Psychiater valt geen tuchtrechtelijk verwijt te maken
Het Centraal Tuchtcollege voor de voor de Gezondheidszorg 22 augustus 2017, LS&R 1495; ECLI:NL:TGZCTG:2017:240 (Klacht tegen psychiater) Klacht tegen psychiater. In 2003 is bij klager de diagnose schizofrenie, paranoïde type gesteld. Verweerder heeft deze diagnose in 2014 onderschreven. Klager verwijt verweerder het stellen van een foute diagnose. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Verweerder heeft in eerste aanleg bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag het volgende aangegeven: Verweerder heeft zich bereid verklaard mee te wegen dat klager heeft verklaard dat hij tijdens zijn werkzame periode bij H. meermalen aan chemische gassen en dampen is blootgesteld en dat bij hem eenmaal leverontsteking is geconstateerd. Verweerder heeft daaraan evenwel toegevoegd dat dit geen invloed heeft op de gestelde diagnose, gezien het tijdverloop en het feit dat er bij klager sprake is van alcohol (mis)gebruik. Het College kan verweerder in die redenering volgen en ziet niet in welk opzicht hem een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Het beroep van klager wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen.
Hanneke Later-Nijland versterkt Axon Advocaten als counsel
Het Amsterdamse life sciences kantoor Axon Advocaten kondigt aan dat Hanneke Later-Nijland per 1 september het team komt versterken ter uitbreiding van de praktijk op het gebied van (biologische) geneesmiddelen en medische hulpmiddelen en de snel groeiende M&A, private equity en financieringspraktijk.
Vragen aan het HvJEU over definitie pruimstabakproducten in het licht van richtlijn 2014/40/EU
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ 11 juli 2017, LS&R 1493; C-425/17 (pruimtabaksproducten) Volksgezondheid. Via Minbuza: Verzoekster (Günter Hartmann Tabakvertrieb) komt op tegen de door verweerster (Stadt Kempen) ingestelde verkoopverboden voor twee door haar op de Duitse markt verkochte tabaksproducten. De Beierse overheidsinstantie voor gezondheid en voedselveiligheid (hierna: LGL) heeft monsters van deze beide producten afgekeurd. In zijn advies kwam LGL tot de conclusie dat het op grond van de structuur, consistentie en wijze van gebruik een verboden tabaksproduct betreft, aangezien het bestemd is voor een andere oraal gebruik dan roken of pruimen. Bij beschikkingen van respectievelijk 13 oktober 2014 en 15 januari 2015 heeft verweerster verzoekster verplicht de litigieuze tabaksproducten niet langer in de handel te brengen. De bestuursrechter in eerste aanleg waarbij hiertegen beroep was ingesteld, heeft de beschikking met betrekking tot het eerste product ‘Thunder Chewing Tobacco’ – waarbij het gaat om een pasta-achtige massa op basis van fijngemalen tabak – nietig verklaard, op grond dat het product bestemd is om te worden gepruimd en derhalve in de handel mag worden gebracht. Met betrekking tot het tweede product ‘Thunder Frosted Chewing Bags’ – waarbij in kleine, poreuze builtjes van cellulose verpakte fijngesneden tabak wordt gepruimd, heeft de bestuursrechter dat beroep daarentegen afgewezen. Of een product is bestemd om te worden gepruimd, moet uit het product zelf blijken. Het volstaat niet dat het pas geschikt is om te worden gepruimd door een aanbiedingsvorm – namelijk in builtjes verpakt – die losstaat van het eigenlijke tabaksproduct. Tegen deze beslissingen heeft verzoekster respectievelijk verweerster hoger beroep ingesteld bij de hoogste bestuursrechter van de deelstaat Beieren.
EPO's Unitary Patent Guide
EPO Unitary Patent Guide. Obtaining, maintaining and managing Unitary Patents. August 2017, 1st edition. 1 This guide outlines the provisions relevant to obtaining, maintaining and managing Unitary Patents and , in particular , offer s practical advice to smooth the way to them. It cannot, however, go into the details or specific issues of all the procedures relat ing to Unitary Patents, and it does not constitute an official commentary on the applicable legislation . 2 In this guide, you will find references to various provisions of the two EU r egulations relat ing to Unitary Patent s , the European Patent Convention (hereinafter " EPC "), the secondary legislation (Rules relating to Unitary Patent Protection and Rules relating to Fees for Unitary Patent Protection), the EPO's Official Journal (hereinafter "OJ") and the Agreement on a Unified Patent Court (hereinafter "UPCA") . You are strongly advised to consult the legislation or the relevant legal commentaries before t aking any decisions in practice . Lees verder
Maker van module alternatieve geneeswijzen slaagt niet in bewijsopdracht omtrent onrechtmatig profiteren van wanprestatie
Hof Amsterdam 30 mei 2017, IEF 17047; LS&R 1491; ECLI:NL:GHAMS:2017:2039 (module alternatieve geneeswijze) Auteursrecht. Zie eerder [IEF 16240]. Er komt geen auteursrechtelijke bescherming toe aan de module van alternatieve geneeswijzen, bestaande uit een ordening van aandoeningen, therapieën en toe te passen middelen inzake alternatieve geneeswijzen. Bewijsopdracht voor appellante omtrent het onrechtmatig profiteren van wanprestatie door geïntimeerden. Afgelegde getuigenverklaringen, waaronder verklaringen van horen zeggen, vormen geen geslaagd bewijs. Er is onvoldoende bewijs geleverd dat de importeur van Asyra de onjuiste indruk heeft gewekt dat de IDT-module bij het Asyra apparaat gratis beschikbaar is en aldus gebruik heeft gemaakt van de populariteit van de IDT-module. Bekrachtiging vonnis.
HvJ EU: Cosmeticaproduct waarvoor dierproeven in derde landen zijn verricht, mag in de EU worden geweigerd
HvJ EU 21 september 2016, LS&R 1490; ECLI:EU:C:2016:703; C-592/14 (EFCI tegen Secretary of State for Business, Innovation and Skills) Cosmetische producten die ingrediënten of combinaties van ingrediënten bevatten waarvoor, om aan de voorschriften van deze verordening te voldoen’, een dierproef is verricht. Uit het persbericht: Het Unierecht schermt de Europese markt af voor cosmetica met ingrediënten waarvoor dierproeven zijn verricht. Wanneer die proeven buiten de Unie zijn verricht om het product in derde landen op de markt te brengen en het resultaat van die proeven wordt gebruikt om de veiligheid van het product aan te tonen, mag dit product de toegang tot de markt van de Unie worden geweigerd. Antwoord HvJ EU:
Artikel 18, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten moet aldus worden uitgelegd dat het een verbod kan inhouden om in de Europese Unie cosmetische producten op de markt te brengen met bepaalde ingrediënten waarvoor dierproeven buiten de Unie zijn verricht met het oog op het in de handel brengen van cosmetische producten in derde landen, indien de daaruit voortvloeiende resultaten worden gebruikt om de veiligheid van deze producten te bewijzen om ze in de Unie op de markt te kunnen brengen.
Vragen aan HvJ EU: Verbod op het gebruik van elementen of kenmerken – inclusief merken – die verwijzen naar een smaak, geur- of smaakstoffen bij tabaksproducten
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 21 april 2017, IEF 17031; RB 2941; LS&R 1488; IEFbe 2307; C-220/17-verwijzingsbeschikking (Planta Tabak) Merkenrecht. Tabak. Reclame. Het verbod op het gebruik van elementen of kenmerken – inclusief merken – die verwijzen naar een smaak, naar geur- of smaakstoffen of naar andere additieven, dan wel naar het ontbreken daarvan in artikel 13, lid 1, onder c), van de richtlijn. Na Philip Morris Brands [IEF 15923; IEFbe 1787, LS&R 1312; RB 2710] moet nog verduidelijkt worden of de etiketteringsverboden moeten worden opgevat als een „verbod om de smaakstof als reclame te gebruiken” dan wel als een „verbod om de smaakstof te vermelden. Via Minbuza: De prejudiciële vragen hebben betrekking op drie vraagcomplexen:
Gestelde vragen aan HvJ EU: leidt de verplichting van neutrale sigarettenpakjes tot inbreuk op het eigendomsrecht, de vrijheden van meningsuiting en ondernemerschap en het evenredigheidsbeginsel?
HvJ EU 19 mei 2017, RB 2942; LS&R 1489; C-288/17 (neutraal sigarettenpakje) Via Minbuza: Bij de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter) zijn vijf beroepen ingesteld tot nietigverklaring van het besluit van 19 mei 2016 tot omzetting van richtlijn 2014/40/EU (hierna: de richtlijn). Dit besluit herschikt bepalingen van de Franse wetboek volksgezondheid met betrekking tot het vereiste van het “neutrale pakje”. Daarnaast zet dat besluit artikel 13 van de richtlijn in nationaal recht om waar het met name het gebruik verbiedt van merken die tabak aanprijzen/aanmoedigen. In een uitvoeringsbesluit moet worden vastgesteld welke elementen of kenmerken verboden zijn. Twee verzoeksters (SEITA en BAT France) stellen dat de wetgever inbreuk maakt op hun merkrechten, die zij op één lijn stellen met eigendomsrechten, en op de vrijheden van ondernemerschap en van meningsuiting. De Conseil d’État stelt het Hof bijgevolg vragen over de draagwijdte van de betrokken bepalingen van richtlijn 2014/40 en over hun geldigheid in het licht van bepaalde grondrechten.
Minister mocht maximumprijs van Lyrica niet baseren op prijzen van generieke kopieën
CBB 7 juli 2017, LS&R 1487; ECLI:NL:CBB:2017:249 (Pfizer tegen Minister VWS) Zie eerder ECLI:NL:CBB:2016:62. Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp). Vaststelling maximumprijs voor Lyrica. Appellanten hebben terecht aangevoerd dat de Wgp gebaseerd is op het respecteren van octrooirechten en dat is beoogd om alleen de prijzen van generieke producten in aanmerking te nemen die (na het verstrijken van het octrooi) in de referentielanden rechtmatig in de handel zijn gebracht. Verweerder heeft zich bij het nemen van het bestreden besluit geen rekenschap gegeven van de bijzondere situatie die zich in het onderhavige geval voordoet, waarbij de generieke kopieën voor Lyrica die in de referentielanden zijn verschenen slechts mogen worden verhandeld voor de indicatie epilepsie en gegeneraliseerde angststoornis (eerste indicaties), maar niet voor de indicatie neuropatische pijn (pijnindicatie). Het College is van oordeel dat verweerster de maximumprijs voor (de pijnindicatie van) Lyrica niet heeft mogen baseren op de prijzen van de generieke kopieën die in de referentielanden alleen voor de eerste indicaties mogen worden verhandeld. Het beroep is gegrond. Het besluit wordt vernietigd voor zover daarbij maximumprijzen voor Lyrica zijn vastgesteld.
Gegevensregistratie GGZ valt niet onder Wbp nu individuele personen niet herleidbaar zijn
Rechtbank Midden-Nederland 2 augustus 2017, LS&R 1486; IT 2328; ECLI:NL:RBMNE:2017:4011 (Gegevensregistratie GGZ) Wbp en zorg. Privacy. Rechtspraak.nl: Twee belangenorganisaties in de geestelijke gezondheidszorg en twee zorgcliënten spanden een kort geding aan omdat zij willen dat de Stichting Benchmark GGZ stopt met de huidige vorm van gegevensregistratie. Die stichting registreert gegevens van zorgtrajecten om de kwaliteit in de branche te verhogen. De eisende partijen vinden dat niet wordt voldaan aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Stichting Benchmark GGZ vindt dat de gegevens die zij verwerkt (waar geen namen in staan) niet onder die wet vallen, omdat ze niet op individuele personen herleidbaar zijn. Dat is wel het geval als geregistreerde gegevens toch op individuen herleidbaar zijn door de gegevens met andere informatie te combineren. In een kort geding moet de rechter vaststellen of de eis van de belangenorganisaties en zorgcliënten hoogstwaarschijnlijk ook in een bodemprocedure toewijsbaar zal zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat in deze zaak niet vastgesteld kon worden dat de gegevens wel onder de wet vielen. Voor een definitief oordeel op dat punt is een diepgaander onderzoek nodig.