NZa kan sterke kostprijsdaling kaakchirugie 2014 niet verklaren
CBb 19 april 2016, LS&R 1305; ECLI:NL:CBB:2016:101 (Stichting Extramural Mondzorg tegen NZa)
Beroep van een zelfstandig behandelcentrum, dat een beperkt aantal kaakchirurgische verrichtingen uitvoert, tegen een tariefbeschikking waarbij de vergoedingen voor het kostendeel van twee verrichtingen die het behandelcentrum het meest uitvoert met 50,7% resp. 63,0% zijn verlaagd. Naar het oordeel van het College moet ernstig getwijfeld worden aan de juistheid van de door ziekenhuizen aangeleverde kostprijzen die door verweerster voor de vaststelling van de tarieven zijn gebruikt. Een aantal van deze kostprijzen is onrealistisch laag. Verweerster heeft geen verklaring kunnen geven voor de sterke kostprijsdaling die voor het jaar 2014 uit de gebruikte gegevens is voortgevloeid. Verweerster zal aan de hand van een nader onderzoek naar de werkelijke kosten van voormelde behandelingen moeten motiveren – indien de voor het jaar 2014 vastgestelde vergoedingsbedragen worden gehandhaafd – in hoeverre deze redelijkerwijs kostendekkend zijn. Het verzoek om schadevergoeding gaat de drempel van € 25.000,-- te boven. Het College is niet bevoegd om over dat verzoek te beslissen. Appellante zal zich met dat verzoek kunnen wenden tot de civiele rechter.
Licentieovereenkomst geoctrooieerd proces afwaterzuivering afhankelijk van positief testresultaat
Hof Den Haag 26 april 2016, IEF 15910; LS&R 1304; ECLI:NL:GHDHA:2016:1063 (Olaopa tegen BP Raffinaderij)
Contractenrecht. Octrooirecht. Eiser heeft Geoctrooieerd proces voor zuivering van afvalwater van olieraffinaderij (Biological nutritient removal using ‘the Olaopa Process’ - EP 1 196 354 B1. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank die de vorderingen heeft afgewezen. Tussen X en BP is wel een licentieovereenkomst tot stand gekomen is, deze voorwaardelijk was aan het welslagen van de test, waarbij niet is komen vast te staan dat deze voorwaarde is vervuld. De vorderingen op basis van de precontractuele aansprakelijkheid worden afgewezen, de vorderingen kunnen niet worden toegewezen gelet op het (niet aan BP te wijten) mislukken van de test. Het hof bekrachtigt het vonnis.
voedingsclaim: Iets zonder vlees is niet per definitie met minder calorieën -
RCC 4 april 2016, RB 2706; LS&R 1303; dossiernr. 2016/00196 (A-calorieën) (Vivera kip-calorieën)
Verwijzing naar prostitutie/vreemdgaan afgewezen. Aanbeveling voor onderdeel calorieën. 8 Claimsverordening. “Lekker vreemdgaan? Vanavond nog? Kies dan Vivera kipstukjes zonder kip. Het scheelt je aan calorieën want het is lekker zonder vlees. Zo is vreemdgaan ook nog eens goed voor je. Wie bewust eet kiest voor variatie en Vivera doet dat lekker vegetarisch. Vivera, de lekkere variatie.” In de uiting wordt volgens klager onder meer gezegd: “kies dan Vivera kipstukjes, zonder kip”; “het scheelt je aan calorieën want het is lekker zonder vlees”. Klager meent dat er twee dingen niet kloppen aan deze radiocommercial: 1. Kipstukjes: er zit geen kip in dus volgens klaagster zou het product waarmee geadverteerd wordt geen kip mogen heten. 2. Van iets zonder vlees kan men niet per definitie zeggen dat het minder calorieën bevat. Daarnaast is klaagster van mening dat door het smakeloos flirten met vreemd gaan een grens wordt overschreden nu ook kinderen en andere mensen die getroffen zijn door de gevolgen van vreemd gaan de uiting gemakkelijk tot zich kunnen nemen.
Eerste kamer neemt implementatiewet Tabaksproductenrichtlijn aan
Tabaksproductenrichtlijn
De wijzigingen die de Tabaksproductenrichtlijn met zich brengt hebben met name betrekking op de uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn tot elektronische sigaretten en navulverpakkingen, etikettering en verpakking ingrediënten, nieuwe tabaksproducten en grensoverschrijdende verkoop op afstand. Daarnaast wordt met dit voorstel uitvoering gegeven aan de bepalingen van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging om burgers te beschermen tegen blootstelling aan tabaksrook en om tabaksontmoediging te bereiken.
Reclameboek jurisprudentielunch 2016
Op woensdag 11 mei van 12.00 – 15.15 organiseert eduLex, onderdeel van uitgeverij deLex, weer een jurisprudentiebijeenkomst reclamerecht in Crowne Plaza South te Amsterdam. Dé jaarlijkse bijeenkomst over het reclamerecht. Jan Kabel en Ebba Hoogenraad bespreken belangrijke en actuele jurisprudentie. Aanmelden hier
Jan Kabel spreekt over uitspraken van het HvJ EU en het EHRM op het terrein van oneerlijke handelspraktijken, reclame en direct marketing en de consequenties daarvan voor de Nederlandse praktijk. Het gaat over publiciteit in het vrije beroep, prijsverlagingen, prijsvergelijking en andere vormen van prijsinformatie, voedings- en gezondheidsclaims, marketing voor tabaksproducten en wat er nog meer aan de orde komt in de Europese rechtspraak.
Ebba Hoogenraad geeft een update van beslissingen van de Reclame Code Commissie, het CvB en de rechter: hoe zit het met misleiding, inzake misleiding, uitnodiging tot aankoop, ‘gevoelige’ producten, goede smaak en fatsoen, de definitie van reclame en gezondheidsproducten? Ook processuele aspecten komen aan bod: o.a. het pan-Europees verbod bij vergelijkende reclame, en de discussie over artikel 6:194 versus 6:193a-j BW.
Conclusie AG: Verordening niet strijdig met de vrijheid van ondernemerschap, wel ongeldig voor zover deze in strijd is met het non-discriminatiebeginsel
Conclusie AG HvJ EU 16 maart 2016, LS&R 3701, RB 2701, ECLI:EU:C:2016:169 (Lidl tegen Freistaat Sachsen) Verordening nr. 543/2008 van de Commissie – Handelsnormen voor vlees van pluimvee – Geldigheid van artikel 5, lid 4, onder b) – Vers voorverpakt vlees van pluimvee – Verplichting om de totale prijs en de prijs per gewichtseenheid in de detailverkoop op de voorverpakking of op het daaraan gehechte etiket te vermelden. [Artikel 15, lid 1, en artikel 16 van het Handvest van de Grondrechten] – Vrijheid om een vrijelijk gekozen beroep uit te oefenen – Vrijheid van ondernemerschap – Evenredigheid – [Artikel 40, lid 2, VWEU] – Non-discriminatie
Conclusie AG:
1) Bij de behandeling van de eerste gestelde vraag is niet gebleken van een omstandigheid die gevolgen heeft voor de geldigheid van artikel 5, lid 4, onder b), van verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee, in het licht van artikel 16 van het Handvest.
2) Artikel 5, lid 4, onder b), van verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie is ongeldig, voor zover het in strijd met artikel 40, lid 2, VWEU een onderscheid maakt tussen verschillende soorten vlees van pluimvee.
Het Gerecht EU bevestigt dat bepaalde gezondheidsclaims voor glucose niet kunnen worden toegestaan
Gerecht EU 16 maart 2016; LS&R 1299; ECLI:EU:T:2016:150 (Dextro tegen Commissie) Consumentenbescherming. Reclame en gezondheidsclaims. Strijd met gezondheidsbeginselen.
Uit het persbericht: De Commissie heeft terecht vastgesteld dat deze gezondheidsclaims het gebruik van suiker aanmoedigen terwijl een dergelijke aanmoediging indruist tegen de algemeen aanvaarde voedings- en gezondheidsbeginselen.
In 2011 had Dextro Energy verzocht het gebruik van de volgende gezondheidsclaims toe te staan: „glucose wordt in het normale energiemetabolisme van het lichaam gemetaboliseerd”, „glucose draagt bij tot een normaal energieleverend metabolisme”, „glucose ondersteunt de normale lichamelijke activiteit”, „glucose draagt bij tot een normaal energieleverend metabolisme tijdens lichaamsbeweging” en „glucose draagt bij tot een normale werking van de spieren tijdens lichaamsbeweging”.
Ondanks het positieve advies van de Europese Autoriteit voor de voedselveiligheid (EFSA), die meende dat een oorzakelijk verband kon worden gelegd tussen het gebruik van glucose en een normaal energieleverend metabolisme, heeft de Commissie in januari 2015 geweigerd deze gezondheidsclaims toe te staan.3 Volgens de Commissie brengen de betrokken gezondheidsclaims aan de consument een tegenstrijdige en verwarrende boodschap over omdat zij het gebruik van suiker aanmoedigen, terwijl de nationale en internationale autoriteiten op grond van algemeen aanvaard wetenschappelijk advies aanbevelen de inname van suiker te verminderen. Ook al zouden deze gezondheidsclaims slechts onder specifieke gebruiksvoorwaarden en/of met aanvullende vermeldingen of waarschuwingen worden toegestaan, de boodschap zou, aldus de Commissie, daarom niet minder verwarrend voor de consument zijn zodat de betrokken claims niet konden worden toegestaan. In zijn arrest van vandaag verwerpt het Gerecht van de Europese Unie het door Dextro Energy ingestelde beroep en bevestigt het aldus de beslissing van de Commissie.
HR verkorte afdoening voor afleveren niet-geregistreerde diergeneesmiddelen
HR 29 maart 2016, LS&R 1288 ; ECLI:NL:HR:2016:519 (Afleveren niet-geregistreerde diergeneesmiddelen)
Economische zaak. Art. 2 Diergeneesmiddelenwet (oud). HR: 81.1 RO. HR volgt conclusie AG tot verkorte afdoening [ECLI:NL:PHR:2016:152]. Feitelijke leiding geven aan het afleveren van niet-geregistreerde diergeneesmiddelen. Hof bepaalde [ECLI:NL:GHSHE:2015:477, LS&R 1090] dat geen straf of maatregel wordt opgelegd. Verweren met betrekking tot de strafbaarheid van het feit verworpen.
Overleggen gedeelte ingrediëntenlijst, en dan claimen dat er geen tonijn in tonijnsalade zit
Vz. RCC 22 maart 2016, RB 2699; LS&R 1298; dossiernr 2016/00090 (Lidl-Frisse Tonijnsalade)
Food. Reclamerecht. Klaagster heeft een product van adverteerder gekocht waarop staat “Frisse Tonijn salade”. Uit de productomschrijving volgt echter dat er geen tonijn in het product zit, maar kabeljauwpoeder. De betreffende tonijnsalade bevat wel degelijk tonijn. Dit staat op de volledige productomschrijving. Klaagster heeft slechts een gedeelte van de productomschrijving overgelegd waarop alleen de kabeljauwpoeder staat vermeld. Adverteerder stelt dat de uiting dan ook niet misleidend is.
Aanhouding door Hof van onbepaalde duur niet te rechtvaardigen
HR 15 april 2016, IEF 15883; LS&R 1297 ECLI:NL:HR:2016:666 (Astellas tegen Synthon)
(Appel)procesrecht, octrooirecht. Spoedeisend belang. Belang bij hoger beroep in verband met proceskostenveroordeling in eerste aanleg. De beslissing van het hof tot aanhouding is niet het waken tegen onredelijke vertraging van de procedure (art. 20 Rv). Astellas is houdster van een Europees octrooi voor een zogenaamd hydrogelpreparaat met aanhoudende afgifte. De voorzieningenrechter [IEF 12913] heeft Astellas' vorderingen afgewezen en veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van Synthon begroot op € 75.000. Het hof heeft iedere beslissing aangehouden totdat in de tussen partijen aanhangige bodemprocedure onherroepelijk is beslist of dat die procedure anderszins definitief is beëindigd. Gelet op de onbepaalde en daarom mogelijk (zeer) lange duur van de door het hof bepaalde aanhouding, zijn de aan zijn beslissing tot aanhouding ten grondslag gelegde omstandigheden – dat het belang van Astellas bij beoordeling van de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling niet spoedeisend is en dat inmiddels een bodemprocedure over de inbreukvraag aanhangig is – onvoldoende om die aanhouding te kunnen rechtvaardigen.