LS&R 2245
17 juni 2024
Artikel

Fly me to the moon – het nieuwe Versneld Regime Octrooizaken

 
LS&R 2243
7 juni 2024
Artikel

Laatste plekken: Nederlands Octrooi Congres - 11 juni 2024

 
LS&R 2241
3 juni 2024
Artikel

Vacature Simmons & Simmons: Advocaat-stagiaire IP / Life Sciences

 
LS&R 1747

Wijziging Rijksoctrooiwet

De Eerste Kamer heeft gisteren, 29 oktober, de wijziging van de Rijksoctrooiwet in verband met het eengemaakt octrooigerecht en de Verordening eenheidsoctrooibescherming  aanvaard.
https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/35187_overeenkomst_eengemaakt

De wetswijziging zal binnenkort in het Staatsblad worden gepubliceerd en op een later tijdstip, samen met de Verordening eenheidsoctrooibescherming en het Verdrag voor de oprichting van het Eengemaakt octrooigerecht, in werking treden. Het is op dit moment nog onduidelijk wanneer dat het geval zal zijn.

LS&R 1746

Uitspraak ingezonden door Pascal van Boxtel, LXA The Law Firm.

Rechtbank onbevoegd in zaak merkinbreuk Hoggan Scientific

23 okt 2019, LS&R 1746; ECLI:NL:RBDHA:2019:11055 (Hoggan Scientific tegen Mustec), https://lsenr.nl/artikelen/rechtbank-onbevoegd-in-zaak-merkinbreuk-hoggan-scientific

Rechtbank Den Haag 23 oktober 2019, IEF 18782, LS&R 1746; ECLI:NL:RBDHA:2019:11055 (Hoggan Scientific tegen Mustec) Hoggan Scientific houdt zich bezig met de ontwikkeling van medische en ergonomische apparatuur en is ontwikkelaar van de zogenaamde FET-systemen, waarmee spierkracht kan worden gemeten. Hoggan Scientific heeft de producten onder de namen MicroFET, ErgoPAK en ErgoFET op de markt gebracht. Biometrics, waarvan Mustec eigenaar is, was eerst distributeur van de MicroFET-producten van Hoggan Scientific. Mustec heeft enkele jaren later een productlijn onder de naam BioFET op de markt gebracht, die soortgelijk is aan de MicroFET-producten. Mustec heeft volgens Hoggan Scientific te kwader trouw merken laten registreren waarvan Mustec wist dat die overeenstemmen met de merken van Hoggan Scientific. Daarnaast zou Mustec onrechtmatig jegens Hoggan Scientific hebben gehandeld door gebruik te maken van het netwerk van Hoggan Scientific. In deze zaak is de rechtbank echter onbevoegd om van de vorderingen met betrekking tot de vernietiging van de merken kennis te nemen.

4.1. Bij conclusie van antwoord in het incident, tevens inhoudende akte vermindering eis, heeft Hoggan Scientific haar vordering tot nietigverklaring van het Uniemerk BioFET (vordering sub IV) — naar de rechtbank aanneemt naar aanleiding van het terechte betoog van Mustec dat het niet mogelijk is om een dergelijk vordering in conventie bij de rechtbank in te stellen — ingetrokken. Die eisvermindering heeft gevolgen voor de competentie, in die zin dat de rechtbank haar bevoegdheid uitsluitend zal toetsen ten aanzien van de resterende vorderingen. Ook wanneer de vordering niet zou zijn ingetrokken, zou de rechtbank geen bevoegdheid hebben kunnen ontlenen aan vordering IV nu in de systematiek van de UMVo een dergelijke vordering expliciet is voorbehouden aan het EUIPO. 

4.2. Wat betreft de vorderingen tot nietigverklaring van de Beneluxmerken, stelt de rechtbank voorop dat zij haar bevoegdheid dient vast te stellen aan de hand van het BVIE, dat voor die bevoegdheid een lex specialis vormt ten opzichte van de Brussel 1-bis-Vo5 en de bepalingen inzake rechtsmacht in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)6. Art. 4.6 BVIE bepaalt, voor zover hier van belang, in lid 1 dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde of van de plaats waarde in liet geding zijnde verbintenis is ontstaan, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd, bevoegd is. 

4.3. Nu Mustec gevestigd is in Almere, is uitsluitend de rechtbank Midden-Nederland - en niet de rechtbank Den Haag — relatief bevoegd om van de vorderingen van Hoggan Scientific kennis te nemen. Aan ‘de plaats waarde verbintenis is ontstaan of moet worden uitgevoerd’ kan geen bevoegdheid worden ontleend, omdat de vorderingen betrekking hebben op nietigverklaringen van de Beneluxmerken, zodat geen sprake is van een verbintenis in dit arrondissement. 

4.4. Hoggan Scientific vordert in de hoofdzaak verder een verklaring voor recht dat Mustec onrechtmatig heeft gehandeld (vordering V, zie 2.1). Uit de toelichting in de dagvaarding leidt de rechtbank af dat de grondslag voor het onrechtmatig handelen gelegen is in het doen van misleidende mededelingen in de zin van art. 6:194 BW, onder meer op de website van Mustec. Hoggan Scientiftc heeft aangevoerd dat dit onrechtmatig handelen mede is gericht op bedrijven in het arrondissement Den Haag. Den Haag is derhalve mede aan te merken als de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, zodat de rechtbank Den Haag, op de voet van art. 7 lid 2 Brussel 1-bis-Vo, respectievelijk art. 102 Rv, (mede) internationaal en relatief bevoegd is om van die vordering kennis te nemen. De rechtbank zal de gehele zaak echter verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland, die eveneens bevoegd is ten aanzien van vordering V als de rechter van de woonplaats van gedaagde (art. 99 Rv), uit overwegingen van proces- economie, die meebrengen dat het de voorkeur verdient dat één rechtbank over alle vorderingen oordeelt, temeer nu alle vorderingen samenhangen, reeds omdat zij spelen tussen dezelfde partijen en deels betrekking hebben op dezelfde feiten, en in zoverre verknocht zijn. 

4.5. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van Hoggan Scientific met betrekking tot vernietiging van de Beneluxmerken kennis te nemen. 

LS&R 1745

Uitspraak ingezonden door Gino van Roeyen, LAWNCH.

Afspraken uit licentieovereenkomst bepalen mede recht op naam 'Invitria'

Rechtbank Den Haag 16 okt 2019, LS&R 1745; ECLI:NL:RBDHA:2019:10913 (Medical Workshop tegen Sharpsight), https://lsenr.nl/artikelen/afspraken-uit-licentieovereenkomst-bepalen-mede-recht-op-naam-invitria

Rechtbank Den Haag 16 oktober 2019, IEF 18761, LS&R 1745; ECLI:NL:RBDHA:2019:10913 (Medical Workshop tegen Sharpsight) Medical Workshop is een totaalleverancier in oogheelkunde. De heer Gonçalves, bestuurder van Sharpsight, is oogarts en houder van een aantal octrooien waaronder het Europees octrooi EP 2 109 425 B1. Dit octrooi ziet op een hulpmiddel voor het vereenvoudigen van intra-vitreale injecties. Eind 2009 hebben Medical Workshop en Sharpsight een licentieovereenkomst gesloten m.b.t. Invitria, een product voortgekomen uit het octrooi. Medical Workshop is houdster van het Uniewoordmerk INVITRIA. In 2019 heeft Sharpsight het Uniewoordmerk INVITRIA gedeponeerd voor waren en diensten in klasse 10. Na publicatie door het EUIPO heeft Medical Workshop oppositie ingesteld tegen dit depot, waarop nog niet is beslist.
Medical Workshop wil dat Sharpsight ieder gebruik van het merk Invitria staakt en gestaakt houdt. Geoordeeld wordt dat Medical Workshop en Sharpsight redelijkerwijs konden verwachten dat de naam Invitria aan het product verbonden zou blijven. Dit leidt ertoe dat (Sharpsight via Gonçalves, omdat hij de octrooihouder is en hij na afloop van de Licentieovereenkomst als enige recht heeft het product te (doen) produceren en verhandelen, ook het recht heeft de naam Invitria voor het product te gebruiken.

LS&R 1744

Niet correct overdragen dossier huisarts in strijd met continuïteit patiëntenhistorie

10 okt 2019, LS&R 1744; (Verdwenen dossier), https://lsenr.nl/artikelen/niet-correct-overdragen-dossier-huisarts-in-strijd-met-continu-teit-pati-ntenhistorie

Het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg, Eindhoven 10 oktober 2019, IEF 18758, IT 2906, LS&R 1744; (Verdwenen dossier) Verweerder was tot 1 december 2017 werkzaam als huisarts. Hij heeft voor die datum zijn patiënten ervan op de hoogte gesteld dat zijn praktijk zal worden overgedragen aan zijn opvolgster. Klager was ongeveer dertig jaar patiënt van verweerder. Klager heeft  voor 1 december telefonisch aan de doktersassistente van verweerder laten weten dat hij niet wil overgaan naar de huisartsenpraktijk van de opvolger en dat zijn dossier moet worden overgedragen aan zijn nieuwe huisarts. Deze nieuwe huisarts heeft het dossier echter nooit ontvangen. De doktersassistente van verweerder stelt vervolgens dat ze op grond van de praktijkbeëindiging geen dossier meer van hem zou hebben en dat opvolgster zijn dossier zou moeten hebben. Ook opvolgster stelt dat zij geen dossier heeft van klager. Klager verwijt verweerder dat het medisch dossier niet correct is overgedragen aan de nieuwe huisarts, waardoor er dertig jaar medische historie van klager weg is. Verweerder heeft geen moeite gedaan om het medische dossier van klager te reconstrueren. De handelwijze van verweerder is onprofessioneel en de klacht gegrond.

LS&R 1742

Artikel ingezonden door Tjibbe Douma, Dentons Boekel en Gertjan Kuipers, De Brauw Blackstone Westbroek..

Amerikaanse beslissing in geschil Ferring tegen Reprise, Serenity en Fein

, LS&R 1742; https://lsenr.nl/artikelen/amerikaanse-beslissing-in-geschil-ferring-tegen-reprise-serenity-en-fein

Samenvatting en uitspraak zijn ingezonden door advocaten Tjibbe Douma en Gertjan Kuipers. Zij staan Ferring bij in een lopende procedure in Nederland.

Ferring aan de ene kant en Reprise, Serenity en Fein aan de andere kant zijn verwikkeld in een wereldwijd geschil ten aanzien van octrooirechten en octrooiaanvragen die zien op desmopressine. Fein werkte vroeger voor Ferring in de VS. In Nederland lopen verschillende procedures: een waar Ferring octrooirechten en octrooiaanvragen van Reprise op “low dose low plasma” desmopressine opeist [IEF 13792] en een waar Reprise c.s. octrooirechten van Ferring op een orodispergeerbare doseringsvorm van desmopressine (gedeeltelijk) opeist omdat deze zouden zien op “sublingual” [IEF 11445].

In een Amerikaanse procedure tussen Ferring tegen Reprise, Serenity en Fein heeft de rechter op 27 september jl. uitspraak gedaan. Anders dan in het Nederlandse systeem, worden in het Amerikaanse systeem standaard de betrokkenen gehoord. Ook in dit geval zijn de relevante getuigen uitgebreid ondervraagd door de partijen en de rechter en er is gekeken naar enig “corroborating evidence”. Het is op basis daarvan dat de Amerikaanse rechter vervolgens tot zijn oordeel is gekomen. Dit systeem was in dit geval in het bijzonder van belang nu het verhaal van Reprise, Serenity en Fein gestoeld was op eigen verklaringen over de gebeurtenissen in de zomer van 2001.

LS&R 1741

Uitspraak ingezonden door Mark Egeler, Rutger Kleemans en Maxime Salomons, Freshfields Bruckhaus Deringer.

Inbreuk op octrooirecht voor geneesmiddelen tegen borstkanker


Hof Den Haag 17 sep 2019, LS&R 1741; ECLI:NL:GHDHA:2019:2648 (Novartis tegen Teva), https://lsenr.nl/artikelen/inbreuk-op-octrooirecht-voor-geneesmiddelen-tegen-borstkanker

Hof Den Haag 17 september 2019, IEF 18737, LS&R 1741; ECLI:NL:GHDHA:2019:2648 (Novartis tegen Teva) Novartis is actief op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en verhandeling van innovatieve geneesmiddelen. Novartis is houdster van het stofoctrooi EP 0 663 916 dat ziet op de stof everolimus, een immuunonderdrukkend geneesmiddel, en Europese octrooien voor “cancer treatment“ in de vorm van 6 afgesplitste octrooien (divisionals). Teva is een internationale farmaceutische onderneming die zich bezighoudt met de vervaardiging, distributie en verhandeling van generieke en innovatieve geneesmiddelen. Teva is houdster van marktvergunningen voor een generieke versie van everolimus. Novartis heeft Teva diverse malen bij brief gewezen op haar octrooirechten en Teva verzocht haar twee maanden voorafgaand aan een marktintroductie over een dergelijk voornemen te informeren. Teva heeft Novartis bij brief op de hoogte gesteld van het voornemen om Everolimus op de markt te brengen, onder meer voor behandeling van HR+ borstkanker. Na het bestreden vonnis heeft Teva dit product op de markt gebracht. In het onderhavige geschil maakt Teva inbreuk op het octrooirecht van Novartis.

LS&R 1740

Consultatie reglement naleving geneesmiddelenreclame

De CGR heeft besloten de huidige werkwijze te verbeteren en de samenwerking met de Keuringsraad te bestendigen. Dit leidt tot een nieuw gezamenlijk Reglement van de Stichtingen CGR, KOAG en KAG. Het Reglement regelt het toezicht van de Keuringsraad, de Codecommissie en de Commissie van Beroep op de Gedragscode Geneesmiddelenreclame, de Codes voor de Publieksreclame voor Geneesmiddelen en Medische (zelfzorg)hulpmiddelen en de Code voor de Aanprijzing van Gezondheidsproducten. Belangstellenden worden gevraagd op het ontwerp-Reglement te reageren. Het streven is de nieuwe werkwijze per 2020 te laten ingaan.

De CGR ziet de reacties uiterlijk vrijdag 25 oktober tegemoet. Reacties kunnen per e-mail worden ingediend bij cgr@cgr.nl, onder vermelding van “Reactie op de consultatie nieuw Reglement”.

LS&R 1739

Conclusie AG: klachten inventiviteit medisch octrooi ongegrond

Hoge Raad 30 aug 2019, LS&R 1739; ECLI:NL:PHR:2019:939 (Coloplast tegen Medical4You), https://lsenr.nl/artikelen/conclusie-ag-klachten-inventiviteit-medisch-octrooi-ongegrond

Conclusie AG HR 30 augustus 2019, IEF 18717, IT 1739; ECLI:NL:PHR:2019:939 (Coloplast tegen Medical4You) In deze octrooizaak staat de geldigheid centraal van het Europese octrooi van Coloplast EP1145729 voor een gebruiksklaar urinekathetersamenstel. Dat octrooi sneuvelt bij het hof op inventiviteit [IEF 175191] en in cassatie gaat het ook alleen om de inventiviteitsvraag. De klachten richten zich op de toepassing door het hof van de problem solution approach en met name de “could-would”-regel en de benadering van het objectieve technische probleem waar het octrooi een oplossing voor zou bieden. Ook zijn klachten geformuleerd over de beoordeling van aanwijzingen die de gemiddelde vakman had (of juist niet) in de stand van de techniek richting de uitvinding. Verder speelt in cassatie of hier sprake was van het overwinnen van vooroordelen in de ogen van die vakman, of zogenoemde “secundary indicia” voor inventiviteit, zoals tijdsverloop (“long- felt need”) correct zijn benaderd door het hof en of de grenzen van de rechtsstrijd in acht zijn genomen. Ook kan volgens Coloplast de beoordeling van het hof van de combinatie-uitvindingenproblematiek de toets in cassatie niet doorstaan. Deze klachten zijn volgens AG tevergeefs voorgesteld.

LS&R 1738

Gerede kans niet inventief octrooi in beroep

Rechtbank Den Haag 17 sep 2019, LS&R 1738; ECLI:NL:RBDHA:2019:9764 (Bayer tegen Ceva), https://lsenr.nl/artikelen/gerede-kans-niet-inventief-octrooi-in-beroep-1

Rechtbank Den Haag 17 september 2019, IEF 18693, LS&R 1738; ECLI:NL:RBDHA:2019:9764 (Bayer tegen Ceva) Octrooirecht. Bayer maakt onderdeel uit van het internationale Duitse concern Bayer AG, dat onder meer gericht is op onderzoek naar en ontwikkeling van farmaceutische producten en diergeneesmiddelen. Ceva maakt onderdeel uit van de Ceva groep, een Frans farmaceutisch concern dat is gespecialiseerd in onder meer de ontwikkeling van medicijnen. Bayer is houdster van het EP 496 octrooi dat ziet op een samenstelling bestaande uit triazinonen en ijzer(III)-complexverbindingen voor het gelijktijdig behandelen van ijzertekorten en coccidia-infecties bij dieren. Ceva gebruikt een soortgelijke samenstelling. Ceva komt met het voornemen Forceris in september op de Nederlandse markt te brengen, waardoor zij volgens Bayer inbreuk dreigt te maken op EP 496. Onder andere Forceris en de ijzer-verbindingen zouden aan alle kenmerken van conclusie 1 voldoen. Bayer vordert een verbod inbreuk te maken op EP 496 in Nederland. De inventiviteit is in geding. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.