Gepubliceerd op donderdag 18 januari 2024
LS&R 2225
Rechtbanken ||
14 dec 2021
Rechtbanken 14 dec 2021, LS&R 2225; ECLI:NL:RBROT:2021:13756 (ChipSoft tegen ACM), https://lsenr.nl/artikelen/voorzieningenrechter-verwerpt-het-beroep-openbaarmaking-van-rapport-mag

Voorzieningenrechter verwerpt het beroep, openbaarmaking van rapport mag

Vzr. Rb. Rotterdam 14 december 2021,LS&R 2225; ECLI:NL:RBROT:2021:13756 (ChipSoft tegen ACM) Op 18 juni 2021 heeft de ACM besloten tot openbaarmaking van een rapport genaamd “Een marktverkenning naar informatiesystemen en digitale gegevensuitwisseling in en met de Ziekenhuissector” (hierna: het rapport). De ACM heeft voor de openbaarmaking ten grondslag gelegd dat zij op grond van artikel 12w van de Instellingswet een discretionaire bevoegdheid heeft. ChipSoft heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

ChipSoft stelt dat de ACM tekort is geschoten in het beschikbaar stellen van stukken die betrekking hebben op de zaak. Daarbij stelt ChipSoft dat het dossier onder andere moet bestaan uit stukken van alle contacten tussen de ACM. De voorzieningenrechter oordeelt dat de ACM niet tekort is geschoten met betrekking tot het indienen van stukken die betrekking hebben op de zaak. Om die reden hoeven de verzochte stukken niet worden toegevoegd aan het dossier. Voorts stelt ChipSoft dat het rapport feitelijke onjuistheden bevat. Wat betreft de aangegeven feitelijke onjuistheden merkt de voorzieningenrechter op dat veel van de bezwaren van ChipSoft gericht zijn op de aard van het uitgevoerde onderzoek zelf. Bijlage 4 van het verzoekschrift behandelt voornamelijk niet de feitelijke onjuistheden, maar richt zich eerder op de interpretatie die ChipSoft geeft aan de antwoorden die naar voren zijn gekomen in de enquêtes en interviews. Dit geldt ook voor de omvang van het uitgevoerde onderzoek. Op grond van het voorgaande verklaart de voorzieningenrechter het beroep ongegrond. 

25. Met betrekking tot de gestelde feitelijke onjuistheden merkt de voorzieningenrechter op dat veel kanttekeningen van eiseres zien op het onderzoek als zodanig. Ook bijlage 4 bij het verzoekschrift ziet grotendeels niet op feitelijke onjuistheden, maar op waardering van eiseres van de antwoorden die naar voren zijn gekomen in de enquêtes en interviews en op de omvang van het onderzoek. De omstandigheid dat eiseres een breder marktonderzoek wenst waarbij klemmende wetgeving en ook het gedrag van ziekenhuizen wordt beoordeeld, maakt niet dat KPMG bevooroordeeld te werk is gegaan. De voorzieningenrechter volgt evenmin de stelling van eiseres dat de vermelding in het KPMG-rapport van het marktaandeel van eiseres niets met het onderwerp van het onderzoek van doen heeft. De omstandigheid dat eiseres een marktaandeel heeft van 67% is immers een relevant gegeven bij een marktverkenning.