Grieven falen, geen bewijs dat Furaldatone al bij levering van melkpoeder daarin aanwezig was
Hof Arnhem-Leeuwarden 20 november 2018, LS&R 1673; ECLI:NL:GHARL:2018:10148 (Obbenkotte tegen Klaremelk) Contractrecht. Klaremelk heeft twee partijen melkpoeder aan Obbenkotte geleverd. Obbenkotte, die een kalvermesterij drijft, heeft deze poeder gebruikt als ingrediënt van voeding voor haar kalveren. SKV heeft bij onaangekondigd bezoek dat zij in opdracht van de NVWA aflegde, voeder- en urinemonsters genomen in de kalvermesterij van Obbenkotte. De NVWA heeft in een brief aan Obbenkotte geschreven dat in de monsters de stof Furaltadone is aangetroffen, een antibioticum dat niet in veevoeder mag voorkomen. Hierdoor zijn een groot aantal kalveren van Obbenkotte uit de handel genomen en vernietigd. Het feit dat in het partijmonster uit onaangebroken zakken melkpoeder Furaltadone is aangetroffen, vormt de sterkste aanwijzing voor de juistheid van de stelling dat de melkpoeder die Klaremelk heeft geleverd, vervuild was met Furaltadone. Toch is er twijfel doordat in monsters die genomen zijn uit de melkpoeder van dezelfde batch als de aan Obbenkotte geleverde poeder, maar die nog niet aan klanten van Klaremelk waren geleverd, geen Furaltadone is aangetroffen. Indien het antibioticum zou hebben gezeten in de aan Obbenkotte geleverde melkpoeder, zou het namelijk voor de hand hebben gelegen dat ook in de rest van de batch Furaltadone zou zijn aangetroffen. Grieven falen, bestreden vonnissen worden bekrachtigd.
Uitspraak ingezonden door Otto Swens, Vondst Advocaten.
Otto Swens onder UK SC Pregabaline
Otto Swens onder UK SC Pregabaline 14 november 2018 (Pregabaline) Zie eerder [IEF 16315]. In juli 2017 deed de gezaghebbende Engelse Supreme Court (“UKSC”) in de pemetrexed-zaak een belangrijke uitspraak over de beschermingsomvang van octrooien. De uitspraak zorgde voor de nodige ophef: voor het eerst werd in het Verenigd Koninkrijk een equivalentiedoctrine geïntroduceerd. Hoewel het UKSC niet vaak een uitspraak doet op het gebied van het octrooirecht, ligt er nu, een kleine anderhalf jaar later, alweer een belangwekkende octrooiuitspraak, in de pregabaline-zaak. De pregabaline-zaak is één van de meest interessante octrooizaken die momenteel in Europa loopt en naar de uitspraak van de UKSC is reikhalzend uitgekeken. Centraal in de zaak staat de vraag naar inbreuk op zogenaamde Swiss-Type tweede medische indicatieconclusies, momenteel een hot item in het octrooirecht, waarover diverse nationale rechters in Europa zich recentelijk hebben gebogen, waaronder de Nederlandse Hoge Raad. Ook in de literatuur en op congressen is hier de afgelopen jaren veel aandacht aan besteed. De Engelse pregabaline-zaak is echter extra interessant, omdat daarin ook een discussie speelt over het fenomeen ‘plausibiliteit’, wat ook een actueel onderwerp is in zaken voor de Nederlandse rechter en in de Nederlandse literatuur.
Vorderingen afgewezen, online melding van doorhaling GZ-psycholoog BIG-register niet onrechtmatig
Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 24 oktober 2018, IT 2680; LS&R 1671; ECLI:NL:RBMNE:2018:5152 (Doorhaling GZ-psycholoog BIG-register) Privacy. Gezondheidszorg. De inschrijving van eiser als GZ-psycholoog is in het BIG-register doorgehaald, vanwege het onderhouden van een relatie met een cliënte. Het is hem niet meer toegestaan als GZ-psycholoog te afficheren of daaraan verbonden werkzaamheden te verrichten. Gedaagde heeft een door haar genoemde Zwarte Lijst gepubliceerd waarop namen van artsen en andere functionarissen uit de gezondheidszorg worden vermeld die volgens gedaagde kort gezegd hun wettelijke zorgplicht schenden, waaronder van artsen die uit het CTG en/of BIG-register zijn geschrapt. In navolging hiervan heeft zij eiser vermeld op haar website, inclusief de AGB-code van de praktijk en zorgverlener, en het KvK-nummer. Haar uitingen zijn van feitelijke aard en niet feitelijk onjuist. Dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst van eiser niet is verlengd, brengt geen onaanvaardbare schending van de persoonlijke levenssfeer van hem mee. De doorhaling is te wijten aan zijn eigen gedrag en vermelding ervan is openbaar, en doorhaling heeft alleen gevolg voor zijn functie als GZ-psycholoog. Vorderingen afgewezen.
MSD overschrijdt grens algemene informatieverstrekking anticonceptie door aanprijzing producten
RCC 1 november 2018, RB 3252; LS&R 1670; dossiernr. 2018/00644 (MSD) Aanbeveling. Geneesmiddelen. De uiting betreft de van MSD afkomstige folder “anticonceptie.nl. Voor en na de bevalling”. Op de voorzijde van de folder staat, onder de foto van een vrouw met een baby op haar arm: “Je wilt het beste voor je kindje, maar hoe zit het met je anticonceptie? Wanneer kun je weer starten? Kun je anticonceptie gebruiken tijdens het geven van borstvoeding? Wat is handig als je nog een kindje wilt? Of als je gezin nu compleet is? Je leest er in deze brochure alles over.” De folder bevat na een introductietekst onder de kop “Kijk, dit is mijn baby!” verscheidenene hoofdstukken over anticonceptie. De klacht. De folder, die ‘rond het kraambed’ door een zorgverlener aan klager is verstrekt, wekt de indruk afkomstig te zijn van een onafhankelijke bron. De inhoud is echter volledig toegespitst op de verkoop van uitsluitend producten van MSD, aldus klager. De enkele vermelding “MSD” op de achterkant van de folder maakt niet duidelijk dat deze van een fabrikant afkomstig is. De folder bevat geen neutrale en onpartijdige informatie over de gezondheid. Door de opmaak van de folder en de scheve balans in aandacht voor de verschillende anticonceptiemethoden – aan barrièremethoden is bijvoorbeeld slechts een halve pagina zonder afbeeldingen besteed – is sprake van reclame voor receptgeneesmiddelen. Klager wijst met name op de pagina’s 11, 13 en 20/21, die groot gedrukte merknamen (respectievelijk CERAZETTE, EVRA en IMPLANON NXT) van geneesmiddelen bevatten, en op de wervende afbeelding van de vrouw met de baby op haar arm bij laatstgenoemd product. De folder met reclame voor receptgeneesmiddelen is in strijd met artikel 3 sub a van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG) 2015, aldus klager.
Gerechtvaardigd beroep VGZ tot opschorting vergoeding zorgkosten wegens fraudeonderzoek Just Care
Rechtbank Gelderland 18 oktober 2018, LS&R 1669; ECLI:NL:RBGEL:2018:5005 (Just Care tegen VGZ) Zorgverzekeraar. Just Care is aanbieder van psychologische en psychiatrische zorg en levert een aantal (al dan niet via Turien & Co) VGZ-verzekerden niet-gecontracteerde zorg. In het kader van niet-gecontracteerde zorg krijgt de verzekerde op basis van de polisvoorwaarden van VGZ 75% van de gedeclareerde behandelkosten vergoed. De ingediende declaraties zijn door VGZ en Turien & Co 100% vergoed. Turien & Co heeft deze fout kenbaar gemaakt bij Just Care en heeft in dat verband een totaalbedrag teruggevorderd. Er is een vaststellingsovereenkomst tussen VGZ en Just Care tot stand gekomen, inhoudende dat Just Care een schikkingsbedrag betaalt. Just Care heeft in dat verband nieuwe declaraties bij VGZ ingediend en VGZ is tot verrekening hiervan overgegaan. Just Care heeft een bedrag aan creditnota's ingediend. VGZ stelt dat de creditering ten onrechte heeft plaatsgevonden, omdat het uitkeringen betrof ten behoeve van VGZ-verzekerden. VGZ kan de gevorderde bedragen niet in kort geding laten toewijzen, maar dat neemt niet weg dat aannemelijk is dat Just Care specialistische GGZ heeft gedeclareerd terwijl ernstige aanwijzingen bestaan dat zij niet (altijd) aan de geldende voorwaarden voor recht op vergoeding heeft voldaan. Met het oog op de verschuldigdheid van eventuele bedragen die VGZ nog van Just Care te vorderen heeft, is het daarom gerechtvaardigd dat VGZ een beroep op opschorting doet met het oog op de mogelijkheid tot verrekening in de toekomst. Vorderingen afgewezen
Vitamine D prefentiebeleid Menzis in strijd met art. 2.8 Bzv
Vzr. Rechtbank Gelderland 1 november 2018, LS&R 1668; ECLI:NL:RBGEL:2018:4963 (Goodlife tegen Menzis) Geneesmiddelen. Colecalciferol (Vitamine D), is vanaf 3.000 IE een geneesmiddel, daaronder een voedingssupplement die vrij verkrijgbaar is. Goodlife heeft een samenwerkingsovereenkomst met Consilient Health strekkende tot exclusieve verkoop van vijf verschillende sterktes. De minister heeft de doseringen 800IE en 1.000IE niet langer als verzekerde prestatie onder de Zorgverzekeringswet aangemerkt. Menzis, zorgverzekeraar, voert ten aanzien van Vitamine D producten een preferentiebeleid en wil één product met sterkte 25.000IE of 30.000IE aanwijzen. Menzis heeft Goodlife uitgenodigd om een offerte uit te brengen voor het leveren van haar Vitamine D-producten in de genoemde doseringen, waarbij Menzis heeft aangegeven dat zij na ontvangst van alle offertes de keuze zal maken voor de partij die de laagste prijs biedt. Goodlife heeft geen offerte uitgebracht en gesteld dat het preferentiebeleid in strijd is met haar eigen doelstelling alsook met die van de wetgever en zorgverzekeraars gezamenlijk. Het prefentiebeleid is in strijd met het bepaalde in art. 2.8 Bzv. Hierdoor zal Goodlife schade lijden. Vorderingen toegewezen.
HvJ EU: Vergoeding zorgverzekeraar voor geneesmiddel die niet onder handelsvergunning valt, niet in strijd met EU-wetgeving
HvJ EU 21 november 2018, LS&R 1667; ECLI:EU:C:2018:931; C-29/17 (Novartis Farma tegen AIFA) Geneesmiddelen. Zie eerder [LS&R 1637] Uit het persbericht: De vergoeding door een nationaal ziekteverzekeringssysteem van een geneesmiddel voor een gebruik dat niet onder de handelsvergunning valt (off-label gebruik) is niet in strijd met de EU-wetgeving. Dat geneesmiddel moet echter nog steeds voldoen aan de EU-regels voor geneesmiddelen.
Wordt later aangevuld.
DSW c.s. handelen onrechtmatig door sturen brief met ernstige bezwaren t.a.v. zorg Kliniek Naaldwijk
Rechtbank Rotterdam 24 oktober 2018, LS&R 1666; ECLI:NL:RBROT:2018:9336 (Kliniek Naaldwijk tegen DSW c.s.) Zorgplicht. Zorgverzekeraars DSW c.s. hebben verwijzende tandartsen een brief gestuurd met ernstige bezwaren ten aanzien van de zorg in Kliniek Naaldwijk. Kliniek Naaldwijk geeft aan dat de inhoud van die brief feitelijk onjuist en daarmee onrechtmatig was. Er was geen concrete informatie dat één van de chirurgen bij de kliniek slechte kwaliteit leverde. Op grond van overgelegde omzetcijfers en uitgewerkte voorbeelden van het verwijzingsgedrag van twee tandartsen is aannemelijk dat zij als gevolg van de handelswijze van DSW c.s. mogelijk schade heeft geleden. Schadestaatprocedure toewijsbaar. Vorderingen toegewezen.
Prejudicieel gestelde vragen over biociden die indirect werking hebben op schadelijk organisme
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 18 september 2018, LS&R 1665 (Darie) Via Minbuza. Darie BV (appellante) biedt het middel Pure Air op de markt aan. Het middel betreft een bacterieel product, (mede) houdende de bacteriesoort 'Bacillus ferment' (een zogenoemd probioticum). Verweerder heeft het middel aangemerkt als een biocide in de zin van artikel 3, eerste lid, onder a, van Verordening 528/2012. Voor dit middel is door het College van gewasbescherming en biociden (Ctgb) geen toelating verleend. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van desinfecteermiddelen binnen de schoonmaak- en reinigingsbranche. In dat kader heeft ILT een controle gehouden bij een schoonmaakbedrijf (CSU) dat destijds gebruik maakte van het middel. Hiervan is een boeterapport van 29 december 2016 opgemaakt. Het rapport vermeldt, voor zover hier van belang, dat een controleur van ILT heeft waargenomen hoe het middel door CSU in de praktijk werd toegepast en dat een medewerker van CSU aan de controleur heeft verklaard dat de aanwezige schimmel eerder door borstelen was verwijderd, waarna de muren een aantal keer per jaar zijn behandeld met het middel.
Vervangende toestemming rijksvaccinatieprogramma verleend: risico bijwerkingen vaccinaties kind niet hoger
Rechtbank Amsterdam 8 augustus 2018, LS&R 1664; ECLI:NL:RBAMS:2018:5696 (Rijksvaccinatie minderjarige) Partijen hebben een affectieve relatie gehad, waaruit in 2017 een kind is geboren. De vrouw heeft besloten het kind niet deel te laten nemen aan het vaccinatieprogamma. Zij stelt onder meer dat het meer in het belang van haar kind is om borstvoeding te ontvangen en dat inenten risico's voor de gezondheid meebrengt. Dat het vaccinatieprogramma als overheidsbeleid geldt, betekent nog niet dat dit het beste voor het kind zou zijn. De man vraagt om hem vervangende toestemming te verlenen het kind te laten deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma. Het vaccinatieprogramma heeft als doel (jonge) kinderen te beschermen tegen schadelijke ziekten, waardoor het programma in het belang is van het kind. Het argument van de vrouw dat zij door het geven van moedermelk het kind ook voldoende kan beschermen, speelt geen rol, omdat de vrouw daar mee is gestopt. Wat betreft de schadelijkheid van de vaccins is bekend dat er bijwerkingen kunnen ontstaan, maar is er niet gesteld dat het kind meer risico loopt dan een ander kind. De rechtbank verleent de man vervangende toestemming.