Gestelde vragen:
1)      a)      Indien een octrooi  bij de afgifte  ervan geen conclusie bevat waarin de twee samengestelde  werkzame stoffen  expliciet zijn vermeld, maar het octrooi nadien kan  worden gewijzigd  teneinde een dergelijke conclusie erin op te nemen,  kan dit octrooi dan –  of die wijziging nu is verricht of niet –  overeenkomstig artikel 3,  onder a), van verordening nr. 469/2009 als  ,een van kracht zijnd  basisoctrooi’ worden aangevoerd voor een product  dat deze samengestelde  werkzame stoffen bevat?
b)      Kan een  octrooi dat na de afgifte  ervan en ofwel (i) voordat en / of (ii) nadat  het ABC is verleend, is  gewijzigd, als ,een van kracht zijnd  basisoctrooi’ worden aangevoerd ter  vervulling van de voorwaarde van  artikel 3, onder a), van verordening  nr. 469/2009?
c)       Indien een aanvrager een ABC-aanvraag  indient voor een product dat uit  de werkzame stoffen A en B bestaat, in  omstandigheden waarin:
i)       het van kracht zijnde  basisoctrooi, te weten een Europees octrooi  (Verenigd Koninkrijk), na de  datum van de ABC-aanvraag maar vóór de  afgifte daarvan, aldus is  gewijzigd dat het ook een conclusie bevat  waarin de stoffen A en B  expliciet worden genoemd,
en
ii)       deze wijziging  volgens het nationale recht wordt geacht steeds van  toepassing te zijn  geweest vanaf de afgifte van het octrooi,
kan  de aanvrager van  het ABC dit octrooi dan in zijn gewijzigde vorm  aanvoeren ter vervulling  van de voorwaarde van artikel 3, onder a)[,  van verordening nr.  469/2009]?
2)      Om te bepalen of de  voorwaarden van artikel 3  vervuld zijn op de datum van de indiening van  de ABC-aanvraag voor een  product dat uit een samenstelling van de  werkzame stoffen A en B  bestaat, wanneer
a)      in het van  kracht zijnde basisoctrooi  een conclusie is opgenomen betreffende een  product dat de werkzame stof A  bevat alsook een aanvullende conclusie  betreffende een product dat een  samenstelling van de werkzame stoffen A  en B bevat en
b)      er  reeds een ABC bestaat voor een product  dat de werkzame stof A bevat  (hierna: ,product X’), dient daarvoor dan  te worden nagegaan of de  samenstelling van de werkzame stoffen A en B  als een uitvinding kan  worden beschouwd die een onderscheiden en  afzonderlijke uitvinding vormt  ten opzichte van die van A alleen?
3)       Wanneer een van  kracht zijnd basisoctrooi overeenkomstig artikel 3,  onder a)[, van  verordening nr. 469/2009], strekt tot ,bescherming’ van:
a)      een product dat de werkzame stof A bevat (,product X’), en
b)      een product dat een samenstelling van de werkzame stof A en de werkzame stof B bevat (hierna: ,product Y’),
en indien
c)      een VHB van product X als geneesmiddel is afgegeven;
d)      een ABC voor product X is verleend, en
e)      vervolgens een afzonderlijke vergunning voor het in de handel brengen van product Y als geneesmiddel is afgegeven,
staat   verordening [nr. 469/2009], inzonderheid de artikelen 3, onder c) en   d), en/of 13, lid 1, ervan, er dan aan in de weg dat aan de houder van   het octrooi een ABC voor product Y wordt afgegeven? Subsidiair, indien   een ABC voor product Y kan worden verleend, dient de duur daarvan dan te   worden beoordeeld op basis van de vergunning die voor product X is   afgegeven of op basis van de vergunning die voor product Y is afgegeven?
4)        Indien vraag 1, onder a), ontkennend wordt beantwoord, vraag l, onder   b), i) bevestigend wordt beantwoord en vraag l, onder b), ii)  ontkennend  wordt beantwoord, in omstandigheden waarin:
a)       volgens  artikel 7, lid 1, van verordening nr. 469/2009 een ABC voor een  product  wordt aangevraagd binnen een termijn van zes maanden, te  rekenen vanaf  de datum waarop voor dit product een van kracht zijnde  VHB als  geneesmiddel is verkregen overeenkomstig richtlijn 2001/83/EG  of  richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6   november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende   geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311, blz. 1);
b)        de bevoegde dienst voor de industriële eigendom na de indiening van de   ABC-aanvraag wijst op een mogelijk bezwaar tegen de afgifte van het  ABC  krachtens artikel 3, onder a), van verordening nr. 469/2009;
c)        vervolgens, teneinde dit door de bevoegde dienst voor de industriële   eigendom gemaakte mogelijke bezwaar weg te werken, een aanvraag wordt   ingediend tot wijziging van het van kracht zijnde basisoctrooi waarop de   aanvrager van het ABC zich beroept, welke aanvraag wordt toegewezen;
d)        na wijziging van het van kracht zijnde basisoctrooi, dit gewijzigde   octrooi aan artikel 3, onder a), [van verordening nr. 469/2009] voldoet;
verzet   verordening nr. 469/2009 er zich dan tegen dat de bevoegde dienst voor   de industriële eigendom nationale procedurele bepalingen toepast met  het  oog op a) de opschorting van de ABC-aanvraag teneinde de aanvrager  van  het ABC in staat te stellen, te verzoeken om wijziging van het   basisoctrooi en b) de hervatting van de behandeling van deze aanvraag op   een later tijdstip, met name zodra de wijziging is toegestaan, welke   hervatting geschiedt:
–        na het verstrijken van zes maanden   vanaf de datum waarop een geldige VHB van dat product als geneesmiddel   is afgegeven, doch
–        binnen zes maanden vanaf de datum   waarop de aanvraag tot wijziging van het van kracht zijnde basisoctrooi   is toegewezen?