LS&R 2264
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
LS&R 2262
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
LS&R 2263
4 november 2024
Uitspraak

Octrooi en ABC van BMS op apixaban zijn geldig

 
LS&R 648

Overzicht Tuchtrecht week 28-29

De redactie beperkt zich tot enkel de gewezen tuchtrecht uitspraken waarin een klacht wordt toegewezen en is voornemens dit eens per twee weken te publiceren. De redactie staat open voor uw suggesties voor afwijkingen: redactie@lsenr.nl.
Regionaal Tuchtcollege Den Haag 16 juli 2013, YG3095, 2012-135
Klager verwijt de bedrijfsarts een onzorgvuldige begeleiding bij zijn arbeidsongeschiktheid en re-integratie. Meer specifiek verwijt klager de arts dat hij niet naar klager heeft geluisterd, dat hij onzorgvuldig heeft gewerkt en zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Berisping.

Regionaal Tuchtcollege Den Haag 16 juli 2013, YG3094, 2011-137
Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij haar een therapie heeft gegeven die zich kenmerkte door het ontbreken van een behandelplan en een professioneel medisch dossier. Klaagster verwijt de fysiotherapeut voorts dat hij buiten zijn deskundigheid een diagnose heeft gesteld en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag en belangenverstrengeling en dat hij uitgaat van zijn eigen (onder andere financiële) belangen. Klaagster verwijt hem tot slot dat hij een afhankelijkheidsrelatie met haar heeft opgebouwd. Schorsing van de inschrijving als fysiotherapeut in het BIG-register voor de duur van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk.

Regionaal Tuchtcollege Amsterdam 16 juli 2013, YG3093, 2012-359V
De IGZ verwijt de verloskundige dat zij is tekortgeschoten in het verlenen van verantwoorde zorg. De verloskundige heeft gehandeld buiten haar deskundigheidsgebied door een hoog- risicobevalling in de thuissituatie te begeleiden en door haar professionele grenzen onvoldoende af te bakenen. Daarbij heeft zij onjuist geadviseerd en haar beleid niet aangepast aan het verloop van de baring. Zij heeft niet zorg gedragen voor de continuïteit van de zorg waardoor de vrouw en haar man tijdens de baring 17u alleen gelaten zijn. Bovendien was de foetale monitoring en dossiervoering onvoldoende. Gegrond, berisping.

Regionaal Tuchtcollege Amsterdam 16 juli 2013, YG3092, 2012/358V
De IGZ verwijt de verloskundige dat zij buiten haar deskundigheidsgebied is getreden door een hoog- risicobevalling te begeleiden in de thuissituatie. De verloskundige heeft dit van tevoren met de moeder afgesproken en aldus gehandeld in strijd met de professionele standaard. Voorts verwijt de IGZ de verloskundige dat zij tijdens de bevalling geen verantwoorde verloskundige zorg heeft verleend door de wensen van de ouders te laten prevaleren boven hetgeen de professionele standaard voorschrijft. Gegrond, berisping.

Regionaal Tuchtcollege Amsterdam 16 juli 2013, YG3091, 2012/357V
De IGZ verwijt de verloskundige, die zichzelf presenteert als holistisch vroedvrouw, dat zij buiten haar deskundigheidsgebied is getreden door een hoog- risicobevalling te begeleiden in de thuissituatie. De IGZ verwijt de verloskundige voorts dat zij heeft nagelaten om adequaat medisch advies  te geven en de wensen van ouders heeft laten prevaleren boven het verlenen van verantwoorde verloskundige zorg. Gegrond, doorhaling met voorlopige voorziening.

Regionaal Tuchtcollege Eindhoven 10 juli 2013, YG3084, 12187b
Verpleegkundige. Klaagster verwijt verweerster dat zij onvoldoende professionele distantie in acht heeft genomen door op te treden als beroepsbeoefenaar in de zorg rondom haar eigen echtgenoot en in het bijzonder het uitvoeren van palliatieve sedatie. Zij heeft voorbehouden handelingen thuis verricht, zich niet aan de KNMG-richtlijn gehouden en niets vastgelegd. Waarschuwing.

Regionaal Tuchtcollege Eindhoven 10 juli 2013, YG3083, 12187a
Anesthesioloog. Klaagster verwijt verweerder dat hij op onzorgvuldige wijze een traject van palliatieve sedatie is ingegaan bij de echtgenoot (patiënt) van een collega van verweerder (verpleegkundige). Verweerder heeft de indicatiestelling van de verpleegkundige gevolgd zonder de patiënt te zien of te spreken. Hij heeft medicatie voorgeschreven en zich verder niet met het traject bemoeid. Verweerder heeft hiervan geen enkele notitie in het (medisch)dossier gemaakt. Waarschuwing.

Regionaal Tuchtcollege Den Haag 9 juli 2013, YG3082, 2012-051
Klager verwijt de arts dat hij zonder de toestemming van klager medische gegevens heeft verstrekt aan de gemeente en dus zijn geheimhoudingsverplichting heeft geschonden. Waarschuwing.

Regionaal Tuchtcollege Den Haag 9 juli 2013, YG3081, 2012-183
Klager verwijt de orthopeed dat hij nalatig is geweest door maandenlang de pijnklachten van klager niet serieus te nemen en op kwetsende wijze af te doen en na te laten om aanvullend onderzoek te doen, waardoor klager uiteindelijk een spoedoperatie moest ondergaan na de heupoperatie die een aantal maanden eerder had plaatsgevonden. Waarschuwing.

Regionaal Tuchtcollege Amsterdam 9 juli 2013, YG3079, 2011/511T

Klaagster verwijt de tandarts dat hij onjuiste declaraties heeft verricht, opdracht heeft gegeven om valselijk nota’s te incasseren en onzorgvuldig is omgegaan met de privacy van patiënten. Gegrond, waarschuwing.

Regionaal Tuchtcollege Eindhoven 20 juni 2013, YG3102, 1316
Psychiater. Klaagster verwijt verweerster valsheid in geschrifte en het manipuleren van gegevens om het onderzoek er zorgvuldiger en uitgebreider uit te laten zien dan het in werkelijkheid heeft plaatsgevonden. De rapportage is onvoldoende onderbouwd en klaagster is niet geïnformeerd over het inzage- en correctierecht.Er is bewust een verkeerde weergave van de mederapporteur en van klaagster en haar echtgenoot vermeld. Verweerster heeft zich niet aan de afspraken en niet aan het protocol gehouden. Gegrond, berisping.

LS&R 651

Nota na verslag: invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling

Nota naar aanleiding van het verslag - Wijziging van artikel 53b van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling, Kamerstukken II 2012/2013, 33 365-(R1987), nr. 7.
De (uitgebreide) nota (betreffende het voorstel tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling), bestaande uit:
1. Aanleiding en doel
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
3. Verhouding tot de TRIPS-Overeenkomst
4. Verhouding tot Richtlijn 98/44/EG
5. Administratieve lasten
6. Vergelijking met het buitenland
7. Inwerkingtreding en gevolgen voor reeds verleende licenties
8. Artikelen
9. Overig

Zie ook Brief van de staatssecretaris van economische zaken (Kamerstukken II 2012/2013, 33 365-(R1987), nr. 6.) en Nota van wijziging (Kamerstukken II 2012/2013, 33 365-(R1987), nr. 8.)

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
Toegestane handelingen bij gebruik van materiaal van plantenrassen waarop kwekersrecht of octrooirecht rust (na invoering beperkte veredelingsvrijstelling).
(...) de beperkte veredelingsvrijstelling ook geldt voor de handelingen die verband houden met de toetsing aan de vereisten voor kwekersrecht of toelating. Op deze plaats wordt verwezen naar hetgeen de regering aldaar ter motivering daarvan heeft aangegeven.

3. Verhouding tot de TRIPS-Overeenkomst
Bij de onderstaande beschouwing over de TRIPS-Overeenkomst en de verschillende visies daarop, in termen van uitleg van de verschillende bepalingen, staat centraal de discussie over octrooieerbaarheid enerzijds en de reikwijdte van de bescherming van een eenmaal verleend octrooi anderzijds. Bij octrooieerbaarheid gaat het om de mogelijkheid octrooirecht te verkrijgen voor een uitvinding, die aan bepaalde wettelijke vereisten voldoet. Bij de reikwijdte van de octrooibescherming, de beschermingsomvang, gaat het om de vraag hoe ver de bescherming reikt van een verleend octrooirecht, alsmede de mogelijkheden daarop uitzonderingen te maken. Een en ander wordt onderstaand nader toegelicht bij de bespreking van de TRIPS-Overeenkomst.

De voor het onderhavige wetsvoorstel meest relevante bepalingen uit de TRIPS-Overeenkomst, zijn:
− artikel 27: octrooieerbare onderwerpen;
− artikel 28: omvang van de verleende rechten;
− artikel 30: uitzonderingen op de verleende rechten.

LS&R 650

Parodie tabaksreclame: Door ontbreken intentie geen sluikreclame

CBB 18 juli 2013, ECLI:NL:CBB:2013:65 (Stichting Het Ketelhuis tegen Minister VWS)
Uitspraak ingezonden door Joran Spauwen, Kennedy Van der Laan. Zie eerder IEF 10022.
Reclamerecht. Merkenrecht. Parodie op onderscheidend teken van sigarettenfabrikant. Tabakswet. Rechtspraak.nl: Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat artikel 5a, tweede lid, van de Tabakswet beoogt om het omzeilen van het reclame- en sponsoringsverbod te voorkomen. De poster van Het Ketelhuis is geen sluikreclame voor een sigarettenmerk. Met de poster beoogt Het Ketelhuis reclame te maken voor haar zelf en de Nederlandse film. De poster vormt een parodie op tabaksreclame. Het ontbreken van de intentie om het reclameverbod te omzeilen is een element dat voor de beoordeling van de onderhavige zaak mede van belang is.

5.1 In de hiervoor reeds genoemde Nota van wijziging bij de Wijziging van de Tabakswet is ten aanzien van artikel 5a, tweede lid, van die wet het volgende vermeld (blz. 25)

5.2 Het College is met de rechtbank van oordeel dat uit de hiervoor aangehaalde passage uit de wetsgeschiedenis blijkt dat artikel 5a, tweede lid, van de Tabakswet beoogt om het omzeilen van het reclame- en sponsoringverbod te voorkomen. Mede gelet op de door de wetgever uitdrukkelijk genoemde voorbeelden van producten die onder het verbod van de wetsbepaling vallen, acht ook het College de poster van Het Ketelhuis geen sluikreclame voor “Lucky Strike” sigaretten en shag, dan wel voor tabaksproducten meer in het algemeen. Met de poster beoogt Het Ketelhuis reclame te maken voor haar zelf en de Nederlandse film. De poster vormt – gelet op de rode, met ringen omgeven cirkel, de zwarte waarschuwingsstempel en de verdere opmaak – een parodie op tabaksreclame.
Het College kan de minister niet volgen in zijn, niet nader toegelichte en onderbouwde, stellingen dat de poster onvermijdelijk de behoefte aan het roken van sigaretten van het merk “Lucky Strike” stimuleert, en dat het oordeel van de rechtbank de handhaving van het reclameverbod onmogelijk maakt en daarmee het verbod tot een dode letter. De rechtbank heeft eveneens op goede gronden ook aandacht besteed aan de omstandigheid dat het niet de bedoeling van Het Ketelhuis is geweest om enige vorm van tabaksreclame te maken. Alhoewel, zoals de minister terecht heeft opgemerkt, de intentie om het reclameverbod te omzeilen niet bewezen hoeft te worden, vormt het ontbreken van deze intentie, in het licht van hetgeen de wetgever met artikel 5a, tweede lid, van de Tabakswet heeft beoogd, een element dat voor de beoordeling van de onderhavige zaak mede van belang is.

6 De beslissing
Het College bevestigt de aangevallen uitspraak;

Lees de uitspraak ECLI:NL:CBB:2013:65 (pdf)

LS&R 649

Geen vermelding betreft nuttigen bij claim inzake ziekterisicobeperking

HvJ EU 18 juli 2013, zaak  C-299/12 (Green Swan) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door de Nejvyšší správní soud, Tsjechië.
Uitlegging van artikel 1, lid 3, artikel 2, lid 2, punt 6, en artikel 28, lid 2, van verordening (EG) nr. 1924/2006 inzake voedings en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. Begrip „claim inzake ziekterisicobeperking”. Claim op de verpakking van een product waarbij wordt gesteld: „De bereiding bevat ook calcium en vitamine D3, die een risicofactor voor het ontstaan van osteoporose en breuken helpen beperken”.

Het Hof verklaart voor recht:
1) Artikel 2, lid 2, punt 6, van verordening (...) moet aldus worden uitgelegd dat een gezondheidsclaim, om als „claim inzake ziekterisicobeperking” in de zin van die bepaling te worden aangemerkt, niet noodzakelijkerwijs uitdrukkelijk hoeft te vermelden dat het nuttigen van een levensmiddelencategorie, een levensmiddel of een bestanddeel daarvan een risicofactor voor het ontstaan van een ziekte bij de mens „in significante mate” beperkt.

 

2) Artikel 28, lid 2, van verordening nr. 1924/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 116/2010, moet aldus worden uitgelegd dat een commerciële mededeling op de verpakking van een levensmiddel een handelsmerk of merknaam in de zin van die bepaling kan vormen op voorwaarde dat zij als een dergelijk merk of een dergelijke naam beschermd wordt door de toepasselijke voorschriften. Het is aan de verwijzende rechter, aan de hand van alle gegevens feitelijk en rechtens van de bij hem aanhangige zaak na te gaan of een dergelijke mededeling inderdaad een handelsmerk of merknaam is waarvoor die bescherming geldt.

3) Artikel 28, lid 2, van verordening nr. 1924/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 116/2010, moet aldus worden uitgelegd dat het enkel verwijst naar levensmiddelen die zijn voorzien van een als een voedings- of gezondheidsclaim in de zin van deze verordening te beschouwen handelsmerk of merknaam en die in die vorm reeds vóór 1 januari 2005 bestonden.

Prejudiciële vragen
1) Is de gezondheidsclaim "De bereiding bevat ook calcium en vitamine D3, die een risicofactor voor het ontstaan van osteoporose en breuken helpen beperken", een claim inzake ziekterisicobeperking in de zin van artikel 2, lid 2, punt 6, van verordening (EG) nr. 1924/2006 van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen2, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 116/2010 van de Commissie van 9 februari 2010, hoewel deze claim niet uitdrukkelijk impliceert dat de consumptie van die bereiding een risicofactor voor het ontstaan van de vermelde ziekte in significante mate beperkt?

2)Omvat het begrip handelsmerk of merknaam in de zin van artikel 28, lid 2, van verordening (EG) nr. 1924/2006 van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 116/2010 van de Commissie van 9 februari 2010, ook een commerciële mededeling op de verpakking van het product?

3) Moet de overgangsbepaling van artikel 28, lid 2, van verordening (EG) nr. 1924/2006 van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 116/2010 van de Commissie van 9 februari 2010, aldus worden uitgelegd dat zij verwijst naar levensmiddelen (zonder onderscheid) die bestonden vóór 1 januari 2005 of dat zij verwijst naar levensmiddelen waaraan een handelsmerk of merknaam was verbonden en die in die vorm bestonden voor die datum?

 

LS&R 647

Correction of the formula to calculate the duration of Supplementary Protection Certificates (SPCs)

Due to some inaccuracies detected in the formula to calculate the duration of Supplementary Protection Certificates (SPCs), the Portuguese Patent and Trademark Office (INPI) has decided to reevaluate and change the calculation formula.

Further to an ex officio correction of the formula for calculating the SPC duration made by the INPI, the correction of SPC duration dates was published in the Industrial Property Bulletin on July 8, 2013.

Pursuant to the provisions of article 13(1) of the Regulation (EC) No. 469/2009 of the European Parliament and of the Council of 6 May 2009 concerning the SPC and also the Regulation (EC) No. 1610/96 of the European Parliament and of the Council of 23 July 1996, the INPI established that the formula to calculate the duration of SPC(s) shall obey the following rules:

1 – The period of time between the Marketing Authorization (MA) date and the application date of the basic patent must be calculated in days;
2 – The period of time between the MA date and the basic patent application date shall take into account leap years, i.e., the actual days of each year;
3 – The duration (in days) obtained in the period of time between the MA date and the basic patent application date shall be added to the expiry date of the basic patent;
4 – The five-year period to be deducted from the expiry date shall not be deducted from the number of days initially obtained from the difference between the MA and the basic patent application, but from the date resulting from the sum of the duration in days with the expiry date of the patent;
5 – Once the five-year period is deducted, if the result corresponds to non-existent days, then the effective date is the last day of that month.

These changes shall be applied ex officio by the INPI to new SPC applications, to pending SPC applications and to SPC(s) that have already been granted.

LS&R 646

CBG corporate film

Wilt u weten wat het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) doet, waarom en voor wie dat van belang is? Bekijk dan onze corporate presentatie, of de corporate film.

CBG corporate presentatie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Het CBG in één oogopslag. Bevat een algemene film over wat het CBG doet en waarom dat van belang is; facts & figures over het CBG en de missie & visie van het CBG.
  • Bevorderen en beschermen. Geeft inhoudelijke toelichting op het primair proces van het CBG.
  • Samenwerking. Geeft toelichting op de (inter)nationale samenwerking in de keten van het CBG.
  • @nders werken & Blijvend in ontwikkeling. Gaat over het @nders werken bij het CBG.
  • Het CBG kijkt verder. Geeft verschillende toekomstscenario’s over het CBG.
LS&R 645

Nieuwsbrieven voor uw praktijk

Niks willen missen? Regelmatig updates ontvangen? Neem een kosteloos abonnement op de nieuwsbrieven LSenR.nl, IE-Forum en/of ITenRecht.

Een gratis nieuwsbrief waarin vooral de jurisprudentie van de afgelopen week staat vermeld die op de respectieve platformen de revue is gepasseerd. Dit aangevuld met de meest recente redactionele stukken, commentaren geschreven door redactieleden en inzenders. Heel handig voor jurisprudentielunches, om zelf besprekingen voor te bereiden.

De nieuwsbrief LSenR.nl verschijnt in de even weken, hier.
De nieuwsbrief IE-Forum verschijnt wekelijks, hier.
De nieuwsbrief ITenRecht verschijnt in de oneven weken, hier.

Abonneren, klik hier.

LS&R 644

Elftal Duitse octrooizaken

Hieronder een overzicht van een elftal recent gepubliceerde uitspraken in Duitse procedures, KluwerPatentBlog.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 19 February 2013, Kluwer Patent Blog (Wundverband)
by Anja Petersen Hoffmann Eitle , for Kluwer Patent Cases If the patentee has granted an exclusive license after filing an infringement action, an exclusive licensee is (in part) a legal successor of the patentee. Therefore, as long as the patentee’s claims are pending at another German court, the exclusive licensee has no right to sue with regard to the same subject matter due to the force of res judicata of the judgment against the legal successor and the lis pendens rule. The final decision against the patentee will have binding effect against the licensee as well.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 15 January 2013, Kluwer Patent Blog (Messelektronik fuer Coriolisdurchflussmesser)
by Jochen Buehling , for Kluwer Patent Cases The Federal Court of Justice held that under the specific circumstances of the case it was likely that a service manual regarding flow meter technology had been available to third parties. The Court considered as decisive the agreement between the party supplying the manual and the recipient. According to the Court it is relevant whether the parties agreed upon confidentiality either expressly or implicitly or whether it was to be expected under the circumstances that the recipient would keep the information confidential.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 5 February 2013, Kluwer Patent Blog (Genveraenderungen)
by Jochen Buehling , for Kluwer Patent Cases According to the law on employee inventions, the inventor is entitled to information about all income generated by the employer from third parties in exploiting the invention. This information is the basis for claims of the employees against the employer for compensation. The Court confirmed the decisions of the lower courts and held that the income of the employer comprises all financial benefits related to the employees’ invention and its exploitation. This includes not only payments made to the employer but also other benefits such as patent protection.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 18 December 2012, Kluwer Patent Blog (Doppelvertretung im Nichtigkeitsverfahren)
by Jochen Buehling , for Kluwer Patent Cases Regarding the question whether costs for double representation of a party by a patent attorney and an attorney-at-law are reimbursable the Court held that these costs are to be reimbursed at least in a situation where parallel infringement proceedings concerning the same patent are pending before a civil court and in which the same party or an affiliate of that party is involved.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 19 July 2012, Kluwer Patent Blog (Take Five)
by Jochen Buehling , for Kluwer Patent Cases In an earlier decision (BGH M2Trade), the Court held that the termination of the main license agreement does not automatically lead to a termination of the sublicense. It remains in force when the main license is terminated for reasons such as a mutual agreement of the main licensor and the main licensee who is also the sub-licensor. The Court applied this principle in the present case in which the license was exclusive. According to the Court, the interests of the sub-licensee were to prevail over the interests of the main licensor.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 19 July 2012, Kluwer Patent Blog (M2Trade)
by Jochen Buehling , for Kluwer Patent Cases Although the right of the main licensee to use the invention automatically fell back to the licensor upon the licensee’s insolvency, the Court held that the sublicensee enjoys protection of succession and that the sublicense continued to exist despite the termination of the main license.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 24 July 2012, Kluwer Patent Blog (Leflunomide)
by Thorsten Bausch Hoffmann Eitle and Bernd Kröger. A combination of two pharmaceutical ingredients, i.e. leflunomide and teriflunomide is to be considered obvious if the person skilled in the art uses an obvious process to obtain leflunomide that automatically results in – even with a certain delay – both components due to a chemical reaction.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 23 October 2012, Kluwer Patent Blog (Sachverstaendigenablehnung VI)
by Jochen Buehling , for Kluwer Patent Cases The Court held that a lack of impartiality of a court-appointed expert can be assumed if the expert maintains a close economic relationship with one of the parties. This is not necessarily so where the expert was engaged by a third party that maintains a consulting relationship with one of the parties.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 20 November 2012, Kluwer Patent Blog (Fuehrungsschiene)
by Jochen Buehling , for Kluwer Patent Cases This decision deals with a court order to obtain an expert opinion in a nullity appeal proceeding subject to the new procedural rules that apply to nullity actions filed since October 1, 2009. Due to revised rules in nullity appeal proceedings, as a general rule, the appeal court shall decide on legal questions only, and not questions of fact such as expert opinions. However, the Court held that regarding facts relevant for novelty or inventive step it, the appointment of a court expert to clarify the factual background is still admissible, even if the relevant facts were already a subject in the first instance proceedings.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 28 August 2012, Kluwer Patent Blog (Fahrzeugwechselstromgenerator)
by Jochen Buehling , for Kluwer Patent Cases The Appeals Court held that an argument that was not raised in first instance proceedings, shall not be considered a new matter, and consequently be dismissed, if it only further specifies or clarifies the line of argumentation in first instance. On the other hand, f the plaintiff refers to the specifics of a technical teaching disclosed in prior art for the first time at the appeal stage in order to support a nullity attack, it shall be considered a new matter, even if this prior art was already filed in first instance.

Federal Court of Justice (Bundesgerichtshof), 13 November 2011, Kluwer Patent Blog (Diglycidverbindung (Diglycidyl Compounds))
by Jochen Buehling , for Kluwer Patent Cases Under the doctrine of equivalents, a patent does not convey protection for all options disclosed in the broader patent description if these options are not specifically included in the patent claims.

LS&R 643

Drietal EOB octrooizaken

Hieronder een overzicht van een drietal gepubliceerde uitspraken, zie ook KluwerPatentBlog.

European Patent Office (Appeals Court), 5 March 2013, T248/12, Kluwer Patent Blog
by Lars de Haas , for Kluwer Patent Cases. The Board observed that it could not be understood that the “technical relevance” criterion, proposed by another board in T 1906/11 for judging extension of subject matter, defines a new standard for judging amendments with respect to Article 123(2) in the case of intermediate generalizations. Instead, the Board had to decide whether the technical information inferred by the skilled person was new having regard to the content of the original application as filed.

 

European Patent Office (Appeals Court), 12 December 2012, T1713/11, Kluwer Patent Blog
by Lars de Haas , for Kluwer Patent Cases The Board of Appeal accepted that filing of a criminal complaint for patent infringement could meet the EPC condition of Art. 105 EPC, for intervention that ‘proceedings for infringement´ have been instituted. In the present case, the licensee of the patent raised a criminal complaint (‘Privatanklage’ under Austrian law), requesting a court to institute criminal proceedings on the grounds of patent infringement.

European Patent Office (EPO Board of Appeal), 25 February 2013, Kluwer Patent Blog (Plasma Torch / Agilent)
An amendment of independent patent claim 1 during prosecution introduced a new feature. According to the Examining Division this led to the combinations of features of dependent claims 2-4 to extend beyond the disclosure of the application as filed (Art. 123(2) EPC). The Board of Appeal held that the focus of the Examining Division was disproportionally directed to the structure of the claims as filed and did not uphold the ED’s decision, because the disclosure directly and unambiguously referred to a variation of but not an alternative to the embodiment disclosed in the application as filed.

LS&R 642

Council agrees its position on revised EU tobacco directive

Raad van de EU, Council agrees its position on revised EU tobacco directive, PRESSE 284.
The Council today agreed a general approach on a revised draft EU tobacco directive aimed at making tobacco products less attractive by strengthening the rules on how tobacco products can be manufactured, presented and sold (11483/13). The deal, which was reached on the basis of a compromise proposal from the Irish presidency, includes the following key elements:
– A ban on the use of cigarettes and roll-your-own tobacco with characterising flavours such as fruit flavours, chocolate or menthol or which contain additives that increase addictiveness and toxicity. This is to make sure that tobacco products taste and smell like tobacco products.
– An obligation for combined picture and text health warnings to cover 65 % of the front and the back of packages of tobacco products for smoking.

– A ban of any misleading labelling (such as "natural" or "organic").
– The extension of the scope of the directive to
• novel tobacco products (products that are placed on the market after the entry into force of the directive) which would require a prior notification before being placed on the market;
• nicotine containing products (such as electronic cigarettes); these products would be allowed on the market below a certain nicotine threshold provided they feature health warnings; above this threshold such products would only be
allowed if authorised as medicinal products (e.g. nicotine replacement therapies);
• herbal products for smoking which would have to carry health warnings.
– Introduction of a tracking and tracing system, together with safety features in order to strengthen the fight against illicit trade and falsified products;
– Member states may decide to ban cross-border distance sales of tobacco products;
– Member states may introduce more stringent rules on additives or on packaging of tobacco products (such as plain-packaging), subject to certain conditions (such as notification of the Commission).

The general approach agreed today enables the incoming Lithuanian presidency to engage discussions with the European Parliament on this file. The committee for environment, public health and food safety of the European Parliament is expected to vote its draft amendments in July.