Combinatiepreparaat voor verbeterde therapietrouw ligt voor de hand
Vzr. Rechtbank Den Haag 11 mei 2016, IEF 15938; LS&R 1315; ECLI:NL:RBDHA:2016:5093 (Leo pharma tegen Sandoz)
Octrooirecht. Leo Pharma is houdster van EP 2 455 083 B1 getiteld “Pharmaceutical composition for dermal use comprising calcipotriol and betamethasone”; dit octrooi is verleend via een afgesplitste aanvrage. De therapietrouw zou worden verbeterd doordat er niet beurtelings een zalf in de morgen of avond ter behandeling van psoriasis wordt toegepast. Het synergetisch effect draagt bij aan het technisch effect. Het gebruik van twee producten in één zalf is voor de handliggend en niet inventief. Er is een combinatiepreparaat beschreven in voorbeeld 1 van WO 450. Er een gerede kans is dat de ingeroepen conclusies van het octrooi geen stand zullen houden.
Prejudiciële vragen HvJ EU over verboden transgene mais voor (dier)voeding
Prejudiciële vragen HvJ EU 10 december 2015, LS&R 1314; zaak C-111/16 (Fidenato)
Voedselveiligheid (genetisch gemodificeerde organismen). Verzoeker heeft van de rechter-commissaris een strafbeschikking ontvangen wegens het telen van transgene mais, hetgeen in ITA bij wet verboden. Verzoeker gaat in verzet stellende dat het onderliggend besluit onwettig is (genomen zonder inachtneming van de procedureregels van Vo. 178/2002, met name artikel 34). Verzoeker voert aan dat de ITA regering de EURCIE een aantal wetenschappelijke studies heeft voorgelegd en op grond van artikel 53/54 van Vo. 178/2002 op 11-04-2013 de EURCIE heeft verzocht om de noodmaatregelen van artikel 34 van Vo. 1829/2003 te treffen. De EURCIE antwoordde daarop (17-05-2013) dat zij daarin geen reden voor onderzoek zag maar de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EVVA) zou inschakelen en met verzoek voor eind september 2013 te rapporteren. Op grond van het advies van EVVA van 24-09-2013 (ITA levert geen nieuw wetenschappelijk bewijs die de noodmaatregelen onderbouwen) heeft de EURCIE de vergunning van Monsanto ongewijzigd gelaten. Desondanks heeft ITA voorlopige nationale maatregelen getroffen.
EU-Rapport over inbreuk op Beschermde Geografische Aanduidingen
EUIPO Report Executive Summary, Infringement of protected GIs for wine, spirits, agricultural products and foodstuffs in the EU, april 2016.
In the European Union (EU), Geographical Indications (GIs) for wine, spirits, agricultural products and foodstuffs are protected as sui generis intellectual property rights that act as certification that certain products possess particular qualities, characteristics or reputation essentially attributable to their geographical origin and method of production.
The main objective of this study is to assess the size and value of the EU GI product market and the proportion of products in that market that infringe GIs protected in the EU. The impact of these infringements on EU consumers is also estimated.
HvJ EU: Geen informatie of merken op etikettering, buitenverpakking of op tabaksproducten zelf
HvJ EU 4 mei 2016, IEF 15923; IEFbe 1787; LS&R 1312; RB 2710; C-547/14; ECLI:EU:C:2016:325 (Philip Morris Brands e.a.)
Productie, presentatie en verkoop van tabaksproducten. Verdere voorschriften voor zover niet geharmoniseerd mag. Artikel 13 verbiedt dat informatie, maar ook merken, namen en symbolen op etikettering van verpakkingseenheden, op de buitenverpakking en op de tabaksproducten zelf wordt aangebracht, ook al is deze feitelijk juist. Het hof verklaart voor recht:
HvJ EU: Geen feiten of omstandigheden die geldigheid Tabaksrichtlijn aantasten
HvJ EU 4 mei 2016, LS&R 1311; C-477/14; ECLI:EU:C:2016:324 (Pillbox 38)
Zie eerder LS&R 1072. AG Kokott was van oordeel dat de EU Tabaksrichtlijn 2014 rechtsgeldig is aangenomen. In het bijzonder de uitgebreide standaardisering van verpakkingen, het toekomstige pan-Europese verbod op menthol sigaretten en de speciale regels voor e-Sigaretten. Volgens de AG is artikel 114 VWEU een correcte juridisch basis voor de Tabaksrichtlijn 2014 en overschrijdt de Europese wetgever niet haar ruime beleidsvrijheid. Het hof verklaart voor recht:
Bij onderzoek van de gestelde vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van artikel 20 van richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van richtlijn 2001/37/EG.
Beperkt voorschot schadevergoeding medische fout
Vzr. Rechtbank Gelderland 25 april 2016, LS&R 1310; ECLI:NL:RBGEL:2016:1941 (Eiser tegen huisarts)
Vordering in kort geding om voorschot op schadevergoeding wegens medische fout door oogarts. Causaal verband tussen de medische fout die heeft geleid tot een delay (hier: verlate operatie) en de schade van eiser. Op dit moment is het onduidelijk of voor de vraag welke kans op volledig herstel aan [eiser] is ontnomen door het delay, alles bepalend is of de macula ten tijde van de operatie nog aanlag of al was losgelaten. De voorzieningenrechter kent beperkt voorschot toe in afwachting van nader onderzoek.
Wistjedatjes op de broodafdeling te absoluut en onvolledig volgens RVV
RCC 6 april 2016, RB 2708; LS&R 1309; dossiernr. 2016/00186 (Jan Linders Supermarkten - wistjedatjes)
Voeding. Het betreft twee op de broodafdeling van adverteerders supermarkten geplaatste bordjes met daarop, naast een afbeelding van verschillende broden en boven de mededeling “Zin in gezond bij Jan Linders”, de volgende tekst: “Witbrood bevat dezelfde soorten vitamines, mineralen en voedingsvezels als bruin- en volkorenbrood.” (uiting A) of: “Brood is helemaal geen dikmaker. In combinatie met gezond beleg, bevat deze maaltijd maar weinig vet.” (uiting B).
Klager stelt dat zijn klacht met name is gericht tegen de onvolledigheid van de uitingen en de daaruit volgende misleiding. Klager wijst in dit verband onder meer op artikel 1 en artikel 3 lid 1 onder b (tweede bulletpoint) van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV).
Uiting over hoe hooikoorts met homeopathische pollenkuur in strijd met Geneesmiddelenwet
Vz. RCC 30 maart 2016, RB 2707; LS&R 1308; dossiernr. 2016/00217 (Stop hooikoorts)
Toewijzing. Geneesmiddelenwet. Uiting op website "Stop hooikoorts met de homeopathische Pollenkuur". Kennelijk biedt adverteerder in de uiting een isopathisch product aan, te weten hoogverdund stuifmeel als behandeling tegen de pathogene effecten van stuifmeel. Het is homeopathisch in de zin dat het sterk verdund is. Bij homeopathie gaat het om middelen waarmee zogenaamde homeopathische geneesmiddelproeven zijn gedaan. Bij de isopathie gaat men er zonder meer vanuit dat een ziekmaker bij verdunning curatief is. (...) Adverteerder overtreedt bovendien de Geneesmiddelenwet. Zij verstrekt een middel dat aangediend wordt als een geneesmiddel zonder dat hiervoor een handelsvergunning is verleend. Het is onaannemelijk dat het gaat om een magistrale bereiding zoals bedoeld in art. 40.3.a van de Geneesmiddelenwet.
Standpunt KOAG/KAG: Indien het geen geregistreerd geneesmiddel is, is de uiting in strijd met artikel 84 Geneesmiddelenwet en met artikel 4 Bijzondere Reclamecode CPG. Bovendien is sprake van strijdigheid met artikel 5 Bijzondere reclamecode CPG.
Beroep tegen tariefbeschikking Tandarts ongegrond
CBb 19 april 2016, LS&R 1307; ECLI:NL:CBB:2016:100 (Tandarts tegen NZa)
Beroep van een tandarts tegen een tariefbeschikking. Beroep is gericht tegen een aantal daarin gemaakte keuzes voor combinaties van behandelingen die gedeclareerd kunnen worden, tegen het ontbreken van de mogelijkheid om bovenop het maximumtarief een opslag voor kredietbeperking toe te passen, tegen de opgelopen kosten van machtigingsaanvragen en tegen de mogelijkheid om uitsluitend voor verzekerde patiënten max-max-tarieven overeen te komen. Beroep ongegrond.
Fysiek onmogelijke gemiddelden, tarieven zijn geen aanspraak op bepaald inkomensniveau
CBb 19 april 2016, LS&R 1306; ECLI:NL:CBB:2016:102 (Solo-tandarts tegen NZa)
Beroep van een tandarts met een solo-praktijk tegen de tariefbeschikking van 5-11-2014 waarbij de tarieven voor tandheelkundige zorg m.i.v. 1-7-2015 met 5,15% zijn verlaagd. Volgens appellant zijn de in het kader van het uitgevoerde kostenonderzoek verkregen gegevens op manipulatieve en misleidende wijze omgezet in fysiek onmogelijke gemiddelde omzetten en gemiddelde winsten per fte, waarop vervolgens de tarieven zijn gebaseerd. Appellant verzet zich tegen de tariefverlaging. Met de door verweerster vastgestelde tarieven is het volgens hem niet mogelijk om het norminkomen te behalen. Het College overweegt onder meer dat de tarieven geen aanspraak inhouden op een bepaald inkomensniveau. Het beroep is ongegrond.