alle rechtspraak  

LS&R 192

Realiseren tweede apotheek

Rechtbank 's-Gravenhage 23 mei 2012, LJN BW7256 (eisers tegen Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie)

GreenAls randvermelding. Overeenkomst van opdracht. Gedaagde is als opdrachtnemer tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting de zorgplicht van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Als professioneel dienstverlener had gedaagde in dit geval zorgvuldig te werk dienen te gaan bij het realiseren van een tweede apotheek in [A.]. Gedaagde heeft onder meer nagelaten eisers volledig en naar waarheid te informeren over de op dat moment bestaande conflictueuze situatie in [A.] tussen de aldaar gevestigde huisartsen en de reeds gevestigde apotheker. De vergoedingsplicht van gedaagde wordt l op de voet van artikel 6:101 BW verminderd en vastgesteld op 60% aan de zijde van gedaagde en 40% aan de zijde van eisers.

De KNMP, opgericht in 1842, is de beroeps- en brancheorganisatie van apothekers en apotheken in Nederland.
Per 1 april 1993 heeft [Z.] (hierna: [Z.]) zich als zelfstandig apotheker gevestigd te [vestigingsplaats]. Tot die datum was er geen apotheker bedrijfsmatig gevestigd en werd de geneesmiddelenvoorziening verzorgd door de drie in [vestigingsplaats] gevestigde huisartsen. De huisartsen beschikten over een wettelijke vergunning ex artikel 6 lid 4 van de – inmiddels vervallen – Wet op de Geneesmiddelenvoorziening voor de uitoefening van een apotheek. [Z.] heeft van meet af aan diverse pogingen gedaan om de apotheekhoudende activiteiten van de huisartsen over te nemen. De huisartsen hebben steeds geweigerd op zijn voorstellen in te gaan; een zelfstandige apotheek was in hun ogen geen haalbare kaart.

4.17. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de KNMP dient te worden toegerekend, maar dat er ook sprake is van eigen schuld van [eisers] Gelet op genoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang genomen, zal de rechtbank op de voet van artikel 6:101 BW de vergoedingsplicht van de KNMP verminderen door de schade over partijen te verdelen in evenredigheid met de mate waarin ieder van hen heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade, welke verhouding jde rechtbank vaststelt op 60% aan de zijde van de KNMP en op 40% aan de zijde van [eisers]

4.18. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de KNMP dat zij niet aansprakelijk is voor de schade omdat [eisers] deze schade op grond van het bepaalde in artikel 14 lid 2 van de vaststellingsovereenkomst kan verhalen op de huisartsen en Amicon. Wat er verder ook van dit betoog zij, een eventuele op die grond gebaseerde regresmogelijkheid staat er niet aan in de weg dat [eisers] een op wanprestatie gebaseerde schadevergoedingsactie jegens de KNMP kan instellen.
LS&R 183

Exploitatie apotheek belangenverstrengeling

Vzr. Rechtbank Den Haag 27 april 2012, LJN BW4283 (apotheek A tegen B en BV 3)

GreenKort geding. Vorderingen met betrekking tot staken exploitatie apotheek. In geschil is de vraag of de samenwerking tussen gedaagden onrechtmatig is jegens eiseres. Ter beoordeling staat of sprake is van belangenverstrengeling in strijd met artikel 11 Besluit Geneesmiddelenwet (BGnw). Uit hetgeen gesteld is met betrekking tot de familieband tussen gedaagden en de tussen hen bestaande financiële relatie kan niet met de voor kort geding vereiste mate van waarschijnlijkheid worden afgeleid dat sprake is van een dergelijke belangenverstrengeling. Vorderingen afgewezen.

Apotheek [A] is een apotheek gevestigd te Den Haag. [BV 3] is ook gevestigd in Den Haag en exploiteert onder meer een huisartspraktijk. Bij brief van 14 maart 2012 heeft apotheek [A] de heer [Y] (huisarts bij [BV 3]) bericht dat zijn handelswijze in strijd is met artikel 11 BGnw en heeft hem gesommeerd de activiteiten ten aanzien van geneesmiddelenverstekking te staken. Apotheek [A] heeft een klacht ingediend bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

4.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het bestaan van een familieband tussen de voorschrijver enerzijds en de aandeelhouder van de (moeder)vennootschap waarin de apotheek is ondergebracht anderzijds onvoldoende om te kunnen aannemen dat sprake is van een ongeoorloofde belangenverstrengeling. Dat [BV 3], waarin [Y] zijn huisartsenpraktijk heeft ondergebracht, of [Y] zelf een financiële vergoeding dan wel een op geld waardeerbaar voordeel ontvangt in het kader van de samenwerking heeft [apotheek A], tegenover de gemotiveerde betwisting door [apotheek B] en [BV 3], niet met de vereiste mate van waarschijnlijkheid aannemelijk gemaakt. Niet is gebleken dat [Y] of [BV 3] deelt in de winst van [apotheek B] of een ander financieel belang heeft bij het voorschrijven van geneesmiddelen. Uit de omstandigheid dat [apotheek B] en [BV 3] in hetzelfde pand zijn gevestigd en dat [apotheek B] bijdraagt in de huur, kan niet worden afgeleid dat dit het voorschrijfgedrag beïnvloedt. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat de door [apotheek B] betaalde huur niet in overeenstemming is met de ruimte die zij gebruikt.Ter zitting is gebleken dat [apotheek B], althans [Z] Holding, een lening heeft verkregen van [BV 4]. Daarmee is evident het belang van [BV 4] bij het voortbestaan van [apotheek B], althans [Z] Holding, gegeven, nu dit voortbestaan, bij het ontbreken van voor de lening verstrekte zekerheden, een voorwaarde is voor terugbetaling van de lening. Het belang van [BV 4] bij het voortbestaan van de apotheek is evenwel iets anders dan een belang van de huisarts bij het voorschrijven van geneesmiddelen. De voorzieningenrechter acht het financiële belang dat [Y] als aandeelhouder van [BV 4] heeft bij het voortbestaan van de apotheek, althans [Z] Holding, voorshands in een te ver verwijderd verband staan tot het handelen van [Y] als huisarts, om op die grond strijd met het bepaalde in artikel 11 BGnw aan te nemen. Denkbaar is dat daarover anders geoordeeld zou moeten worden indien de specifieke omstandigheden en voorwaarden waaronder de lening is verstrekt bekend zouden zijn, maar daarvoor is nader onderzoek vereist dat het kader van dit kort geding te buiten gaat. Dit dient in een in te stellen bodemprocedure aan de orde te komen. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Niet is weersproken dat [apotheek A] beperkte schade lijdt door de samenwerking, terwijl toewijzing van de vordering van grote invloed zal zijn op het voortbestaan van [apotheek B]. Het hierboven bedoelde nadere onderzoek naar de lening in een bodemprocedure kan dan ook worden afgewacht. Voor het treffen van een maatregel in kort geding die het bestaan van [apotheek B] feitelijk zal beëindigen is op dit moment onvoldoende aanleiding.

4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat in het beperkte kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van ongeoorloofde belangenverstrengeling tussen [apotheek B] en [BV 3]. De voorzieningenrechter voegt aan het bovenstaande nog toe dat de vergelijking met de zogenaamde Boxmeer-casus die aan de orde was in het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008, niet op gaat. In die casus immers hadden de huisartsen een direct financieel belang in de apotheek. Een dergelijk belang ontbreekt in dit geval, zoals hierboven is overwogen.

LS&R 182

Bestuursrechter: zorginstelling Pyxis blijft dicht…

Rechtbank Utrecht 20 april 2012, LJN BW3365 (Stichting Pyxis tegen Staatssecretatis VWS)

HospitalBestuursrecht. Ziet op regeltjes voor zorginstellingen.

15. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de gedingstukken niet blijkt dat de Inspectie de woningen op het adres [adres 4] en [adres 1] heeft betreden. Uit het bestreden besluit en de door de Inspectie opgestelde stukken blijkt dat de Inspectie wel binnen is geweest op de adressen [adres 2] en [adres 3]. Of de bewoners toestemming hebben gegeven, is uit deze stukken niet op te maken.

24. De voorzieningenrechter komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat verzoekster een instelling is die onder de Kwz valt en dat de zorg die zij verstrekt aan al haar cliënten niet beperkt mag blijven tot de strikte interpretatie daarvan zoals verzoekster voorstaat, maar dat van haar ook inspanningen worden gevergd op het vlak van de basale woon/leefsituatie en voor zover het pgb-houders betreft ook het voorkomen van verwaarlozing en het begeleiden bij het aanbrengen van structuur in het dagelijks leven als bedoeld in artikel 6 van het Bza. De voorzieningenrechter volgt verzoekster dus niet in het standpunt zoals verwoord in overweging 18. Verzoekster kan in het verlengde hiervan ook niet volhouden dat zij niet verantwoordelijk zou zijn voor werkafspraken met hulpverleners. Zij is dat gelet op de hiervoor omschreven taak wel.

36. Gelet op al het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen dat het besluit van verweerder in bezwaar geen stand zal houden. Aan de kant van verweerder spelen de gezondheidsbelangen van de cliënten van verzoekster een rol om geen schorsende werking te geven aan het besluit. Daar staat voor verzoekster tegenover haar wens om de zorg te kunnen bieden aan haar cliënten, op de wijze die zij voorstaat. Tevens heeft verzoekster belang bij het voorzetten van haar onderneming. De voorzieningenrechter ziet, vooral in het licht van het hiervoor gegeven rechtmatigheidoordeel, in de belangen van verzoekster geen aanleiding het primaire besluit te schorsen of een andere voorlopige voorziening te treffen.

LS&R 244

Thuisapotheek onrealistisch en gedateerd beeld

RCC 24 november 2011, dossiernr. 2011/00943 (Thuisapotheek Onrealistisch en gedateerd beeld van reguliere apotheek)

In de commercial wordt door het tonen van een in een witte jas gestoken arts die recepten ondertekent en van een lange wachtrij in de apotheek een onrealistisch negatief en gedateerd beeld van de huidige huisartsen- en apothekerspraktijk geschetst. Patiënten hebben vaak een vaste apotheek, die na aantekening daarvan op het digitale recept de medicatie bij de patiënt thuisbezorgt. Anders dan in de commercial wordt gesuggereerd, is het juist De Thuisapotheek die zich in haar communicatie bedient van ouderwetse communicatiemiddelen. De reclame is uiteindelijk niet misleidend.

 

1. Op grond van het bepaalde in artikel 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) wordt onder vergelijkende reclame verstaan elke vorm van reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd. In de onderhavige commercial is een vrouw te zien die voor het ophalen van haar medicijnen haar lokale apotheek bezoekt en daar, zoals vaker het geval is, moet wachten voor zij aan de beurt is. Vervolgens wordt “het gemak van De Thuisapotheek” aangeprezen. Aldus is sprake van een impliciete vergelijking van de diensten van De Thuisapotheek met de diensten van de reguliere apotheken en derhalve van vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC.

 2. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC genoemde voorwaarden is voldaan. De Commissie vat klagers klacht aldus op, dat hij de vergelijkende reclame niet geoorloofd acht omdat hierin een onrealistisch negatief en gedateerd beeld van de reguliere apotheken wordt gegeven en De Thuisapotheek zich daardoor kleinerend uitlaat over de diensten van de betreffende concurrent(en), hetgeen op grond van artikel 13 sub e NRC niet is toegestaan.

 3. Naar het oordeel van de Commissie is de bestreden commercial wel toelaatbaar, nu voor de gemiddelde consument duidelijk is dat daarin de gang van zaken bij een reguliere apotheek op een overdreven, onrealistische en humoristisch bedoelde wijze is weergegeven om de aandacht te vestigen op de gratis bezorgservice van De Thuisapotheker van herhaalmedicatie door heel Nederland. Niet is weersproken dat klanten die regelmatig voor herhaalmedicatie een reguliere apotheek bezoeken dikwijls op hun beurt moeten wachten, wat door een deel van hen als vervelend wordt ervaren. Evenmin is weersproken dat de bezorgservice van de reguliere apotheken, voor zover die geboden wordt, vaak minder omvattend is dan de landelijke bezorgservice zonder nadere voorwaarden van De Thuisapotheker. De Commissie acht klagers stelling dat ook op de thuisbezorging van medicijnen van De Thuisapotheek gewacht dient te worden, waardoor het in de commercial geschetste voordeel wegvalt, niet aannemelijk gemaakt. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de reclame-uiting zich kleinerend uitlaat over de reguliere apotheken.

 4. De Commissie acht voldoende duidelijk dat de commercial het gemak van De Thuisapotheek voor consumenten benadrukt en niet beoogt eventuele aspecten van de dienstverlening die voor huisartsen van belang kunnen zijn te belichten. In de commercial verschijnt een - aan zijn witte doktersjas herkenbare - arts in beeld die recepten van De Thuisapotheek tekent als de voice-over zegt “uw eigen arts checkt het” (herhaalrecept), waarmee wordt geïllustreerd dat ondertekening van de recepten door de huisarts vereist is. Van het schetsen van een ‘gedateerd’ beeld van een huisartsenpraktijk is in de commercial geen sprake.

LS&R 181

Rectificatie onzorgvuldige kwaliteitsbeoordeling

Rechtbank Rotterdam 23 augustus 2011, LJN BW3673 (Stichting Kliniek Naaldwijk tegen DSW/Stad Holland Zorgverzekeraar)

Rectificatie over de onzorgvuldige kwaliteitsbeoordeling door een zorgverzekeraar. Kliniek Naaldwijk is een instelling voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in artikel 1.2 onder 1 Uitvoeringsbesluit Wet toelating zorginstellingen en in het bezit van een toelating zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 Wet toelating zorginstellingen. Kliniek Naaldwijk verleent uitsluitend met betrekking tot het specialisme kaakchirurgie zorg zoals omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw). DSW c.s. biedt zorgverzekeringen aan in de vorm van restitutieverzekeringen hetgeen inhoudt dat de verzekerde bij wie het verzekerde risico zich voordoet krachtens de zorgverzekering recht heeft op prestaties bestaande uit vergoeding van de kosten van deze zorg of overige diensten alsmede, desgevraagd, activiteiten gericht op het verkrijgen van deze zorg of diensten. Geen vereiste voor het door de verzekerde ontvangen van prestaties als hiervoor bedoeld is dat de zorgaanbieder een contract heeft met DSW c.s.. Kliniek Naaldwijk vordert onder meer een rectificatie van DSW c.s. over de onzorgvuldige kwaliteitsbeoordeling.

Dit leidt er reeds toe dat de vordering als hiervoor onder 3.1 sub II weergegeven kan worden toegewezen als hierna in het dictum bepaald. Daarbij geldt dat slechts gerectificeerd zal moeten worden ter zake van de wijze van berichtgeving in de brief d.d. 8 april 2011 over de kwaliteit van de geleverde zorg binnen Kliniek Naaldwijk. Hoewel de grondslag voor de besluiten van DSW c.s. om gedeclareerde kosten voor verleende zorg niet te vergoeden en om machtigingsaanvragen niet in behandeling te nemen kennelijk deels gelegen is in de sfeer van de door DSW c.s. gestelde, doch in dit kort geding niet aannemelijk geachte, slechte kwaliteit van de door alle kaakchirurgen verbonden aan Kliniek Naaldwijk (hoofd- en/of nevenvestigingen) geleverde zorg en deze besluiten dus wellicht als onzorgvuldig genomen kunnen worden aangemerkt, gaat het thans te ver om in dit kort geding ook op deze punten rectificatie van uitgegane berichtgeving te verlangen. Immers, heel wel mogelijk is het dat het DSW c.s., conform de toepasselijke wet- en regelgeving en haar polisvoorwaarden, op andere gronden is toegestaan hiertoe (zelfstandig) over te gaan. DSW c.s. dient bedoelde rectificatiebrief te zenden aan die derden aan wie blijkens de ter terechtzitting namens DSW c.s. overgelegde lijst van geadresseerden een afschrift van de brief d.d. 8 april 2011 is verzonden. Voorshands behoeft niet betwijfeld te worden dat deze lijst van geadresseerden niet compleet zou zijn. Nu het maar de vraag is of het voor DSW c.s. uitvoerbaar zal zijn om te achterhalen aan welke patiënten/verzekerden (telefonisch) mededeling is gedaan van de strekking van de brief d.d. 8 april 2011 zal dit deel van het gevorderde worden afgewezen. De gevorderde dwangsom (3.1 sub III) zal worden gemaximeerd.

Het hiervoor onder 4.4-4.11 overwogene in ogenschouw nemende is heel wel aannemelijk dat een jonge zorginstelling als Kliniek Naaldwijk als gevolg van de handelwijze van DSW c.s. schade heeft geleden en nog immer lijdt. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven (zoals hiervoor onder 4.1 ook al was overwogen). In het kader van de omvang van de geleden schade heeft Kliniek Naaldwijk als productie 15 een door haar accountant opgesteld financieel overzicht overgelegd. In de visie van Kliniek Naaldwijk kan uit deze productie zonder meer worden afgeleid dat de groei en omzet van Kliniek Naaldwijk ter grootte van een bedrag gelijk aan de gevorderde geleden schade achterblijft bij die van vorig jaar hetgeen niet anders dan te wijten kan zijn aan de berichtgeving van DSW c.s. ter zake van de kwaliteit van de in Kliniek Naaldwijk geleverde zorg. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het vaststellen van de gestelde schade evenwel gecompliceerder dan Kliniek Naaldwijk wil doen voorkomen. De (omzet-)groei kan niet zonder meer geëxtrapoleerd worden. In de als productie 15 overgelegde berekening wordt immers geen rekening gehouden met andere factoren, zoals - hetgeen uit de stukken blijkt - (de gevolgen van) de opening van een soortgelijke kliniek in hetzelfde verzorgingsgebied en het percentage van externe verwijzingen waarvan Kliniek Naaldwijk afhankelijk is. Nu wel voldoende aannemelijk is dat Kliniek Naaldwijk als gevolg van het onzorgvuldige handelen van DSW c.s. enige schade heeft geleden, acht de voorzieningenrechter het redelijk om een voorschot toe te kennen van € 40.000,00 op de wijze zoals hierna in het dictum bepaald. Een restitutierisico is niet gesteld noch is daarvan overtuigend gebleken.

LS&R 110

Uw huisstijl in het buitenland

Rechtbank Utrecht 22 juni 2011, LJN BQ8727 (SVT tegen Mediq en Mediveen)

Auteursrecht. Licentie corporate design: logo's en huisstijl. Afbeeldingen in uitspraak. SVT heeft in opdracht van Mediq Apotheken corporate design ontwikkeld waarvoor licentie is verleend voor gebruik in Nederland. Licentievoorwaarden is overtreden door gebruik van huisstijl in België en Polen, contractuele boete van 2 miljoen wordt niet gematigd, van rechtspraak.nl: 

Mediq moet stoppen met gebruik van logo’s en huisstijl in haar apotheken

S.V.T. Branding & Design Group B.V. (eisende partij in deze procedure; hierna te noemen: SVT) heeft in 2005 en 2006 in opdracht van Mediq Apotheken (één van de gedaagden) logo’s, een huisstijl, een brochurelijn en een winkelformule ontwikkeld die gebruikt wordt in apotheken die worden geëxploiteerd onder de naam “Mediq”. SVT heeft aan Mediq Apotheken een licentie verleend voor het gebruik van haar ontwerpen.

SVT heeft bij de rechtbank Utrecht een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen Mediq Apotheken en haar moedermaatschappij Mediq N.V. Zij stelt zich op het standpunt dat Mediq Apotheken en Mediq N.V. in strijd met haar auteursrechten hebben gehandeld door - in strijd met de verleende licentie - haar ontwerpen ook (door buitenlandse dochtermaatschappijen) toe te laten passen in Poolse en Belgische Mediq-apotheken.

De rechtbank is van oordeel dat de aan Mediq Apotheken verleende licentie tevens strekt ten behoeve van Mediq N.V., zodat ook de moedermaatschappij rechten aan deze licentie kan ontlenen. Mediq Apotheken en Mediq N.V. hebben in strijd gehandeld met de aan hen verleende licentie, omdat deze beperkt was tot gebruik in Nederland (en dus tot gebruik in Nederlandse apotheken). Door aan Poolse en Belgische dochtermaatschappijen toestemming te geven voor het gebruik van de ontwerpen van SVT in Poolse en Belgische Mediq-apotheken, en deze vennootschappen de daartoe benodigde specificaties en digitale bestanden te verstrekken, hebben Mediq Apotheken en Mediq N.V. de voorwaarden waaronder de licentie was verleend, overtreden. Op overtreding van de licentievoorwaarden staat een contractuele boete van bijna 2 miljoen euro. De rechtbank gaat niet over tot matiging van dit bedrag en wijst het volledige bedrag toe.

Door de overtreding van de licentievoorwaarden was SVT ook gerechtigd om tot opzegging van de licentie (per 11 november 2009) over te gaan. Omdat Mediq Apotheken en Mediq N.V. na deze opzegging zijn doorgegaan met het gebruiken van de ontwerpen van SVT in Nederland, en in het bijzonder in de Nederlandse apotheken, handelen zij in strijd met het auteursrecht dat SVT heeft op haar ontwerpen. De rechtbank verbiedt Mediq Apotheken en Mediq N.V. daarom om in Nederland nog verder gebruik te maken van de ontwerpen van SVT. Dit betekent onder meer dat Mediq Apotheken en Mediq N.V. de door SVT ontworpen logo’s en huisstijl uit de Nederlandse apotheken zullen moeten verwijderen.

Zij krijgen daarvoor een termijn van 3 maanden. Als zij aan het verbod geen gevolg geven, verbeuren zij een dwangsom die kan oplopen tot 2 miljoen euro.

Mediq Apotheken en Mediq N.V. kunnen volgens de rechtbank niet uit hoofde van het auteursrecht aansprakelijk gesteld worden voor het toepassen van de ontwerpen van SVT in de Poolse en Belgische apotheken, omdat niet zij, maar de buitenlandse dochtermaatschappijen daarvoor verantwoordelijk zijn. De Poolse en Belgische dochtermaatschappijen zijn verder niet als “publiek” aan te merken in de zin van de Poolse en Belgische auteurswet. Daardoor kan ook het feit dat Mediq Apotheken en Mediq N.V. toestemming hebben geven voor het gebruik van de ontwerpen van SVT in de buitenlandse apotheken en specificaties en digitale bestanden hebben verstrekt niet als een schending van het auteursrecht worden aangemerkt.

Mediq Apotheken en Mediq N.V. moeten tenslotte een bedrag van ruim € 65.000,-- aan proceskosten vergoeden aan SVT.

LS&R 107

Apotheker neemt positie van klokkenluider in

ABRvS 8 juni 2011, LJN BQ7461 (Appellant tegen College ter Beoordeling van Geneesmiddelen)

Pills (white rabbit)Apotheker. Geneesmiddel. Bij afzonderlijke besluiten genomen in de periode tussen 4 en 30 november 2009, zoals bekendgemaakt in Strct. 2009, 20468 op 30 december 2009, heeft het CBG aan bepaalde Non-Steroidal Anti-Inflammatory Drugs (hierna: NSAID's) en acetylsalicylzuur bevattende geneesmiddelen de afleverstatus uitsluitend apotheek en drogist (UAD) dan wel algemeen verkrijgbaar (AV) toegekend (hierna: de herindelingsbesluiten).

2.2.2. [appellant] staat in de hoedanigheid van apotheker ingeschreven in een register, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De wettelijke indeling van de NSAID's en acetylsalicylzuur bevattende geneesmiddelen is voor alle apothekers van belang in het kader van de uitoefening van hun beroep. In zoverre gaat het om een belang dat [appellant] als apotheker deelt met alle andere apothekers. Om als belanghebbende bij de herindelingsbesluiten te kunnen worden aangemerkt dient hij zich evenwel te onderscheiden van andere apothekers. Het CBG heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dit niet het geval is omdat [appellant] weliswaar door de herindelingsbesluiten wordt geraakt, maar dit nog niet betekent dat hij daarmee een individueel persoonlijk belang heeft. Dat hij in een wetenschappelijk tijdschrift over het gevaar van de geneesmiddelen in kwestie heeft gepubliceerd en, naar hij stelt, de positie van klokkenluider inneemt, betekent evenmin dat hij een voldoende persoonlijk belang heeft. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het CBG zich bij het besluit van 11 juni 2010 terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is, en dat het CBG diens bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Aan bespreking van de overige door [appellant] aangevoerde gronden komt de Afdeling niet toe.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

LS&R 94

Sturen van brief aan apothekers niet onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Zwolle-Lelystad 3 februari 2011, LJN BR4853 (Abbott B.V. en Astellas Pharma B.V. tegen Sandoz B.V.)

GreenMisleidende reclame ten aanzien van geneesmiddelen. Abbott is producent van innovatieve geneesmiddelen. Abbott heeft een aantal geneesmiddelen ontwikkeld die de werkzame stof leuproreline bevat, hiervoor heeft zij handelsvergunningen. Astellas is eveneens producent van innovatieve geneesmiddelen. Zij heeft het leuproreline bevattende geneesmiddel Eligard 7,5 mg en Eligard 22,5 mg ontwikkeld en in Nederland op de markt gebracht, hiervoor heeft zij een handelsvergunning. Sandoz heeft aan diverse apothekers een brief met daarop afgedrukte pagina van het patiënteninformatieformulier en bijbehorende folder gestuurd. Voorst heeft Sandoz een advertentie van gelijke strekking in het Pharmaceutisch Weekblad geplaatst. Abbott en Astellas vorderen onder meer Sandoz te verbieden de brief en dergelijke te verspreiden.

6.1. In dit kort geding gaat het om de vraag of Sandoz zich al dan niet schuldig heeft gemaakt aan misleidende reclame door te stellen dat Leuproreline Sandoz generiek is en therapeutisch equivalent is aan het referentiemiddel. Aan reclame voor geneesmiddelen worden hoge eisen gesteld wat betreft de juistheid van de verstrekte gegevens. De reclame moet zo worden ingericht dat ondanks de juistheid van de verschafte gegevens toch geen verkeerd beeld van het middel wordt geschapen. Reclame voor een geneesmiddel moet het rationele gebruik daarvan bevorderen door een objectieve voorstelling van zaken te geven zodat de eigenschappen niet worden overdreven. Op grond van het bepaalde in artikel 6:195 BW rust de bewijslast ter zake van de juistheid en/of de volledigheid van de uitingen op Sandoz. In kort geding betekent dit dat van Sandoz mag worden verwacht dat zij tegenover de concrete bezwaren van Abbott en Astellas de juistheid en volledigheid van haar uitingen aannemelijk maakt. Dat wil zeggen dat de juistheid van die mededelingen door Sandoz over de eigenschappen van Leuproreline Sandoz depot implantaat producten niet aan redelijke twijfel onderhevig mag zijn.

7.13. Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat Sandoz de juistheid en volledigheid van zijn uitingen voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van Abbott dan ook afwijzen.

8.9. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Ten aanzien van de bezwaren van Astellas dat Sandoz ten onrechte de indruk wekt dat Leuproreline Sandoz depot implantaat generiek is aan Eligard en dat Sandoz ten onrechte de indruk wekt dat haar geneesmiddelen therapeutisch equivalent zijn aan Eligard, verwijst de voorzieningenrechter naar hetgeen reeds is overwogen onder alinea 7.8. t/m 7.12.

8.11. Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter ten aanzien van het bezwaar van Astellas dat Sandoz in de grafieken op pagina 3 en 4 van productie 3 van Abbott een niet verifieerbare en controleerbare vergelijking maakt door te stellen: therapeutisch resultaat met 55% minder werkzame stof [noot 3]" en "Leuproreline Sandoz depot - effectieve suppressie van PSA spiegels [noot 3]", als volgt. Voorop dient te worden gesteld dat deze uitingen van Sandoz als vergelijkende reclame kunnen worden aangemerkt. Dit betekent dat Sandoz, zoals onder alinea 6.1. reeds weergegeven, aannemelijk dient te maken dat haar uitingen volledig en juist zijn. Sandoz heeft het bezwaar van Astellas niet weersproken en heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar uitingen volledig en juist zijn. Astellas heeft echter aan deze stelling geen vordering verbonden, zodat de voorzieningenrechter hieraan voorbij zal gaan.

LS&R 93

Maakt gebruik van dr. Simeonstherapie

Rechtbank Assen, 8 maart 2011, LJN BP6969 (Exploitatie van dr. Simeonstherapie)

Verdachte heeft een afslankinstituut geëxploiteerd, waar werd gewerkt met de zogenaamde dr. Simeonstherapie. Deze therapie combineert een laag calorisch dieet (500 calorieën) met het gebruik van het geneesmiddel hCG. hCG is het werkzame bestanddeel van het receptgeneesmiddel Pregnyl, dat in Nederland is geregistreerd voor onvruchtbaarheidsbehandelingen. hCG wordt gewonnen uit de urine van zwangere vrouwen en is bekend van de publieksactie "Moeders voor Moeders" Vergelijk met (LS&R 92). In het afslankinstituut werd het geneesmiddel gebruikt om het hongergevoel te onderdrukken. De vennoten van verdachte bereidden zelf injectiespuiten met hCG en gaven deze spuiten mee aan cliënten. Zij maakten gebruik van de diensten van een gepensioneerde huisarts om de cliënten medisch te keuren en de recepten voor Pregnyl uit te schrijven. Aldus hebben verdachte en haar medeverdachten de Geneesmiddelenwet overtreden, die geschreven is om de volksgezondheid te beschermen.

LS&R 92

Receptgeneesmiddel voor onvruchtbaarheidsbehandelingen

Rechtbank Assen 8 maart 2011, LJN BP7140 (Strafzaak tegen huisarts)

Strafrecht. Verdachte, een gepensioneerd huisarts, heeft zijn medewerking verleend aan een afslankinstituut, waar werd gewerkt met de zogenaamde dr. Simeonstherapie. Deze therapie combineert een laag calorisch dieet (500 calorieën) met het gebruik van het geneesmiddel hCG. hCG is het werkzame bestanddeel van het receptgeneesmiddel Pregnyl, dat in Nederland is geregistreerd voor onvruchtbaarheidsbehandelingen. hCG wordt gewonnen uit de urine van zwangere vrouwen en is bekend van de publieksactie "Moeders voor Moeders". In het afslankinstituut werd het geneesmiddel gebruikt om het hongergevoel te onderdrukken. Verdachtes medeverdachten bereidden zelf injectiespuiten met hCG en gaven deze spuiten mee aan klanten. Verdachte verleende hieraan onder meer zijn medewerking door de recepten voor het geneesmiddel Pregnyl uit te schrijven. Door aldus te handelen hebben de verdachten de Geneesmiddelenwet overtreden, die geschreven is om de volksgezondheid te beschermen.

De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 januari 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het grote tijdsverloop - bijna twee jaren - sinds het verhoor van de verdachten. Ten slotte neemt de rechtbank de omstandigheid in acht dat verdachten - hoewel zij dit aan zichzelf te wijten hebben - in de veronderstelling verkeerden dat zij handelden in overeenstemming met het recht. Er was geen sprake van het willens en wetens overtreden van de bestaande regelgeving.

Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank (deels voorwaardelijke) werkstraffen van na te melden omvang passend en geboden. Het voorwaardelijke deel van de straffen dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.