaut op grond van artikel 28.3 van RL 2001/83 een vergunning gekregen voor het in de handel brengen van Levact, waarvan de werkzame stof ook bendamustine is maar waarvan de therapeutische indicatie licht afwijkt van die van Ribomustin. Verweerster Helm vraagt vervolgens 07-11-2012 om een vergunning op grond van artikel 28.3 van de RL voor het in de handel brengen van Alkybend waarbij DEN referentieLS is en FIN en NOO als betrokken LS. Alkybend wordt aangeduid als een generiek geneesmiddel in de zin van artikel 10.1 van de RL, en de werkzame stof is Bendamustine hydrochloride. Levact wordt als referentiegeneesmiddel genoemd. In de afsluitende rapportage stellen de DENaut 17-01-2014 dat gelet op het einde van de gegevensbeschermingsperiode Ribomustin moet worden beschouwd als referentiegeneesmiddel en niet Levact waarvoor de gegevensbeschermingsperiode zou zijn verstreken in die staten waar een periode van zes jaar geldt. De vergunning voor Levact moet worden beschouwd als onderdeel van de algemene vergunning voor het in de handel brengen van Ribomustin.

LS&R 1325

Prejudiciële vragen HvJ EU: Zijn partijen concurrenten als de licentienemer enkel via die licentieovereenkomst actief is op de relevante markt

Hof van Justitie EU 3 dec 2015, LS&R 1325; (Hoffmann-La Roche), https://lsenr.nl/artikelen/prejudici-le-vragen-hvj-eu-zijn-partijen-concurrenten-als-de-licentienemer-enkel-via-die-licentieove

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 3 december 2015; IEF 15961; LS&R 1325 ; IEFbe 1805; C-179/16 (F. Hoffmann-La Roche)
Mededingingsrecht. Via MinBuza: De Italiaanse mededingingsautoriteit (AGCM, verweerster) heeft bij besluit van 27 februari 2014 vastgesteld dat de vier verzoeksters in deze zaak (Hoffmann-La Roche, La Roche, Novartis en Novartis Farma) een mededingingsbeperkend kartel in het leven hadden geroepen voor bepaalde geneesmiddelen (bewerkstelligen van een kunstmatige ‘differentiatie’). Verzoeksters krijgen een boete opgelegd. (...) Het geneesmiddel waar het hier om gaat is ontwikkeld door Genentech, dat onder controle staat van de Rochegroep. De geschiedenis daarvan wordt uiteengezet in de punten 4 – 10 van de verwijzingsbeschikking. Genentech verhandelt haar producten uitsluitend in de VS, en heeft licenties afgegeven, in eerste instantie aan zusterbedrijf Roche maar omdat Roche zich voornamelijk op oncologische geneesmiddelen concentreert (Avastin, tegen tumoren) heeft Genentech voor het andere product (Lucentis, een oftalmologisch middel tegen een oogkwaal) licentie gegeven aan Novartis voor het in de handel brengen in de rest van de wereld.

LS&R 1272

Calcium bruistablet valt onder post 3004 van de nomenclatuur

HvJ EU 25 februari 2016, LS&R 1272; C-124/15; ECLI:EU:C:2016:87 (Salutas Pharma tegen Hauptzollamt Hannover)
Prejudiciële verwijzing (minbuza) - Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefindeling - Gecombineerde nomenclatuur - Post 3004 - Bruistabletten met een calciumgehalte van 500 mg - Gehalte aan een stof per aanbevolen dagelijkse dosis dat aanzienlijk hoger is dan de voor het behoud van de algemene gezondheid of het welzijn aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. Het Hof verklaart voor recht:

De gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij [verordening (EEG) nr. 2658/87] met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versie van verordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011, moet aldus worden uitgelegd dat een product zoals bruistabletten met een calciumgehalte van 500 mg per tablet, die worden gebruikt ter voorkoming en behandeling van een calciumtekort en ter ondersteuning van een speciale therapie ter voorkoming en behandeling van osteoporose en waarvoor op het etiket voor volwassenen een maximale dagelijkse dosis van 1 500 mg wordt aanbevolen, valt onder post 3004 van die nomenclatuur.

 

Gestelde vraag:

Moet de [GN] aldus worden uitgelegd dat bruistabletten met een calciumgehalte van 500 mg per tablet, die worden gebruikt ter voorkoming en behandeling van een calciumtekort en ter ondersteuning van een speciale therapie ter voorkoming en behandeling van osteoporose en waarvoor op het etiket voor volwassenen een maximale dagelijkse dosis van 3 tabletten (= 1 500 mg) wordt aanbevolen, onder postonderverdeling 3004 90 00 moeten worden ingedeeld?
LS&R 1269

Geen onrechtmatige concurrentie medische hulpmiddelenmarkt

Vzr. Rechtbank Limburg 11 februari 2016, LS&R 1269; ECLI:NL:RBLIM:2016:1190 (Medpace medical device tegen Medq consultants)
Onrechtmatig handelen/verrichten concurrerende werkzaamheden. Medewerkers (gedaagden) nemen ontslag en beginnen eigen, op bedrijf van vorige werkgever lijkende onderneming. Eiseres, voormalig werkgever, verwijt gedaagden door gebruik te maken van informatie en documenten van eiseres concurrerend te handelen, althans onrechtmatig te handelen alsook het actief benaderen van klanten van eiseres. Eiseres vordert onder verbeurte van een dwangsom afgifte van deze documenten én een bevel om verdere activiteiten dienaangaande en het actief benaderen van klanten stop te zetten.

Niet weersproken wordt noch door bescheiden gestaafd weerlegt het verweer van gedaagden dat informatie en documenten vrijelijk op internet zijn te verkrijgen en dat klanten van eiseres uit eigener beweging zich tot gedaagden hebben gewend. Vordering wordt afgewezen met veroordeling van eiseres in de kosten van de procedure.

4.1. Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, moet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat Medpace het gelijk aan haar zijde zal krijgen als één van de partijen een bodemprocedure begint, en moet Medpace er spoedeisend belang bij hebben dat op het oordeel in de bodemprocedure vooruit wordt gelopen. Daarbij dient de voorzieningenrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte onderzoeksmogelijkheden die het kort geding hem biedt, aangezien formele bewijslevering in deze procedure in beginsel niet plaatsvindt.

4.2. Uit de aard van de vordering acht de voorzieningenrechter het door Medpace gestelde spoedeisende belang aannemelijk.

4.3. Of Medpace het gelijk aan haar zijde zal krijgen in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure wordt - gelet op het over een weer gestelde - naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter betwijfeld.
Daarbij laat de voorzieningenrechter thans in het midden of Medpace wel of niet ontvankelijk is. Immers, niet is komen vast te staan dat de documenten en informatie zoals gesteld door Medpace en gebruikt door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] uniek én eigendom zijn/waren van Medpace. Medpace kan, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] c.s., niet volstaan met alleen het blote stellen dat de onderwerpelijke documenten haar eigendom waren/zijn en dat deze uniek zijn. Zeker, nu naar onweersproken is komen vast te staan, de documenten en informatie vrijelijk via internet kunnen worden verkregen.
Daarnaast ontbreekt iedere verdere onderbouwing van de gestelde concurrerende activiteiten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met klanten van Medpace noch dat daarbij het initiatief zou zijn uitgegaan van [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] . Zo zijn er geen verklaringen van die klanten of andere gegevens waaruit kan worden afgeleid dat de beweringen van Medpace juist zijn, althans het verweer van [gedaagden] c.s. niet klopt.

4.4. Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat niet, althans onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagden] c.s. de haar verweten onrechtmatige gedragingen hebben gepleegd en dat deze een voldoende grondslag vormen om het gevorderde toe te wijzen. De gevorderde voorzieningen worden daarom afgewezen.

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 1 - 10 van 32