Gepubliceerd op donderdag 30 oktober 2025
LS&R 2323
College van Beroep voor het Bedrijfsleven ||
14 okt 2025
College van Beroep voor het Bedrijfsleven 14 okt 2025, LS&R 2323; ECLI:NL:CBB:2025:556 ([naam 1] tegen de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), https://lsenr.nl/artikelen/cbb-opzet-toerekenbaar-bij-spuitfout-loonbedrijf

CBB: opzet toerekenbaar bij spuitfout loonbedrijf

CBB 14 oktober 2025, LS&R 2323; ECLI:NL:CBB:2025:556 ([naam 1] tegen de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur). Het College van Beroep voor het bedrijfsleven behandelt het beroep van een landbouwmaatschap tegen een door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur opgelegde GLB-randvoorwaardenkorting van 30% over alle in 2022 aangevraagde subsidies. Aanleiding was dat een ingehuurd loonbedrijf op 28 april 2022 Cirran en Tapir heeft gespoten; bij controle op 3 mei 2022 constateerde het waterschap over circa 518 meter “vergroeiingsverschijnselen” op taluds, vastgelegd in een rapport van 18 januari 2023 met foto’s en verklaringen van de loonwerker (die aangaf dat tijdens het werk plotseling stevige wind opstak). Het College acht de bevindingen van de toezichthouder betrouwbaar, ook al is het rapport niet op ambtseed opgemaakt, en stelt vast dat artikel 55 van Verordening 1107/2009 is geschonden (juist gebruik volgens etiket/goed landbouwkundige praktijk), wat binnen de randvoorwaarden van Verordening 1306/2013 tot korting leidt. Omdat de maatschap geen specifieke instructies gaf en geen toezicht hield, is (voorwaardelijk) opzet aan de begunstigde toe te rekenen op basis van HvJ EU Van der Ham (C-396/12).

Bij de sanctie past volgens het College in beginsel 20% korting bij opzettelijke niet-naleving (art. 40 Verordening 640/2014). De door de minister aangevoerde ernst—aantasting buiten het eigen perceel, onomkeerbare toepassing, lengte >200 m—rechtvaardigt in deze zaak geen verhoging naar 30%; anders dan in zwaardere gevallen (o.a. bewust spuiten met glyfosaat langs/op taluds) ontbreekt een vergelijkbare omvang en impact. Het beroep is daarom gegrond: het bestreden besluit (9 januari 2024) wordt vernietigd, het kortingsbesluit (29 augustus 2023) herroepen en de randvoorwaardenkorting vastgesteld op 20% over alle GLB-subsidies 2022. De minister moet het griffierecht (€371) en de bezwaarkosten (€647) vergoeden; de zitting vond plaats op 17 juli 2025.

6.2

Afgemeten aan dit beoordelingskader is het College van oordeel dat hier een korting van 20% gerechtvaardigd is. Het College deelt dus niet het standpunt van de minister dat de ernst van de niet-naleving in dit geval noopt tot een korting van 30%, terwijl, anders dan de maatschap aanvoert, er geen aanleiding bestaat tot een lagere korting over te gaan dan de in de regel op te leggen korting van 20%. Op zichzelf genomen is juist dat artikel 55 van Verordening 1107/2009 ertoe strekt een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te waarborgen, en dat de gevolgen van toepassing van de middelen groot kunnen zijn, zoals blijkt uit het veiligheidsinformatieblad dat onderdeel uitmaakt van het wettelijk gebruiksvoorschrift van het middel Tapir. Verder heeft de minister er met juistheid op gewezen dat de gevolgen in omvang niet zijn beperkt tot het bedrijf zelf, maar ook invloed hebben op het milieu, en dat de bespuiting niet ongedaan gemaakt kan worden. Dat, zoals de minister aanvoert, de niet-naleving heeft plaatsgevonden over een lengte van meer dan 200 meter rechtvaardigt in de gegeven omstandigheden echter geen verhoging van 20% naar 30% (vergelijk de uitspraak van het College van 24 september 2024, ECLI:NL:CBB:2024:657). Deze zaak kan ook niet op één lijn worden gesteld met de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van het College van 24 september 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:655) waarnaar de minister op de zitting heeft verwezen. In die zaak was bewust Round-Up langs en op het talud (over een lengte van 420 meter) van het aangrenzend landbouwperceel gespoten en was de oppervlakte waarop de niet-naleving plaatsvond dusdanig groot dat dit onder die omstandigheden aanleiding gaf de vastgestelde korting wegens grote ernst te verhogen. Het College oordeelde dat de lengte van het talud, maar meer nog de (permanente) impact op het milieu aanleiding geven om het kortingspercentage te verhogen tot 30%. Van een dergelijke situatie is in de zaak van de maatschap geen sprake.