Gezondheidszorg  

LS&R 1346

Uitspraak ingezonden door Paul Marcelis en Gregor Vos, Brinkhof.

In brief aan ziekenhuisinkopers een concurrerend product als onveilig bestempelen

Rechtbank Den Haag 18 jul 2016, LS&R 1346; (Becton Dickinson tegen B. Braun), https://lsenr.nl/artikelen/in-brief-aan-ziekenhuisinkopers-een-concurrerend-product-als-onveilig-bestempelen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 juli 2016, IEF 16116; LS&R 1346 (Becton Dickinson tegen B. Braun)
Reclame. Onrechtmatige uiting. Braun heeft aan inkopers van verschillende ziekenhuizen een brief gezonden met de strekking dat haar productontwerp is aangepast, naar aanleiding van een aanhangige octrooirechtprocedure, dat de VPS van Becton onveilig is, althans onveiliger dan haar VPS oud. Braun citeert daarbij tekst uit de procedure, deze dient zij te rectificeren.

LS&R 1317

Eerst Centraal Tuchtcollege verzoeken om niet-reglementaire spoedprocedure

Rechtbank Den Haag 13 apr 2016, LS&R 1317; ECLI:NL:RBDHA:2016:5097 (Opheffing schorsing BIG-register), https://lsenr.nl/artikelen/eerst-centraal-tuchtcollege-verzoeken-om-niet-reglementaire-spoedprocedure

Vzr. Rechtbank Den Haag 13 april 2015, LS&R 1317; ECLI:NL:RBDHA:2016:5097 (Opheffing schorsing BIG-register)
Vordering tot opheffing schorsing van inschrijving in BIG-register. Het reglement van het Centraal Tuchtcollege voorziet niet expliciet in een spoedprocedure, maar de slotbepaling bepaalt dat het college beslist in gevallen waarin het reglement voorziet. Advocaat van eiser heeft zich telefonisch laten informeren over de gebruikelijke doorlooptijden, maar kennelijk niet om een voorlopige voorziening verzocht bij het Tuchtcollege. De beslissing wordt aangehouden tot eiser zich gemotiveerd en gedocumenteerd over deze mogelijkheden kan uitlaten.

LS&R 1307

Beroep tegen tariefbeschikking Tandarts ongegrond

College van Beroep voor het Bedrijfsleven 19 apr 2016, LS&R 1307; ECLI:NL:CBB:2016:100 (Tandarts tegen NZa), https://lsenr.nl/artikelen/beroep-tegen-tariefbeschikking-tandarts-ongegrond

CBb 19 april 2016, LS&R 1307; ECLI:NL:CBB:2016:100 (Tandarts tegen NZa)
Beroep van een tandarts tegen een tariefbeschikking. Beroep is gericht tegen een aantal daarin gemaakte keuzes voor combinaties van behandelingen die gedeclareerd kunnen worden, tegen het ontbreken van de mogelijkheid om bovenop het maximumtarief een opslag voor kredietbeperking toe te passen, tegen de opgelopen kosten van machtigingsaanvragen en tegen de mogelijkheid om uitsluitend voor verzekerde patiënten max-max-tarieven overeen te komen. Beroep ongegrond.

LS&R 1306

Fysiek onmogelijke gemiddelden, tarieven zijn geen aanspraak op bepaald inkomensniveau

College van Beroep voor het Bedrijfsleven 19 apr 2016, LS&R 1306; ECLI:NL:CBB:2016:102 (solo-tandarts tegen NZa), https://lsenr.nl/artikelen/fysiek-onmogelijke-gemiddelden-tarieven-zijn-geen-aanspraak-op-bepaald-inkomensniveau

CBb 19 april 2016, LS&R 1306; ECLI:NL:CBB:2016:102 (Solo-tandarts tegen NZa)
Beroep van een tandarts met een solo-praktijk tegen de tariefbeschikking van 5-11-2014 waarbij de tarieven voor tandheelkundige zorg m.i.v. 1-7-2015 met 5,15% zijn verlaagd. Volgens appellant zijn de in het kader van het uitgevoerde kostenonderzoek verkregen gegevens op manipulatieve en misleidende wijze omgezet in fysiek onmogelijke gemiddelde omzetten en gemiddelde winsten per fte, waarop vervolgens de tarieven zijn gebaseerd. Appellant verzet zich tegen de tariefverlaging. Met de door verweerster vastgestelde tarieven is het volgens hem niet mogelijk om het norminkomen te behalen. Het College overweegt onder meer dat de tarieven geen aanspraak inhouden op een bepaald inkomensniveau. Het beroep is ongegrond.

LS&R 1305

NZa kan sterke kostprijsdaling kaakchirugie 2014 niet verklaren

College van Beroep voor het Bedrijfsleven 19 apr 2016, LS&R 1305; ECLI:NL:CBB:2016:101 (Stichting Extramural Mondzorg tegen NZa), https://lsenr.nl/artikelen/nza-kan-sterke-kostprijsdaling-kaakchirugie-2014-niet-verklaren

CBb 19 april 2016, LS&R 1305; ECLI:NL:CBB:2016:101 (Stichting Extramural Mondzorg tegen NZa)
Beroep van een zelfstandig behandelcentrum, dat een beperkt aantal kaakchirurgische verrichtingen uitvoert, tegen een tariefbeschikking waarbij de vergoedingen voor het kostendeel van twee verrichtingen die het behandelcentrum het meest uitvoert met 50,7% resp. 63,0% zijn verlaagd. Naar het oordeel van het College moet ernstig getwijfeld worden aan de juistheid van de door ziekenhuizen aangeleverde kostprijzen die door verweerster voor de vaststelling van de tarieven zijn gebruikt. Een aantal van deze kostprijzen is onrealistisch laag. Verweerster heeft geen verklaring kunnen geven voor de sterke kostprijsdaling die voor het jaar 2014 uit de gebruikte gegevens is voortgevloeid. Verweerster zal aan de hand van een nader onderzoek naar de werkelijke kosten van voormelde behandelingen moeten motiveren – indien de voor het jaar 2014 vastgestelde vergoedingsbedragen worden gehandhaafd – in hoeverre deze redelijkerwijs kostendekkend zijn. Het verzoek om schadevergoeding gaat de drempel van € 25.000,-- te boven. Het College is niet bevoegd om over dat verzoek te beslissen. Appellante zal zich met dat verzoek kunnen wenden tot de civiele rechter.

LS&R 1283

Landelijke infrastructuur voor elektronische gegevensuitwisseling in de zorg niet onrechtmatig

Hof Arnhem-Leeuwarden , LS&R 1283; ECLI:NL:GHARL:2016:1697 (VPH tegen VZZ), https://lsenr.nl/artikelen/landelijke-infrastructuur-voor-elektronische-gegevensuitwisseling-in-de-zorg-niet-onrechtmatig

Hof Arnhem-Leeuwarden 8 maart 2016, LS&R 1283; ECLI:NL:GHARL:2016:1697 (VPH tegen VZZ)
Zie eerder LS&R 950. De onderhavige zaak heeft betrekking op de in 2012 ingevoerde landelijke infrastructuur voor elektronische gegevensuitwisseling in de zorg. VPH c.s. hebben bezwaren tegen de inrichting en het gebruik van de zorginfrastructuur. Zij stellen dat de inrichting van de landelijke infrastructuur voor elektronische gegevensuitwisseling in de zorg onrechtmatig is, gezien het medisch beroepsgeheim en de wijze waarop aan patiënten toestemming voor gegevensuitwisseling wordt gevraagd. Het hoger beroep faalt. 

LS&R 1278

AP: Abrona verwerkt in strijd met wet medische gegevens medewerkers

Uit het persbericht: Stichting Abrona handelt bij ziekmelding van haar werknemers in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens. Dat is de conclusie van de Autoriteit Persoonsgegevens na onderzoek. Abrona is gespecialiseerd in dienstverlening aan mensen met een verstandelijke beperking in de provincie Utrecht. Er werken 1300 werknemers en 800 vrijwilligers. De organisatie blijkt bij ziekmelding aard en oorzaak van de ziekte van de zieke werknemer te registeren. Bijvoorbeeld of het gaat om psychische klachten of om fysieke beperkingen. Dat mag niet omdat de wet bepaalt dat werkgevers bij ziekmelding aan zieke werknemers alleen gegevens mogen vragen die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de verplichting om loon door te betalen en hoe het verder moet met hun werkzaamheden. Abrona heeft na sluiting van het onderzoek aan de Autoriteit Persoonsgegevens medegedeeld maatregelen te hebben getroffen. De Autoriteit Persoonsgegevens zal nu gaan bekijken in hoeverre deze maatregelen voldoende zijn om de overtreding van de wet te beëindigen en beslissen of het nemen van handhavende maatregelen noodzakelijk is.

Onderzoek Abrona
Uit het onderzoek blijkt dat Abrona aard en oorzaak van de ziekte vastlegt en ook of een werknemer zwanger is. Dit is ook een gegeven over de gezondheid van de werknemer. Werkgevers mogen volgens de wet deze bijzondere persoonsgegevens van hun medewerkers niet verwerken.

Daarnaast heeft de Autoriteit Persoonsgegevens geconstateerd dat de zieke werknemer zelf het arbeidsongeschiktheidspercentage vaststelt en dat de leidinggevende dit vervolgens invult in het verzuimsysteem. Het vaststellen of een werknemer arbeidsongeschikt is en de advisering daarover aan de werkgever is uitsluitend een taak van de bedrijfsarts. Abrona zou dus hiervoor de arbodienst of bedrijfsarts moeten inschakelen. De werkgever kan vervolgens samen met de werknemer bekijken wat voor werkzaamheden de werknemer (nog) wel kan doen.

Noodzakelijke medische gegevens
Medische gegevens zijn gegevens van gevoelige aard waarvoor strenge wettelijke eisen gelden. Een werkgever mag in het kader van zijn loondoorbetalingsverplichting en voor de re-integratie een beperkt aantal noodzakelijke medische gegevens verwerken van zijn zieke werknemers. Zo mag hij onder meer vragen naar de verwachte duur van het verzuim en of er mogelijkheden zijn voor het doen van (andere) werkzaamheden. De werkgever mag niet vragen naar de aard en oorzaak van de ziekte.

Do’s and don’ts
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft bijzondere aandacht voor de verwerking van gevoelige medische gegevens en het gebruik van persoonsgegevens binnen de arbeidsrelatie. De Autoriteit heeft eerder ook al onderzoek gedaan bij onder meer een verzuimbedrijf, arbodiensten en een werkgever die in strijd met de wet medische gegevens van werknemers verwerkten. Ook heeft de Autoriteit Persoonsgegevens do’s & don’ts gepubliceerd voor werkgevers en werknemers.

LS&R 1263

Gunstbestoon vergunninghouders inzake studiebijeenkomst Davos deels toegestaan

CGR 24 december 2015, LS&R 1263, Advies AA15.109 (Studiebijeenkomst Davos)
Verzoekster is voornemens een studiebijeenkomst in Davos te organiseren. Drie vergunninghouders zijn bereidt om hieraan bij te dragen bij wijze van gunstbetoon. Verzoekster vraagt advies over de geoorloofdheid van dit gunstbetoon. De voorgenomen bijdrage door vergunninghouders aan individuele beroepsoefenaren is toelaatbaar. Elke vergunninghouder moet echter, ondanks dit advies, nog wel zelf advies vragen m.b.t. het door haar voorgenomen gunstbetoon. Het advies is negatief voor zover de bijdrage ziet op vergoeding van een deel van de kosten van praktijkondersteuners.

LS&R 1249

Ontijdige implementatie Richtlijn kwaliteit transplantatie organen door Liechenstein

EFTA Court 1 februari 2016, LS&R 1249; zaak E-23/15 (EFTA Surveillance Authority tegen Liechtenstein)
Implementatie richtlijn. Liechtenstein heeft de Richtlijn inzake kwaliteits- en veiligheidsnormen van organen voor transplantatie niet tijdig geïmplementeerd. Hiermee hebben zij hun verplichting onder de EEA Agreement geschonden. Liechtenstein geeft toe te laat te hebben geïmplementeerd, maar benadrukt haar welwillendheid om het alsnog te doen. Bij de beoordeling wordt echter de periode uit de ‘reasoned opinion’ als uitgangspunt genomen. Liechtenstein wordt veroordeeld tot het betalen van de kosten.

21 The question whether an EEA/EFTA State has failed to fulfil its obligations must be determined by reference to the situation as it stood at the end of the period laid down in the reasoned opinion (see, inter alia, ESA v Iceland, cited above, paragraph 20 and case law cited). It is undisputed that Liechtenstein had not adopted the measures necessary to implement the Directives by the expiry of the time limit set out in the reasoned opinion.

LS&R 1247

Vervangende toestemming Stichting Jeugdbescherming rechtmatig gegeven

Hof Den Haag 30 september 2015, LS&R 1247; ECLI:NL:GHDHA:2015:3734 (verzoekers tegen Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond)
Verweerders zijn de ouders van een minderjarige die een skeletstatus-scan moest ondergaan vanwege vermoeden van mishandeling. Hiervoor is vervangende toestemming verleend aan Stichting Jeugdbescherming. Verweerders gaan in beroep tegen het oordeel van de rechtbank dat de toestemming rechtmatig was. Het hof gaat mee in het oordeel van de rechtbank. Het gaat immers niet om de vraag of de toestemming is geweigerd, maar om de vraag of voorwaarden aan een toestemming zijn verbonden en dat is niet in geschil. Het hof wijst het beroep af.

6. Het hof oordeelt als volgt. Er is door de gecertificeerde instelling ingezet op het doen van onderzoek naar het letsel van de minderjarige, dat is ontstaan in een periode waarin de ouders verantwoordelijk voor haar waren. Zowel uit de aan het hof overgelegde stukken als het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de samenwerking tussen de gecertificeerde instelling en de ouders niet altijd even goed is verlopen. Als gevolg daarvan hebben de ouders hun emoties niet altijd in de hand, hetgeen het hof ook ter zitting ten volle heeft waargenomen. Om die reden, alsmede gezien het feit dat het onderzoek van de minderjarige (de skeletstatus) in alle rust moest worden afgenomen, is het hof van oordeel dat rechtbank de beslissing, om de gecertificeerde instelling vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling van de minderjarige, terecht heeft genomen. De bedoelde rust heeft niet alleen te maken met de houding van de ouders, maar ook met het vereiste dat de minderjarige tijdens het onderzoek stil moet liggen, en het hof sluit niet uit dat de minderjarige onrustig zou zijn geweest indien één van de ouders bij het onderzoek aanwezig zou zijn geweest. Dat de communicatie omtrent het onderzoek niet geheel vlekkeloos is verlopen acht het hof aannemelijk maar de ouders doen er verstandig aan, zoals door de WSJ ter zitting is opgemerkt, om het verleden te laten rusten en uitsluitend vooruit te kijken. Gezien het letsel van de minderjarige was spoedeisendheid van het onderzoek geboden en was het noodzakelijk dat het onderzoek zonder oponthoud zo spoedig mogelijk kon plaatsvinden. Dit wordt bevestigd door de inmiddels bekende uitkomst van het onderzoek. Dat het onderzoek feitelijk tweeënhalve week later plaats heeft gevonden is een vervelende bijkomstigheid, maar natuurlijk afhankelijk van de mogelijkheden van het ziekenhuis, en het hof gaat er van uit dat zulks op dat moment niet was te voorzien. Bovendien heeft de gecertificeerde instelling haar best gedaan om het onderzoek, dat aanvankelijk nog later in de tijd was gepland, naar voren te laten halen en dit is ook gelukt

Het verzoek van de ouders, om oma moederszijde als getuige te doen horen teneinde te bewijzen dat de ouders nimmer toestemming hebben geweigerd voor de medische behandeling van de minderjarige, zal het hof passeren. Het gaat immers niet om de vraag of de toestemming is geweigerd, maar om de vraag of voorwaarden aan een toestemming zijn verbonden en dat is niet in geschil. Aangezien het onderzoek inmiddels heeft plaatsgevonden is de vraag, of de ouders al dan niet hun toestemming hebben geweigerd, in dit stadium bovendien niet meer van belang.