Reclamerecht  

LS&R 1001

Betalen in sloffen sigaretten voor deelname brainstormsessie is reclame

CBb 11 september 2014, LS&R 1001 (eiser tegen Minister van VWS)
Tabakswet. Eerder ECLI:NL:RBROT:2013:1386. Samenwerkingsvergoeding voor deelname aan door tabaksfabrikant georganiseerde brainstormsessies. Betaling in de vorm van twee of vier sloffen sigaretten per maand gedurende een jaar is reclame en sponsoring. Boete in zoverre terecht opgelegd. Uitreiken 'om niet' aan niet verschenen contractanten niet bewezen. Aangevallen uitspraak vernietigd. Recidive. Geen bijzondere omstandigheden die tot matiging boete nopen. Overschrijding redelijke termijn.

4.5
Ten aanzien van dit laatste overweegt het College, mede gezien hetgeen appellante in haar vierde grond ten aanzien van de evenredigheid van de boete heeft aangevoerd, het volgende.
4.5.1
De minister heeft de boete wegens overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet verhoogd tot € 135.000 omdat appellante bij besluit van 19 december 2008 is beboet wegens overtreding van dezelfde bepaling en nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden. Voor zover appellante in dit verband heeft aangevoerd dat zij slechts eenmaal eerder is beboet en bovendien sprake was van een geheel andere overtreding, te weten het plaatsen van een dispenser in een horecagelegenheid, is het College van oordeel dat het feit dat eenmaal eerder, binnen voornoemde termijn, dezelfde bepaling is overtreden, volstaat om van recidive te spreken.
4.5.2
Er zijn het College geen feiten of omstandigheden gebleken die tot de conclusie leiden dat het in de bijlage bij de Tabakswet aangewezen boetebedrag van € 135.000 voor herhaalde overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet door een fabrikant van tabaksproducten in het geval van appellante niet passend en geboden is te achten. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft de wetgever uitdrukkelijk voor ogen gehad dat hoge boetes worden opgelegd aan, onder meer, fabrikanten van tabaksproducten zoals appellante. Appellante is ook geen relatief kleine fabrikant, maar een groot tabaksconcern, zodat geen aanleiding bestaat een uitzondering aan te nemen op het uitgangspunt dat deze boetes in beginsel passend zijn en recht doen aan de ernst van de gedraging. Dat appellante na het in de publiciteit raken van de eerste brainstormsessie direct contact heeft opgenomen met NVWA om in overleg te treden over de vraag of zij in overtreding was, noopt niet tot matiging van de hoogte van de boete. Ook in het feit dat appellante zich niet herkent in de overwegingen van de rechtbank dat appellante met haar handelwijze welbewust de randen van de wet heeft opgezocht en dat kennelijk alleen van relatief hoge geldboetes enige prikkel tot het naleven van de Tabakswet door appellante zal kunnen uitgaan, wat daarvan zij, ziet het College geen aanleiding het boetebedrag te matigen.
4.5.3
Wel ziet het College aanleiding om in navolging van de rechtbank de hoogte van de boete te matigen wegens schending van het recht van appellante op behandeling van haar zaak binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg gematigd met een bedrag van € 10.000. In hoger beroep is die matiging niet ter discussie gesteld. Het College vindt hierin aanleiding de hoogte van de aan appellante op te leggen boete vast te stellen op een bedrag van € 125.000. Daarbij ziet het College onder ogen, dat ook de termijn voor behandeling van de zaak tot en met het hoger beroep is overschreden.
LS&R 991

Verkoudheidsvirussen verminderen met 92% is voldoende wetenschappelijk onderbouwd

RCC 15 augustus 2014, RB 2225, dossiernr. 2014/00161 (Bisolviral)
Afwijzing. Zie ook: dossiernr. 2014/00161A. Het betreft de volgende reclame voor Bisolviral: 1. Een televisiereclame waarin o.a. in beeld verschijnt: "Vermindert verkoudheidsvirussen tot 92% en verkort zo de duur van een verkoudheid” en “Bisolviral® Medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing”. 2. Een uiting op de website www.bisolvon.nl, waarin over Bisolviral onder meer wordt vermeld: “Verkort de duur van een verkoudheid - Reduceert verkoudheidsvirussen tot 92% en verkort zo de duur van een verkoudheid”. De tekst van de reclame suggereert dat het middel een antivirale werking heeft en verkoudheidsvirussen tot 92% reduceert. De Commissie wijst de klachten af.

De Commissie stelt het volgende voorop.

Bisolviral is geen geneesmiddel, maar -zoals in beide bestreden uitingen is vermeld- een medisch hulpmiddel. Voorts staat het adverteerder op zichzelf vrij om reclame te maken voor een product dat verband houdt met een aandoening die in het algemeen ook vanzelf overgaat, zoals bijvoorbeeld verkoudheid. De Commissie heeft tot taak te beoordelen of een concrete reclame-uiting in overeenstemming is met de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Ten aanzien van de verschillende in de onderhavige procedure door klager geuite bezwaren overweegt de Commissie het volgende.

Antivirale werking

In de televisiereclame wordt gesproken over “Bisolviral antiviraalspray” en in de uiting op de website over “antivirale behandeling”, zonder dat het begrip “antiviraal” in die uitingen uitdrukkelijk wordt toegelicht. Wel wordt ten aanzien van Bisolviral in de uitingen gesteld: “Vermindert verkoudheidsvirussen tot 92%” respectievelijk “Reduceert verkoudheidsvirussen tot 92%”. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument het begrip “antiviraal” in de bestreden uitingen, bij gebreke van een uitdrukkelijke toelichting, opvatten in die zin dat Bisolviral op enige wijze werkt tegen verkoudheidsvirussen, en niet noodzakelijk in die zin, dat het deze virussen doodt, zoals door klager betoogd.

Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder, onder verwijzing naar overgelegde studies van Grasshauer e.a. (2008), Eccles e.a. (2010) en Ludwig e.a. (2013), voldoende aannemelijk gemaakt dat de werkzame stof van Bisolviral, iota-carrageenan, tegen verkoudheidsvirussen werkt, in die zin dat op het neusslijmvlies een beschermend laagje wordt aangebracht dat virussen tegenhoudt, waardoor deze virussen minder kans krijgen om de zogenaamde epitheelcellen binnen te dringen, zich daardoor minder goed kunnen vermenigvuldigen en daardoor beperkter in aantal blijven.

“Vermindert verkoudheidsvirussen tot 92%”

Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder de juistheid van de mededelingen “Vermindert verkoudheidsvirussen tot 92%” en “Reduceert verkoudheidsvirussen tot 92%” voldoende aannemelijk gemaakt. Ter onderbouwing van deze mededelingen heeft adverteerder in het bijzonder gewezen op een artikel van Eccles e.a., betreffende een onderzoek met twee groepen mensen, waarbij de ene groep met iota-carrageenan werd behandeld, en de andere groep met een placebomiddel. In het artikel wordt op pagina 5, onder verwijzing naar figuur 4 op pagina 8, beschreven dat de “viral load” in de placebogroep vermeerderde met 579%, terwijl de “viral load” in de groep die met iota-carrageenan werd behandeld, verminderde met 92%. Ter vergadering heeft adverteerder deze vermindering nader toegelicht in die zin dat het enerzijds gaat om een vermindering van de virusvermenigvuldiging en anderzijds om een vermindering van het aantal virussen in de neusholte, omdat er sprake is van een fysiologische zoutoplossing die ervoor zorgt dat de virussen in de neus wegspoelen naar de keelholte, waarna de virussen in de maag door maagsappen onschadelijk worden gemaakt.

In de onderhavige procedure is discussie ontstaan over de betekenis van “viral load”. Adverteerder vertaalt dit begrip als “virusbelasting” en klager als “viruslast” ofwel de hoeveelheid viruspartikels in het organisme. Volgens klager heeft “virusbelasting” betrekking op de mate waarin een individu wordt blootgesteld aan virussen uit de omgeving (vergelijk pollenbelasting) en zegt het begrip niets over de hoeveelheid virussen die het individu binnendringen. Ter vergadering heeft adverteerder hierop meegedeeld dat klager het oog heeft op “virusblootstelling” (in het Engels: “viral exposure”).

Wat er zij van de vraag of één bepaalde betekenis moet worden gegeven aan het begrip “viral load”, de Commissie stelt vast dat de begrippen “viral load” en/of “virusbelasting” niet in de bestreden uitingen voorkomt/voorkomen. Deze begrippen zijn slechts relevant in het kader van de onderbouwing door adverteerder van de mededelingen “Vermindert verkoudheidsvirussen tot 92%” en “Reduceert verkoudheidsvirussen tot 92%”. Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder deze mededelingen voldoende onderbouwd door de verwijzing naar bovengenoemd onderzoek en de daarop gegeven toelichting.

Verkoudheidssymptomen

Bij repliek heeft klager gesteld dat impliciet wordt gesuggereerd dat het aantal virussen gerelateerd is aan de symptomen die de patiënt ervaart, maar dat niet gebleken is van een relatie tussen de symptoomscores en de uitkomst van de virusmeting.

Deze stelling van klager leidt niet tot het oordeel dat de bestreden reclame in strijd is met de NRC. In dit verband overweegt de Commissie dat in het artikel van Eccles een verband wordt gelegd tussen het aantal virussen en de symptomen die de patiënt ervaart; op pagina 8, laatste alinea staat:

“The symptomatic benefit for Iota-Carrageenan patients correlated well with the decrease of detectable” virus genome in nasal lavages of patients (Figure 4)”. Overigens heeft klager bij repliek gesteld dat Bisolviral effect heeft wat betreft “verlichting van symptomen of verkorting van “ziekte”duur”, zij het dat hij dit effect “zeer bescheiden” noemt.

De Commissie concludeert als volgt.

Naar haar oordeel zal de gemiddelde consument het begrip “antiviraal” in de bestreden uitingen, bij gebreke van een uitdrukkelijke toelichting, opvatten in die zin dat Bisolviral op enige wijze werkt tegen verkoudheidsvirussen.

De slotconclusie is dat adverteerder haar beweringen met betrekking tot haar product voldoende met bevindingen uit wetenschappelijke onderzoeken heeft gestaafd en dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de consument bij zijn beslissing al dan niet tot aankoop van dit middel over te gaan op het verkeerde been wordt gezet.

LS&R 982

Gezondheidsclaims en aanprijzing als geneesmiddel niet toegestaan

RCC 31 juli 2014, LS&R 981, dossiernr. 2014/00273 (Body & Fitshop)
Aanbeveling. Gezondheid. Digitale marketing. Het betreft reclame voor de producten Body & Fit Glutamine, Beta-Alanine Pure en D-Aspartic Acid in een nieuwsbrief van 26 maart 2014 en op de website www.bodyenfitshop.nl. In de bestreden uitingen worden o.a. de producten Body & Fit Glutamine, Beta-Alanine Pure en D-Aspartic Acid gepresenteerd als geneesmiddel in de zin van artikel 1 lid 1 sub b van de Geneesmiddelenwet (Gmw). Nu voor deze geneesmiddelen geen handelsvergunning is verleend, handelt adverteerder in strijd met artikel 84 Gmw. De klacht betreft uitingen die diverse gezondheidsclaims bevatten over deze producten. De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met artikel 2 NRC.

Het oordeel van de Commissie
Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie het volgende.

Ad 1.
Gelet op de hiervoor in klacht onder 1 a tot en met c opgenomen mededelingen worden de producten Body & Fit Glutamine, Beta-Alanine Pure en D-Aspartic Acid gepresenteerd als geneesmiddel in de zin van artikel 1 lid 1 sub b Gmw. Nu niet is gebleken dat voor deze geneesmiddelen een handelsvergunning is verleend, handelt adverteerder in strijd met artikel 84 Gmw en zijn de uitingen in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

De Commissie heeft nota genomen van het verweer dat adverteerder zich, na gesprekken met de NVWA, bezighoudt met het wijzigen van de website en de nieuwsbrief, een en ander op basis van een projectplan. Dit maakt bovenstaand oordeel echter niet anders. Eventuele wijziging neemt niet weg dat de oorspronkelijke uitingen in strijd zijn met de NRC. Overigens constateert de Commissie dat de website, blijkens de bij repliek overgelegde afdrukken daarvan, op 3 juli 2014 nog steeds de in de klacht onder 1 a tot en met c opgenomen mededelingen bevatte.

Bij repliek heeft klager de klacht met betrekking tot artikel 84 Gmw uitgebreid tot een mededeling omtrent het product “Afslank Eiwit”, namelijk de mededeling:

“Bij een tekort aan carnitine kunnen er problemen optreden bij de verbranding van vetzuren” op de site. Aangezien adverteerder in de gelegenheid is geweest om schriftelijk op de repliek te reageren, zal de Commissie zich ook uitlaten over dit nieuwe, eerst bij repliek geuite bezwaar.

Door voornoemde mededeling wordt het product Afslank Eiwit gepresenteerd als geneesmiddel in de zin van artikel 1 lid 1 sub b Gmw. Nu niet is gebleken dat voor dit geneesmiddel een handelsvergunning is verleend, handelt adverteerder in strijd met artikel 84 Gmw en is de uiting op dit punt in strijd met artikel 2 NRC.

Ad 2.
De hiervoor in de klacht onder 2 a en b opgenomen mededelingen bevatten gezondheidsclaims in de zin van artikel 2 lid 5 van de Claimsverordening. Nu niet is gebleken dat deze claims zijn opgenomen in de lijst van toegestane gezondheidsclaims, zijn deze in deze strijd met artikel 10 lid 1 Claimsverordening en zijn de uitingen in strijd met artikel 2 NRC.

De Commissie heeft nota genomen van het verweer dat adverteerder zich, na gesprekken met de NVWA, bezighoudt met het wijzigen van de website en de nieuwsbrief, een en ander op basis van een projectplan. Dit maakt bovenstaand oordeel echter niet anders. Eventuele wijziging neemt niet weg dat de oorspronkelijke uitingen in strijd zijn met de NRC. Overigens constateert de Commissie dat de website, blijkens de bij repliek overgelegde afdrukken daarvan, op 3 juli 2014 nog steeds de in de klacht onder 2 a opgenomen mededelingen bevatte.

De Commissie stelt vast dat de in de klacht onder b opgenomen mededeling: “spieropbouw en libido” niet meer in de uiting voorkomt. Van deze wijziging heeft de Commissie nota genomen. Dit neemt echter niet weg dat de oorspronkelijke uiting in strijd is met artikel 2 NRC.

Bij repliek heeft klager de klacht met betrekking tot gezondheidsclaims uitgebreid tot de volgende mededelingen omtrent de producten D-Aspartic Acid en Afslank Eiwit op de site:

D-Aspartic Acid:
“100% werkzaam” en onder het kopje “De werking van D-Aspartic Acid”:

“Cholesterol kan echter pas in de mitochondria worden opgenomen na de koppeling aan een stofje genaamd steroidogenic acture regulatory protein (StAR). Dit stofje StAR is de beperkende factor voor de productie van testosteron”.

en

Afslank Eiwit:
“geeft een vol gevoel”, “onderdrukt het hongergevoel doordat het je bloedsuikerspiegel op peil houdt”, “L-Carnitine speelt een belangrijke rol in het energiemetabolisme omdat het nodig is voor het transport van vetzuren”, “Whey eiwit vermindert je hongergevoel. Whey eiwitten geven je snel een voldaan gevoel en bouwstoffen worden snel benut”.

Aangezien adverteerder in de gelegenheid is geweest om schriftelijk op de repliek te reageren, zal de Commissie zich ook uitlaten over deze nieuwe, eerst bij repliek bestreden mededelingen.


Deze mededelingen bevatten gezondheidsclaims in de zin van artikel 2 lid 5 van de Claimsverordening. Nu niet is gebleken dat deze claims zijn opgenomen in de lijst van toegestane gezondheidsclaims, zijn deze in strijd met artikel 10 lid 1 Claimsverordening en is de site op dit punt in strijd met artikel 2 NRC.

Ad 3.
Nu de uitingen reeds op grond van overtreding van de wet in strijd zijn met de Nederlandse Reclame Code (NRC), komt de Commissie niet toe aan het beoordelen van de vraag of de uitingen misleidend zijn.
LS&R 974

Verboden gezondheidsclaims cranberry en glucosamine op drogist.nl

Vz. RCC 29 juli 2014, LS&R 974, dossiernr. 2014/00274 (De Keuringsraad tegen www.drogist.nl)

Voorzitterstoewijzing. In strijd met de wet. Gezondheidsproduct. Het betreft de website www.drogist.nl, waarbij de klacht is toegespitst op de aanprijzing van een aantal gezondheidsproducten met cranberry voor zover deze als werkzaam voor de blaas worden gepresenteerd, alsmede op de aanprijzing van een aantal gezondheidsproducten met glucosamine voor zover deze als werkzaam voor gewrichten worden voorgesteld. De Keuringsraad stelt, kort samengevat, dat de bestreden passages van de onderhavige website in strijd zijn met Verordening (EG) 1924/2006 (hierna: de Claimsverordening). Hierdoor is de uiting in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts stelt de Keuringsraad dat de uitingen tevens misleidend zijn op grond van artikel 7 NRC in verbinding met artikel 8.2 aanhef en onder a en b NRC. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC.

2) Niet weersproken is dat de volgende mededelingen op de bestreden website over gezondheidsproducten met cranberry die als werkzaam voor de blaas worden voorgesteld, in strijd zijn met artikel 10 lid 1 van de Claimsverordening, nu het gaat om gezondheidsclaims die niet door de Europese Commissie zijn geautoriseerd en op de lijst met toegestane claims zijn geplaatst:
• met betrekking tot de productoverzichtspagina “prostaat-blaas”: het op die pagina afgebeelde product met op de verpakking het opschrift “Cranberry Sterke Blaas”
• met betrekking tot SunWell Cranberry vitamine c bruis: “Cranberry bevat plantenzuren die een goed milieu in de blaas ondersteunen.”
• “SunWell Krachtige Cranberry bevat van nature bioflavonoïden die de weerstand in de blaas verhogen en de blaas schoonhouden”
• met betrekking tot Optimax Cysticare cranberry: “wanneer de blaas ondersteuning nodig heeft”.

3) Niet weersproken is dat de volgende mededelingen op de bestreden website over gezondheidsproducten met glucosamine die als werkzaam voor gewrichten worden voorgesteld eveneens in strijd zijn met artikel 10 lid 1 van de Claimsverordening, nu het gaat om gezondheidsclaims die niet door de Europese Commissie zijn geautoriseerd en op de lijst met toegestane claims zijn geplaatst:
• “SunWell Glucosamine + Visolie houdt de gewrichten soepel. Glucosamine smeert de gewrichten, waardoor gewrichten soepel kunnen blijven bewegen.”
• met betrekking tot Lucovitaal Glucosamine chondoritine hyaluronzuur: “Glucosamine helpt soepel bewegen”
• met betrekking tot Lamberts Glucosamine & chondroitine: “Glucosamine is een bouwsteen van gezond kraakbeen, het zachte weefsel in de gewrichten”.
4) De gewraakte mededelingen dienen op grond van het voorgaande in strijd met de wet en daarmee in strijd met artikel 2 NRC te worden geacht. Gelet hierop doet niet meer ter zake of de uitingen oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC zijn, zodat op deze grondslag niet afzonderlijk hoeft te worden beslist.
LS&R 972

Simpele smaakproef onvoldoende voor vergelijkende ijsjesreclame

RCC 1 augustus 2014, LS&R 972, dossiernr 2014/00524 (Unilever tegen Lidl)
Beslissing ingezonden door Ebba Hoogenraad, Hoogenraad & Haak advocaten. Aanbeveling. Vergelijkende reclame. Testmethode. Het betreft een uiting voor “Vanilla Cones” in de nieuwsbrieven van Lidl. Boven de afbeelding van een pak “Vanilla Cones” ijsjes staat “ALS BESTE GETEST! Bron: Smaaktest Consumentenbond juli / augustus 2014”. Onder de afbeelding van het pak ijsjes staat: “Wint o.a. van Ola en heeft ‘een lekker knapperig hoorntje’”. De klacht: De reclame is gebaseerd op een door de Consumentenbond uitgevoerde marginale test inzake het Cornetto ijsje van Unilever en haar concurrenten ('Cornetzo-test'). Deze test kan echter niet als onderbouwing van de reclame dienen, nu de test door slechts 19 personen is uitgevoerd en in opzet, uitvoering en wijze van publicatie niet voldoet aan de strenge eisen van betrouwbaarheid en zorgvuldigheid die in het algemeen gelden voor testen die door de Consumentenbond in het kader van klassiek vergelijkend warenonderzoek worden gedaan. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

 

Het oordeel van de Commissie:
3. Als onweersproken is komen vast te staan dat de smaaktest geen reguliere ("klassieke") vergelijkende test van de Consumentenbond betreft waarbij wordt gestreefd naar geobjectiveerde resultaten, maar - volgens de Consumentenbond - moet worden gezien als een 'simpele smaakproef'. Dit staat op zichzelf genomen niet in de weg aan een verwijzing naar de resultaten van de smaakproef in een reclame-uiting. [...] De Commissie acht van de zijde van Unilever voldoende aannemelijk gemaakt dat voor een representatieve vergelijkende smaaktest onder consumenten een grotere groep respondenten ("minimaal 40 tot 50") nodig is. De Commissie neemt tot uitgangspunt dat een professionele organisatie als Lidl ook van dit gegeven op de hoogte is, althans behoort te zijn, en hiermee rekening dient te houden bij de wijze waarop de resultaten van de smaakproef in een reclame-uiting worden gebruikt.
 
6. Op grond van het voorgaande zal de gemiddelde consument aan de verwijzing in de reclame-uiting naar de smaaktest van de Consumentenbond meer waarde toekennen dan indien hij juist zou zijn geïnformeerd over de wezenlijke kenmerken van de smaaktest als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, te weten het feit dat het een simpele smaakproef onder 19 personen betreft. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie (de aankoop van ijsjes) te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

7. De klacht dat de uiting niet voldoet aan de in artikel 13 onder c NRC genoemde voorwaarde van controleerbaarheid van de gemaakte vergelijking, treft naar het oordeel van de Commissie geen doel. De bron van de gemaakte vergelijking wordt in de uiting genoemd. Deze bron, de publicatie "Getest Cornetzo?" in de gids van de Consumentenbond van juli / augustus 2014, is voor leden van de Consumentenbond, die in het kader van hun lidmaatschap de gids ontvangen, gemakkelijk te raadplegen. Dat dit voor personen die geen lid van de Consumentenbond zijn moeilijker is, betekent niet dat de vergelijking om die reden als onvoldoende controleerbaar niet geoorloofd is.

Lees de beslissing hier:
RB 2202 (link)

LS&R 970

Verbeterde leeftomstandigheden voor Hollandse kip

RCC 15 juli 2014, LS&R 970, dossiernr. 2014/00382A (Albert Heijn)
Afwijzing. Food. Zie eerder RB 2193. Het betreft uitingen op adverteerders website betreffende de introductie van de Hollandse kip, te weten de webpagina met de kop “De Hollandse Nieuwe is er!” (https://www.ah.nl/ appie/over/kip) en de webpagina met de kop “Steeds meer keuze in verantwoorde kip” en de subkop “Meer doen voor dierenwelzijn". De klacht: Albert Heijn misleidt de consument door de Hollandse kip aan te prijzen met de tekst “meer doen voor dierenwelzijn” en mee te delen dat dit nieuwe kippenras betere leefomstandigheden kent. Het verschil tussen de Hollandse kip en de huidige ‘plofkip’ betreft slechts twee kippen per m2 (19 in plaats van 21). Consumenten gaan meer betalen voor de Hollandse kip in de veronderstelling dat ze wellicht meewerken aan betere leefomstandigheden voor de dieren, terwijl dit “pertinent onzin” is. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat het door Albert Heijn opgestelde verweer zowel betrekking heeft op de onderhavige klacht als op de - anders geformuleerde - klacht die Wakker Dier heeft ingediend tegen onder meer dezelfde uiting op de website (dossiernummer 2014/00382). De onderhavige klacht is gericht tegen de volgende op de website van Albert Heijn staande mededelingen met betrekking tot (de introductie van) de Hollandse kip: “meer doen voor dierenwelzijn” en “betere leefomstandigheden”.
In haar beslissing in bovengenoemd dossier 2014/00382 heeft de Commissie als onweersproken vaststaand aangenomen dat de Hollandse kip zich wat betreft welzijnsniveau bevindt tussen de reguliere kip en de scharrelkip waaraan 1 Beter Leven ster van de Dierenbescherming is toegekend. Zo is gebleken dat in vergelijking met de reguliere kip, die voor de kipproducten van het Albert Heijn huismerk wordt gebruikt, bij de Hollandse kip het aantal kippen per m2 is teruggebracht van 21 naar 19, de Hollandse kip langzamer groeit en (enkele dagen) langer leeft en in de stallen van de Hollandse kip afleidingsmateriaal aanwezig is.

Deze verbeterde omstandigheden van de Hollandse kip ten opzichte van de reguliere kip rechtvaardigen naar het oordeel van de Commissie niet dat de Hollandse kip om die reden “verantwoord” mag worden genoemd en haar leefomstandigheden als “goed” mogen worden betiteld, zoals in de klacht van Wakker Dier was aangevoerd, zodat deze klacht gegrond is verklaard.

De onderhavige klacht is echter niet gericht tegen de aanduidingen “verantwoord” en “goed”, maar tegen de suggestie die de uiting volgens klaagster bij de consument wekt dat de Hollandse kip betere leefomstandigheden kent dan de reguliere kip, terwijl dat “pertinent onzin” is. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen, acht de Commissie voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van verbeterde leefomstandigheden van de Hollandse kip ten opzichte van de reguliere kip en dat Albert Heijn met de introductie van de Hollandse kip meer doet voor dierenwelzijn. Op grond hiervan komt de Commissie tot afwijzing van de onderhavige klacht.
LS&R 969

Positief advies voor uitvoering Post Marketing Surveillance

CGR 18 juni 2014, LS&R 969, AA14.037 (Post Marketing Surveillance)
Positief advies. Niet-WMO-plichtig onderzoek. Namens [vergunninghouder Y] vraagt verzoekster goedkeuring voor het uitvoeren van een Post Marketing Surveillance voor het product [A] in Nederland onder de naam [B], een observationele studie naar de effectiviteit en invloed van [product A] op het dagelijks leven van [C] patiënten in Nederland. Het doel van het onderzoek is volgens de projectopzet het goed gebruik van geneesmiddelen te bevorderen door onderzoek te verrichten naar de werkzaamheid, de veiligheid en het voorschrijfbeleid in de praktijk. De Codecommissie geeft een positief advies.

Het oordeel van de Codecommissie
(…) Onderzoek dat onder de WMO valt zal aan twee voorwaarden moeten voldoen: er is sprake van medisch wetenschappelijk onderzoek en de proefpersonen worden aan handelingen onderworpen en/of aan de proefpersoon wordt een bepaalde gedragswijze opgelegd. Uit de gegevens die verzoekster heeft verstrekt, moet
worden afgeleid dat deze voorwaarden niet aan de orde zijn, De Codecommissie komt derhalve tot het oordeel dat de WMO niet van toepassing is en dat de tweede vraag beantwoord zal moeten worden.

De Codecommissie heeft in een eerder advies, A14.020, op basis van de toen bestaande onderzoeksopzet negatief geadviseerd. In de huidige aanvraag zijn de opmerkingen die in voornoemd advies zijn gemaakt afdoende aangepast. Het doel van de studie is in de nieuwe aanvraag duidelijk toegelicht en er is een helder en begrijpelijk onderscheid gemaakt naar het primaire doel, de werkzaamheid, de veiligheid en het voorschrijfbeleid enerzijds en het subsidiaire, de informatievoorziening aan de artsen.
Verder is de overeenkomst, die met de beroepsbeoefenaar zal worden aangegaan, schriftelijk vastgelegd en de doelstellingen van het onderzoek zijn daarin naar het oordeel van de Commissie voldoende helder omschreven. Het verdient nog aanbeveling in die overeenkomst een verwijzing naar de projectopzet op te nemen en deze eveneens te verstrekken. In deze projectopzet is immers voldoende aangegeven wat van de beroepsbeoefenaar verlangd zal worden en op welke wijze hij zijn medewerking zal moeten verlenen.

Verder bestaat er voldoende duidelijkheid over de gegevensverwerking en wil de
Codecommissie aannemen dat de verantwoordelijkheid/leiding bij een persoon is die deskundig is op het betreffende gebied. De Codecommissie beveelt verzoekster wel aan de resultaten van het onderzoek, los van publicaties, rechtstreeks met de onderzoekers en de patiënten te delen.

Naar het oordeel van de Codecommissie staat de vergoeding thans in een redelijke verhouding tot de te verrichten werkzaamheden. Deze vergoeding komt de Codecommissie niet bovenmatig voor en is in overeenstemming met de door de Codecommissie gehanteerde uitgangspunten.

Ten slotte verdient nog opmerking dat de projectopzet uitgaat van een aanvang in april 2014 en een afsluiting in november 2015. Dit tijdpad is thans niet meer realiseerbaar. De Codecommissie gaat ervan uit dat een verschuiving geen wezenlijke invloed op het onderzoek heeft. Een aanpassing van het tijdpad dient wel doorgevoerd te worden.

LS&R 965

De CGR-Gedragscode Geneesmiddelenreclame per 2015

CGR: De Gedragscode per 2015
Uit de nieuwsbrief: Per 2015 wordt de Gedragscode Geneesmiddelen reclame op een aantal punten aangepast. In deze nieuwsbrief worden de aanpassingen per onderdeel nader toegelicht. In Nederland gelden reeds maximumbedragen voor redelijke gastvrijheidskosten bij wetenschappelijke bijeenkomsten (€ 500, zie artikel 6.4.6 van de Gedragscode) en manifestaties (€ 75, zie artikel 6.4.8 van de Gedragscode). Voor het vergoeden of voor rekening nemen van de kosten voor een maaltijd (als onderdeel van geboden gastvrijheid of van een dienstverleningsrelatie) bestaat nog geen maximum bedrag. Daarmee wijkt de CGR Gedragscode af van de zelfregulering in veel andere Europese landen.

Om die reden heeft het CGR bestuur besloten ook voor Nederland een maximumbedrag voor redelijke maaltijdkosten te introduceren. Dit bedrag wordt vastgesteld op € 75 en geldt voor alle relaties waarbij maaltijdkosten worden vergoed. Het maximumbedrag voor maaltijdkosten laat de geldende maximumbedragen voor totale gastvrijheidskosten voor bijeenkomsten of manifestaties (waar een maaltijd onderdeel van kan uitmaken) onverlet. De € 75 geldt voor de situatie in Nederland. Indien de kosten voor een maaltijd in een ander land worden vergoed, geldt het maximumbedrag dat op basis van de (zelf)regulering in het betreffende land is vastgesteld, waarbij vanzelfsprekend wel de voor Nederland geldende maximumbedragen voor de totale gastvrijheidskosten in acht dienen te worden genomen. Deze wijziging van de Gedragscode vindt plaats door aanpassing van de toelichting op artikel 6.4.1 [zie bijlage bij de nieuwsbrief].
(...)

Lees hier de volledige nieuwsbrief en hier een volledig overzicht van de wijzigingen.

Schematische weergave van de overgang naar de nieuwe procedure niet-WMO-plichtig onderzoek.

LS&R 967

Geen twee gratis brillen zonder bijbetaling

Vz. RCC 21 juli 2014, LS&R 965, dossiernr. 2014/00429 (Zilveren Kruis)
Voorzitterstoewijzing. Zorgverzekering. Misleidende reclame. Het betreft de website www.zilverenkruis.nl voor zover daarop ten tijde van het indienen van de klacht stond: “Altijd 2 gratis brillen, zonder bijbetaling. Als u een aanvullende verzekering heeft, ontvangt u bij Specsavers altijd 2 complete brillen. Zonder bijbetaling. Deze aanbieding is een combinatie van onze vergoeding die in veel gevallen wordt verdubbeld door Specsavers.” Klager stelt, kort samengevat, dat sprake is van een verwarrende tekst, nu adverteerder, anders dan in de uiting staat, niet bereid is om haar aanbod van twee gratis brillen zonder bijbetaling na te komen. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

Het oordeel van de voorzitter
2) Nu in de uiting in absolute zin staat dat men bij adverteerder “altijd” twee gratis brillen krijgt en hierbij niet naar laatstbedoelde voorwaarden wordt verwezen, is naar het oordeel van de voorzitter sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC

3) Dat adverteerder de uiting inmiddels heeft aangepast, doet aan het voorgaande niet af, nu de vraag of de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk is, dient te worden beoordeeld naar de situatie ten tijde van de indiening van de klacht. Wel zal de voorzitter met de aanpassing rekening houden door te bepalen dat de aanbeveling wordt gedaan voor zover nodig.
LS&R 966

Claims over leefomstandigheden Hollandse kip misleidend

RCC 15 juli 2014, LS&R 964, dossiernr. 2014/00382 (Albert Heijn)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Voeding. Het betreft: 1. de krantenadvertentie met boven de afbeelding van een verpakking kipfilet de kop “De Hollandse Nieuwe is er!” 2. uitingen op de webpagina https://www.ah.nl/meerdoen/dierenwelzijn/kip met als titel “Steeds meer keuze in verantwoorde kip” en als subkop “Meer doen voor dierenwelzijn". De klacht: in de advertentie staan diverse mededelingen over de goede leefomstandigheden van de kippen. Het betreffen absolute claims die niet passen bij de thans geïntroduceerde Hollandse kip, die niet eens in aanmerking komt voor 1 van de 3 te verdienen Beter Leven-sterren van de Dierenbescherming. De Commissie acht de advertentie in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en de website in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en artikel 3 MRC.

Het oordeel van de Commissie

Ad I.
(...)
De Commissie begrijpt deze klacht aldus, dat Wakker Dier de aanduidingen “(100%) verantwoorde kip” en “goede leefomstandigheden” voor de Hollandse kip niet gerechtvaardigd acht gelet op de - volgens Wakker Dier - minimale verbeteringen in dierenwelzijn ten opzichte van de reguliere kip. Deze klacht treft doel.

Gelet op de context van de uitingen waarin de aanduiding “verantwoorde kip” wordt gebruikt, gaat de Commissie ervan uit dat de gemiddelde consument aan deze aanduiding ongeveer dezelfde betekenis zal geven als kip die is opgegroeid onder leefomstandigheden van een bepaald niveau, zodat ook in zoverre met name naar het welzijnsniveau van de Hollandse kip wordt verwezen.

Niet is weersproken dat de door Albert Heijn geïntroduceerde Hollandse kip zich wat betreft welzijnsniveau bevindt tussen de reguliere kip en de scharrelkip waaraan 1 Beter Leven ster van de Dierenbescherming is toegekend. Zo is gebleken dat in vergelijking met de reguliere kip, die voor de kipproducten van het Albert Heijn huismerk wordt gebruikt, bij de Hollandse kip het aantal kippen per m2 is teruggebracht van 21 naar 19, de Hollandse kip langzamer groeit en (enkele dagen) langer leeft en in de stallen van de Hollandse kip afleidingsmateriaal aanwezig is. Dat sprake is van verbeterde omstandigheden van de Hollandse kip ten opzichte van de reguliere kip betekent echter niet dat de Hollandse kip om die reden “verantwoord” mag worden genoemd en haar leefomstandigheden als “goed” mogen worden betiteld. De leefomstandigheden van de Hollandse kip zijn bijvoorbeeld voor de Dierenbescherming nog onvoldoende om de eerste van de drie te verkrijgen Beter Leven sterren toe te kennen. Ook de door Albert Heijn aangehaalde resultaten van het CAWA onderzoek en de door haar leverancier uitgevoerde steekproef vormen naar het oordeel van de Commissie, mede gelet op de gemotiveerde kritiek van Wakker Dier ter zake, onvoldoende basis om de absolute mededelingen dat de Hollandse kip “verantwoord” is en gehouden wordt onder “goede leefomstandigheden” te kunnen dragen.

Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de zinsnede “eind 2015 is alle kip 100% verantwoord” aldus opvatten dat eind 2015, als alle reguliere kip is vervangen door Hollandse kip, het totale assortiment kipproducten van Albert Heijn 100% verantwoord is. In deze mededeling ligt besloten dat volgens Albert Heijn de Hollandse kip 100% verantwoord is. Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de claim “verantwoord” geldt te meer voor de nog stelliger claim “100% verantwoord”.

Gelet op het voorgaande wordt door Albert Heijn in de advertentie en op de website met de mededelingen “100% verantwoorde kip”, “verantwoorde kip” en “goede leefomstandigheden” onjuiste informatie verstrekt over de voordelen van het aangeprezen product als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 NRC. Nu de Commissie tevens van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie

- in dit geval de koop van Hollandse kip - te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de bestreden mededelingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad II.
Op de website wordt vermeld dat de Hollandse kip “100% verantwoorde soja” krijgt. In de uitingen wordt niet nader toegelicht wat Albert Heijn in dit verband met “100% verantwoord” bedoelt. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument deze woorden zo uitleggen dat sprake is van soja die is geproduceerd met zorg voor het milieu en de mens, zonder gebruik van genetische modificatie. Aldus is de mededeling “100% verantwoorde soja” aan te merken als een milieuclaim in de zin van artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC). Op grond van artikel 3 MRC dient een adverteerder de juistheid van een milieuclaim aan te tonen, waarbij zwaardere eisen aan het bewijsmateriaal worden gesteld naarmate de claim absoluter is geformuleerd.

Naar het oordeel van de Commissie is Albert Heijn in dit bewijs niet geslaagd. Ter onderbouwing van de claim is verwezen naar de voor soja opgestelde RTRS-standaard en naar het gebruik van de term “verantwoord” voor RTRS-soja door het WNF, een van de initiatiefnemers van RTRS. De Commissie acht echter voldoende aannemelijk geworden, onder meer op grond van mededelingen op de website van WNF, dat de afgesproken RTRS-criteria moeten worden gezien als eerste stap in de richting van een verantwoorde sojateelt. Gelet hierop acht de Commissie de absolute aanduiding “100% verantwoord” voor de soja die gebruikt wordt voor de Hollandse kip niet juist en om die reden in strijd met artikel 3 MRC.

Ad III.
De mededeling “milieuvriendelijke mestafvoer” op de website dient te worden aangemerkt als een absolute milieuclaim in de zin van de MRC, waarvan adverteerder op grond van artikel 3 MRC de juistheid dient aan te tonen. Albert Heijn heeft erkend – op dit moment – aan die bewijslast niet te kunnen voldoen. De Commissie heeft nota genomen van de mededeling dat de claim “milieuvriendelijke mestafvoer” inmiddels van de website verwijderd is. Dit neemt echter niet weg dat ten tijde van het indienen van de klacht deze onbewezen milieuclaim op de website was opgenomen.