HvJ EU: Zuiver plantaardige producten mogen in beginsel niet worden afgezet onder benamingen zoals melk, room, boter, kaas of yoghurt
HvJ EU 14 juni 2017, IEF 16863; IEFbe 2202; LS&R 1464; ECLI:EU:C:2017:458; C-422/16 (TofuTown) Merknamen. Verkoopbenaming. Verzoekster is een vennootschap die vegetarische/vegane levensmiddelen produceert en distribueert onder benamingen als Tofubutter, pflanzenkäse, veggie-cheese e.d.. Uit het persbericht: Zuiver plantaardige producten mogen in beginsel niet worden afgezet onder benamingen zoals „melk”, „room”, „boter”, „kaas” of „yoghurt”, die door het Unierecht worden voorbehouden aan producten van dierlijke oorsprong Dit geldt ook wanneer die benamingen worden vervolledigd door verduidelijkende of beschrijvende aanvullingen die wijzen op de plantaardige oorsprong van het betrokken product. Er bestaat echter een lijst met uitzonderingen. HvJ EU (Duits):
GGD moet patiëntendossier afgeven maar wel identiteit melders maskeren
Rechtbank Noord-Holland 12 april 2017, LS&R 1462; ECLI:NL:RBNHO:2017:2838 (X tegen GGD) Privacy. Eiser vordert dat de GGD wordt veroordeeld een afschrift van zijn volledige patiëntendossier aan hem te sturen na weigering op grond van 7:456 BW en 5.3.2 lid 4 Wmo 2015. De vordering wordt door de rechtbank toegewezen met opdracht om gegevens die identiteit melder of melders duidelijk maken te maskeren.
Oppositie VSY tegen octrooi intra-oculaire lens Carls Zeiss afgewezen
Rechtbank Den Haag 7 juni 2017, IEF 16848; LS&R 1461; ECLI:NL:RBDHA:2017:6136 (Carl Zeiss Meditec tegen VSY) Carl Zeiss houdt zich bezig met het ontwikkelen en verhandelen van lenzen, waaronder zogenaamde intra-oculaire lenzen. Dit is een kunstlens die in het menselijk oog wordt geïmplanteerd. Carl Zeiss is houder van het Europese octrooi EP2377493 op een intra-oculaire lens.
Tegen het octrooi is oppositie ingesteld door VSY. Door VSY wordt een intra-oculaire lens op de markt gebracht onder de naam Tri-ED 611. Rechtbank oordeelt dat de lens van gedaagden valt onder de beschermingsomvang van het octrooi van Carl Zeiss. Het Nederlandse deel is geldig: nawerkbaar, nieuw en inventief. Provisioneel inbreukverbod in afwachting nietigheidsoordeel van de buitenlandse delen.
Executeur moet medewerking verlenen aan dna-onderzoek overleden fertiliteitsarts door afgifte goederen
Vzr. Rechtbank Rotterdam 2 juni 2017, LS&R 1460; ECLI:NL:RBROT:2017:4250 (Fertiliteitsarts) Kort geding. Vermoeden ontstaan dat de (inmiddels overleden) arts zijn eigen sperma heeft gebruikt als donor. Eisers vorderen afgifte van persoonlijke voorwerpen ten behoeve van dna onderzoek naar de overleden fertiliteitsarts. Sprake van spoedeisend belang wordt aangenomen evenals een begin van bewijs dat fertiliteitsarts zijn eigen sperma heeft gebruikt. Niet uit te sluiten valt dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat eisers, na een in hun voordeel uitvallende belangenafweging, een succesvol beroep op artikel 7 IVRK en/of artikel 8 EVRM zal kunnen doen, al dan niet gekoppeld aan het leerstuk van de onrechtmatige daad en de wanprestatie. Er is dus een juridische grondslag voor de vordering die beperkt en onder voorwaarden wordt toegewezen. De executeur zal daarom worden veroordeeld om volledige medewerking te verlenen aan een dna-onderzoek, voor zover dat ziet op afgifte van de beslagen goederen ten behoeve het laten nemen van dna-monsters en het laten testen daarvan.
Oogarts aansprakelijk wegens onzorgvuldige behandeling
Rechtbank Amsterdam 19 april 2017, LS&R 1459; ECLI:NL:RBAMS:2017:3782 (Implantlenzen) Gezondheidsrecht. Onzorgvuldig handelen oogarts. Eiseres heeft bij Stichting Oogzorg Amstelveen een behandelovereenkomst gesloten tot het plaatsen van implantlenzen. Stichting dreef de kliniek Eye-Q-Vision B.V. Eiseres heeft gedaagden aansprakelijk gesteld voor de vervolgens opgelopen schade aan haar ogen. De lenzen zijn uiteindelijk weer verwijderd. Nu er geen overeenkomst is gesloten met de gedaagden maar met de stichting kan geen sprake zijn van een toerekenbare tekortkoming. Er is wel sprake van onrechtmatig handelen van gedaagde jegens eiseres. Op grond van de onzorgvuldige geneeskundige behandeling is gedaagde aansprakelijk voor de schade.
Geen aansprakelijkheid ziekenhuis door gebrekkige implantaten
Rechtbank Limburg 31 mei 2017, LS&R 1458; ECLI:NL:RBLIM:2017:4981 (PIP-implantaten II) Zie ook vgl. LS&R 1456. PIP-borstimplantaten. Tevens geen aansprakelijkheid ziekenhuis voor gebrekkige hulpzaken (artikel 6:77 BW). De rechtbank acht, daargelaten of de gebruikte implantaten de door eiseres gestelde gebreken hebben en of deze de door eiseres gestelde gezondheidsklachten hebben veroorzaakt, het ziekenhuis niet aansprakelijk voor het gebruik van de PIP-borstimplantaten. Naar het oordeel van de rechtbank zou het onredelijk zijn de beweerde gebrekkigheid aan het ziekenhuis toe te rekenen.
Medische aansprakelijkheid ziekenhuis na overlijden patiënt na operatie ileus
Rechtbank Den Haag 17 mei 2017, LS&R 1457; ECLI:NL:RBDHA:2017:5685 (X tegen Stichting Reinier Hagagroep) Verbintenissenrecht. Medische aansprakelijkheid ziekenhuis jegens erfgenamen na overlijden patiënt na operatie aan een ileus. Er was sprake van een beroepsfout preoperatief van de arts door de patiënt niet eerder op te nemen ter onderzoek en behandeling en postoperatief van chirurg door na te laten, na bekend raken met uitslag CT-scan, intensivist te raadplegen en patiënt te laten opnemen op de IC-afdeling. Verhouding beoordeling civiele rechter op grond van artikel 7:453 BW en uitspraken tuchtrechter. Proportionele aansprakelijkheid ziekenhuis. Attributief risico van 60%.
Gebrekkige implantaten kunnen niet worden toegerekend aan hulpverlener
Rechtbank Amsterdam 24 mei 2017, LS&R 1456; ECLI:NL:RBAMS:2017:3491 (PIP-implantaten) Verbintenissenrecht. Eiseres heeft borstimplantaten laten plaatsen van ht merk M-implants. Gebruik van de ongeschikte hulpzaak (PIP-implantaten) en de daardoor ontstane tekortkoming kan niet worden toegerekend aan de hulpverlener omdat de arts dit gebrek niet had kunnen kennen. Informed consent: niet is onderbouwd dat aan de informatieplicht niet is voldaan. De vorderingen van eiseres worden afgewezen.
Dat het Medisch centrum over octrooi-revenuen gaat, is geen besluit van Universiteit Leiden
Centrale Raad van Beroep 20 april 2017, IEF 16831; LS&R 1455; ECLI:NL:CRVB:2017:1534 (Medisch centrum octrooi-revenuen) Als randvermelding. Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar. Bij brief heeft appellante het college van bestuur van de Universiteit Leiden te kennen gegeven in overleg te willen treden over de mogelijkheden om de Uitvindersregeling. De kwestie is overgedragen aan het Medisch centrum en het college wijst appellante erop dat zij, als zij meent aanspraak te kunnen maken op revenuen van het gevestigde octrooi, zich tot haar (voormalige) werkgever, het [Medisch centrum], dient te wenden. De Raad is met de rechtbank en het college van oordeel dat de mededelingen in de brief van 30 oktober 2014 niet kunnen worden aangemerkt als (publiekrechtelijke) rechtshandelingen, nu zij niet op enig rechtsgevolg zijn gericht.
Prejudiciële vraag of Zweedse zuigtabak in het Verenigd Koninkrijk in de handel mag worden gebracht
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 9 maart 2017, LS&R 1454; RB 2869; C-151/17(Zuigtabak) Verzoekster is een ZWE NV die haar omzet haalt uit ‘rookloze tabaksproducten’ waaronder ‘snus’ (zuigtabak). Verweerder is VK MinVWS en interveniënte in de zaak is de New Nicotine Alliance (NNA). In een nieuwe VK-regeling (in werking 20-05-2016, de uitvoering van RL 2014/40) is het produceren of leveren van tabak voor oraal gebruik verboden. Van dit verbod is ZWE uitgezonderd. Verzoekster stelt 30-06-2016 een vordering in waarmee zij tegen de VK-regeling opkomt. NNA is een geregistreerde liefdadigheidsinstelling die zich inzet voor de volksgezondheid. Zij tracht tabaksschade te beperken, dat wil zeggen de beperking van schade als gevolg van het roken van sigaretten zonder noodzakelijkerwijs het gebruik van nicotine op te geven. Zij richt zich op de consument, heeft geen commercieel belang.