Gepubliceerd op woensdag 9 juli 2025
LS&R 2306
Rechtbank Amsterdam ||
9 jul 2025
Rechtbank Amsterdam 9 jul 2025, LS&R 2306; ECLI:NL:RBAMS:2025:4738 (Stichting Farma ter Verantwoording tegen AbbVie), https://lsenr.nl/artikelen/geen-belang-bij-normstellende-verklaring-voor-recht-rechtbank-wijst-vordering-ftv-af

Geen belang bij normstellende verklaring voor recht: rechtbank wijst vordering FTV af

Rb. Amsterdam 9 juli 2025, LSR 2306; ECLI:NL:RBAMS:2025:4738 (Stichting Farma ter Verantwoording tegen AbbVie). Stichting Farma ter Verantwoording (hierna: FTV) zet zich sinds 2018 in voor eerlijke en duurzame toegang tot geneesmiddelen en medische technologie. Zo hecht FTV bijvoorbeeld waarde aan eerlijke prijzen voor geneesmiddelen. Volgens FTV heeft AbbVie, een geneesmiddelenfabrikant, jarenlang een excessieve prijs voor het medicijn Humira gerekend en buitensporige winst gemaakt. Humira is eerst goedgekeurd voor de behandeling van reumatoïde artritis en inmiddels kan het worden ingezet bij de behandeling van zestien auto-immuunziekten. Humira is in 2012 intramuraal gekwalificeerd, dus het voorschrijven vindt plaats door een arts in het ziekenhuis en het medicijn behoort tot het basispakket en wordt dus vergoed door zorgverzekeraars.

In deze procedure vordert FTV voor recht te verklaren dat AbbVie onrechtmatig heeft gehandeld door het schenden van onder meer artikel 2 EVRM en door misbruik te maken van haar economische machtspositie (artikel 102 VWEU). De excessieve prijs heeft volgens FTV geresulteerd in ongerechtvaardigde verdringing van andere wettelijk verzekerde basiszorg. AbbVie voert het verweer dat ze met de prijsstelling van Humira in overeenstemming met het Nederlandse zorgstelsel heeft gehandeld, zonder mensenrechten te schenden of het mededingingsrecht te overtreden. Volgens haar is er geen sprake van vermijdbare verdringing van de basiszorg, zijn de door FTV berekende winstmarges onjuist en is het mededingingsrecht verkeerd toegepast. Bovendien betoogt AbbVie dat FTV geen belang heeft bij haar vordering, omdat toewijzing daarvan de doelgroep niet zou helpen.

De rechtbank oordeelt dat niet ter discussie staat dat AbbVie zich heeft bewogen binnen de grenzen van de wettelijke voorschriften. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat FTV onvoldoende belang heeft bij haar vorderingen, zoals bedoeld in artikel 3:303 BW. In deze procedure gaat het om het belang van alle personen die aanspraak (kunnen) maken op wettelijk verzekerde basiszorg in Nederland. Ten behoeve van hen heeft FTV de rechtsvordering ingesteld. FTV vordert verklaring voor recht, maar dit levert geen concreet rechtsgevolg op voor de groep namens wie ze optreedt. Het verkrijgen van algemene normen, die in toekomstige gevallen voor AbbVie gelden bij het bepalen van de prijs, zonder dat die normen concrete gevolgen hebben voor de groep namens wie FTV optreedt, vormt dus geen belang in de zin van artikel 3:303 BW. De rechtbank verklaart FTV niet-ontvankelijk in haar vorderingen.

5.8. Uit de stellingen van FTV blijkt expliciet dat zij met haar vordering ook niet beoogt om schadevergoeding te verkrijgen. Integendeel, FTV wenst het vermogensrechtelijke gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van AbbVie juist niet in deze procedure te betrekken. Indien in deze procedure wordt geoordeeld dat AbbVie onrechtmatig heeft gehandeld, is het volgens FTV daarna aan zorgverzekeraars en/of ziekenhuizen om aan de hand van dat oordeel vergoeding van AbbVie te verkrijgen van het nadeel dat zij hebben geleden doordat zij jarenlang teveel hebben betaald voor Humira. Dat door FTV gestelde belang van zorgverzekeraars en/of ziekenhuizen bij de in deze procedure namens de nauw omschreven groep gevorderde verklaring voor recht betreft een belang van derden en is dus niet rechtstreeks ten bate van de rechtsverhouding tussen de nauw omgeschreven groep en AbbVie die in deze procedure aan de orde is. De hoop van FTV op een indirect gunstig effect van een uitspraak in deze procedure voor zorgverzekeraars en/of ziekenhuizen is onvoldoende om een belang als bedoeld in artikel 3:303 BW aan te nemen voor de nauw omschreven groep.

5.9. Relevant is ook dat de verklaring voor recht die FTV vordert betrekking heeft op het gestelde onrechtmatig handelen van AbbVie gedurende een inmiddels afgesloten periode (ruimschoots) in het verleden. De vaststelling dat AbbVie in die periode onrechtmatig heeft gehandeld zal dus evenmin leiden tot een verandering in de rechtsverhouding tussen de nauw omschreven groep en AbbVie doordat met die vaststelling niet wordt bewerkstelligd dat aan het voortduren van het onrechtmatig handelen een einde wordt gemaakt. Daarin schuilt dus evenmin een belang van FTV bij haar rechtsvordering.