Gepubliceerd op maandag 24 augustus 2015
LS&R 1164
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Ontzegging inschrijving BIG register door verstoring professionele zorgverleningsrelatie

Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 20 augustus 2015, LS&R 1164 (X tegen Verpleegkundige)
Klacht tegen verpleegkundige. De aangeklaagde verpleegkundige was werkzaam in de thuiszorg. Hij heeft zowel bij een cliënte met de ziekte van Huntington als bij een cliënte die leed aan een vorm van dementie meerdere malen seksueel grensoverschrijdend vertoond. Hij is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld tot ontzetting van het recht om beroepen in de gezondheidszorg/maatschappelijke zorg uit te oefenen voor de duur van 3 jaar. Voorts is de inschrijving in het BIG register inmiddels verlopen. De Inspectie verwijt de aangeklaagde verpleegkundige te handelen in strijd met de eerste tuchtnorm door overschrijding van de grenzen van de professionele zorgverleningsrelatie t.o.v. aan zijn zorgen toevertrouwde cliënten door zich meerdere malen schuldig te maken aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond, zonder oplegging van maatregel. Het hoger beroep van de Inspectie is gericht tegen de omstandigheid dat het Regionaal Tuchtcollege heeft nagelaten een maatregel op te leggen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing voor zover het Regionaal Tuchtcollege heeft nagelaten een maatregel op te leggen en legt de verpleegkundige opnieuw rechtdoende de maatregel op van ontzegging van het recht om weer in het register te worden ingeschreven.

Beoordeling hoger beroep
4.4 Zoals het Centraal Tuchtcollege heeft overwogen in de uitspraak van 10 april 2014 nr. C2013.226 (ECLI:NL:TGZCTG:2014:126) onderkent het College dat degene aan wie een tuchtmaatregel wordt opgelegd deze maatregel als een straf ervaart als gevolg van de met de maatregel noodzakelijkerwijs gepaard gaande toevoeging van leed en mogelijk ander nadeel. Hoewel verzachtende omstandigheden kunnen worden meegewogen om een lichtere maatregel op te leggen die minder leed en nadeel toevoegt, moet bij de keuze van de in het gegeven geval meest passende en geboden maatregel de preventieve effectiviteit van de op te leggen maatregel leidend zijn. Dat wil zeggen: een maatregel die in de gegeven omstandigheden en gelet op de aard en de ernst van de aan de aangeklaagde tuchtrechtelijk verweten gedragingen naar verwachting het meeste effect zal sorteren om herhaling van dat gedrag te voorkomen. Dit betekent dat verzachtende omstandigheden, die grond vormen om leedtoevoeging die met de maatregel gepaard gaan te beperken, bij de keuze van de op te leggen maatregel weliswaar kunnen meewegen maar niet voorop behoren te staan.

4.5 Toegespitst op de gedragingen van de soort die in de onderhavige zaak aan de verpleegkundige worden verweten, wordt het volgende overwogen. Uit een oogpunt van een adequate zorgverlening door zorgverleners die integer en betrouwbaar dienen te zijn    voor de – zich veelal in een kwetsbare positie bevindende – zorgbehoevenden, zijn naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege de aan de verpleegkundige verweten gedragingen zodanig strijdig met hetgeen van een integere en betrouwbare zorgverlener verwacht mag worden, dat een maatregel passend en geboden is die erop gericht is om te voorkomen dat zorgbehoevenden nog verder aan dat gedrag van die zorgverlener worden blootgesteld. 

4.7 Vast staat dat de inschrijving van verweerder in het BIG-register met ingang van 11 januari 2014 is beëindigd doordat verweerder geen gehoor heeft gegeven aan de oproep tot herregistratie. Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het Centraal Tuchtcollege ervan overtuigd geraakt dat verweerder voordien al actief getracht heeft zijn registratie in het BIG-register ongedaan te maken, doch dat hij hierin vanwege redenen die buiten zijn macht lagen niet geslaagd is. Ter terechtzitting heeft verweerder, die zich kwetsbaar en coöperatief opstelde, verklaard nooit meer als zorgverlener in contact te willen komen met patiënten. Tevens heeft hij verklaard geen bezwaar te hebben tegen een maatregel inhoudende de ontzegging van het recht om wederom in het register te worden ingeschreven. Zijn enige bezwaar betreft de publicatie van de beslissing. 

4.8 Met inachtneming van de hiervoor onder 4.4 en 4.5 weergegeven uitgangspunten, en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verweerder, zoals zijn leeftijd en zijn perspectieven op de arbeidsmarkt, die ten opzichte van de norm die hij geschonden heeft van onvoldoende gewicht zijn, is naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege het opleggen van de zwaarste maatregel in dit geval passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat sprake is geweest van zeer ernstig grensoverschrijdend gedrag van verweerder jegens zeer kwetsbare patiënten waardoor het vertrouwen in hem als zorgverlener ernstig is geschaad. Ook heeft hij met zijn handelen het vertrouwen in de beroepsgroep beschaamd. Voorkomen dient te worden dat verweerder zich op enig moment weer kan laten inschrijven in het register. Mede gelet op het bepaalde in artikel 48, derde lid, van de Wet BIG zal verweerder dan ook de maatregel van ontzegging van het recht om weer in het register te worden ingeschreven worden opgelegd.