LS&R 2262
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
LS&R 2263
4 november 2024
Uitspraak

Octrooi en ABC van BMS op apixaban zijn geldig

 
LS&R 2261
18 oktober 2024
Uitspraak

Eerste vonnis in nietigheidsprocedure over octrooi met betrekking tot enzalutamide

 
LS&R 1701

Uitspraak ingezonden door Ricardo Dijkstra, Vondst.

Octrooi vetzuren vernietigd via problem-solution approach

Rechtbanken 10 apr 2019, LS&R 1701; ECLI:NL:RBDHA:2019:3424 (Nutrition tegen Noba), https://lsenr.nl/artikelen/octrooi-vetzuren-vernietigd-via-problem-solution-approach

Rechtbank Den Haag 10 april 2019, IEF 18349; LS&R 1701; ECLI:NL:RBDHA:2019:3424 (Nutrition tegen Noba) Octrooirecht. Inbreuk. Nietigheid. Nutrition ontwikkelt en produceert veevoer en daarvoor bestemde producten. Nutrition is in deze hoedanigheid houdster van EP 1294371 voor een 'middenlange keten vetzuren bruikbaar als antimicrobiële agentie'. Noba houdt zich bezig met vetproducten voor de diervoederindustrie. Nutrition is van mening dat Noba met haar producten inbreuk maakt op de door Nutrition gehouden octrooien. Als verweer stelt Noba dat het octrooi waarop Nutrition zich beroept nietig moet worden verklaard, omdat het de vereiste inventiviteit ontbeert. Beide partijen beroepen zich op de problem-solution approach. In het licht hiervan moet worden aangenomen dat de gemiddelde vakman zonder enig inventief denkvermogen tot dezelfde oplossing als in het octrooi was gekomen, en dat het octrooi dus nietig is. De vorderingen in conventie worden afgewezen, de vordering in reconventie wordt toegewezen waardoor het Nederlandse deel van het voorliggende octrooi nietig is. Nutrition wordt veroordeeld in de proceskosten.

LS&R 1702

Wetsvoorstel wijziging Rijksoctrooiwet 1995 naar Tweede Kamer

Het Advies RvS, wetsvoorstel en de memorie van toelichting inzake Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening 1257/2012 (unitair octrooi) zijn te raadplegen. Dit wetsvoorstel voorziet in de aanpassing van een aantal bepalingen van de Rijksoctrooiwet. Dit is nodig door de komst van het Europees octrooi met eenheidswerking en de oprichting van het Eengemaakte Octrooigerecht (EOG). Met het Europees octrooi met eenheidswerking is het straks mogelijk met één registratie octrooibescherming te krijgen in alle deelnemende EU-lidstaten. Bedrijven hoeven dit dus niet meer in elk lidstaat afzonderlijk te doen.

Het Eengemaakte Octrooigerecht zorgt ervoor dat geschilbeslechting voortaan op Europees niveau mogelijk is. Een octrooihouder hoeft niet langer in iedere lidstaat waar inbreuk op zijn recht wordt gemaakt een aparte procedure te starten. Ook kan de geldigheid van een octrooi via één procedure bij het EOG worden vastgesteld. Meer weten?

LS&R 1700

Conclusie AG: Lidstaten moeten materieel recht vaststellen voor passende schadeloosstelling voor schade geleden door voorlopige maatregelen

Hof van Justitie EU 11 apr 2019, LS&R 1700; ECLI:EU:C:2019:324 (Bayer Pharma), https://lsenr.nl/artikelen/conclusie-ag-lidstaten-moeten-materieel-recht-vaststellen-voor-passende-schadeloosstelling-voor-scha

Conclusie AG HvJ EU 11 april 2019, IEF18389, IEFbe 2864, LS&R 1700; ECLI:EU:C:2019:324 (Bayer Pharma) Passende schadeloosstelling. Schadeloosstelling voor schade toegebracht door maatregelen die door de rechter later zijn herroepen of wegens enig handelen of nalaten van de eiser later zijn vervallen, of wanneer de rechter later heeft vastgesteld dat er geen inbreuk of dreiging van een inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten was:

1)      Artikel 9, lid 7, van [IE-Handhavingsrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten zorg moeten dragen voor de vaststelling van materieelrechtelijke regels betreffende het recht van de verweerder op schadeloosstelling voor schade toegebracht door voorlopige maatregelen in de in die bepaling bedoelde situaties, met dien verstande dat die regels de vaststelling moeten waarborgen van een doeltreffende regeling en doeltreffende rechtsmiddelen die de verweerder in staat stellen om een passende vergoeding te krijgen voor alle geleden schade, en dat zij de houder van een intellectuele-eigendomsrecht niet ervan mogen weerhouden om te verzoeken om de in artikel 9, leden 1 en 2, van richtlijn 2004/48 bedoelde maatregelen.

LS&R 1699

HvJ EU: Etiketteringsverboden tabak moeten worden opgevat als verbod om smaakstof als reclame te gebruiken

30 jan 2019, LS&R 1699; ECLI:EU:C:2019:76 (Planta Tabak), https://lsenr.nl/artikelen/hvj-eu-etiketteringsverboden-tabak-moeten-worden-opgevat-als-verbod-om-smaakstof-als-reclame-te-gebr

HvJ EU 30 januari 2019, IEF 18370; IEFbe 2860; LS&R 1699; RB 3293; ECLI:EU:C:2019:76 Merkenrecht. Tabak. Reclame. Het verbod op het gebruik van elementen of kenmerken – inclusief merken – die verwijzen naar een smaak, naar geur- of smaakstoffen of naar andere additieven, dan wel naar het ontbreken daarvan in artikel 13, lid 1, onder c), van de richtlijn. Verduidelijkt moest nog worden of de etiketteringsverboden moeten worden opgevat als een verbod om de smaakstof als reclame te gebruiken. Dit is het geval, dit oordeel is in lijn met de conclusie van de AG [IEF 17815; IEFbe 2641; LS&R 1625; RB 3162] .

LS&R 1697

Foto's van verticale teeltinstallatie zijn onrechtmatige verkrijging know how

Rechtbanken 20 mrt 2019, LS&R 1697; ECLI:NL:RBDHA:2019:2729 (Future Crops tegen Certhon), https://lsenr.nl/artikelen/foto-s-van-verticale-teeltinstallatie-zijn-onrechtmatige-verkrijging-know-how

Rechtbank Den Haag 20 maart 2019, IEF 18362, LS&R 1697; ECLI:NL:RBDHA:2019:2729 (Future Crops tegen Certhon) Bedrijfsgeheimen. Future Crops drijft een onderneming in de verticale teelt van kruiden, Certhon drijft een onderneming die zich bezig houdt met de bouw van tuinbouwkassen en de verwarmings- en luchtbehandelingstechniek daarvan. Future Crops wil haar gewassen telen in een hal, en heeft om deze in te richten diverse opdrachtnemers aangenomen. Certhon was een potentiële opdrachtnemer, en heeft in het kader van de onderhandelingen een geheimhoudingsverklaring getekend. Toen de opdracht aan Certhon is verstrekt zijn verdere afspraken omtrent geheimhouding gemaakt. In weerwil van de gemaakte afspraken hebben werknemers van Certhon beeldopnamen van de hal gemaakt. Allereerst heeft Future Crops, mede gelet op de genuanceerde stelplicht in verband met het geheime karakter van haar knowhow, voldoende onderbouwd dat er sprake is van unieke kennis. Ook is het aannemelijk dat de knowhow handelswaarde heeft nu Future Crops hier veel tijd en geld in heeft geïnvesteerd. Het nemen van foto’s van deze knowhow is een onrechtmatige handeling jegens Future Crops. Niet is komen vast te staan dat er sprake is van een concrete dreiging dat Certhon de door haar verkregen knowhow gebruikt of deelt met derden. Certhon heeft onrechtmatig gehandeld door zich onbevoegd te begeven bij fase 1 en aldaar het luchtgordijn, het irrigatiesysteem en de kweekbakken die daarop aansluiten van dichtbij te bekijken en te fotograferen.

LS&R 1698

College ter beoordeling van geneesmiddelen mocht informatie inwinnen in het buitenland

Raad van State 25 apr 2018, LS&R 1698; ECLI:NL:RVS:2018:1353 (IPS tegen College ter beoordeling van geneesmiddelen), https://lsenr.nl/artikelen/college-ter-beoordeling-van-geneesmiddelen-mocht-informatie-inwinnen-in-het-buitenland

ABRvS 25 april 2018, IEF 18368; LS&R 1698; ECLI:NL:RVS:2018:1353 (IPS tegen College ter beoordeling van geneesmiddelen) Bij afzonderlijke besluiten van 3 juli 2012 heeft het College ter beoordeling van geneesmiddelen (hierna: het College) de door IPS aangevraagde parallelhandelsvergunningen voor de geneesmiddelen Diclofenac Gel Teva 1,16%, gel 11.6 mg/g (hierna: Diclofenac) en Adapaleen Teva 1 mg/g, gel (hierna: Adapaleen) geweigerd. Bij uitspraak van 25 juni 2015 heeft de rechtbank de door IPS tegen de besluiten van 1 maart 2013, 14 juni 2013 en 8 juli 2013 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft IPS hoger beroep ingesteld. Zij voert gronden aan die betrekking hebben op het door het College gehanteerde beoordelingskader. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Dit omdat het College niet in strijd met het Unierecht heeft gehandeld, bevoegd was informatie in te winnen bij de Belgische en Franse autoriteiten, en binnen het beoordelingskader zorgvuldig heeft gehandeld en geoordeeld. Daarnaast ligt het niet op de weg van het College om gevaar voor de volksgezondheid te bewijzen, maar ligt het op de weg van de aanvrager van een parallelhandelsvergunning om zijn aanvraag te doen steunen op gegevens en bescheiden waaruit volgt dat aan de in artikel 48 van de Geneesmiddelenwet neergelegde criteria voor parallelle invoer is voldaan.

LS&R 1696

Uitspraak ingezonden door Carly van der Beek en Otto Swens, Vondst

Is handelsvergunning geneesmiddel een 'in de Europese Unie' afgegeven vergunning?

8 mrt 2019, LS&R 1696; (Orion tegen CBG), https://lsenr.nl/artikelen/is-handelsvergunning-geneesmiddel-een-in-de-europese-unie-afgegeven-vergunning

Rechtbank Midden-Nederland 8 maart 2019, LS&R 1696 (Orion tegen CBG). Het draait in deze zaak om de vraag of een handelsvergunning voor een geneesmiddel, die in Tsjechië is verleend kort voordat dit land toetrad tot de Europese Unie, kan worden beschouwd als een “in de Europese Unie” afgegeven vergunning in de zin van artikel 6 2e subparagraaf van richtlijn 2001/83. In het vonnis gaat de rechtbank in op het relativiteitsvereiste, de beoordelingsruimte van de Nederlandse rechter en de rol van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (“CBG”) als betrokken lidstaat, een en ander in het licht van het arrest van 14 maart 2018 van het Europese Hof van Justitie in de Astellas-zaak.
Teva heeft in 2015 een aanvraag ingediend voor generieke Dexmedetomidine Teva via de decentrale verkorte aanvraagprocedure, waarbij zij Tsjechië heeft aangewezen als referentie lidstaat, en Nederland als betrokken lidstaat, onder verwijzing naar Dexdor (stofnaam: dexmedetomidine) als referentiegeneesmiddel. Orion is de handelsvergunninghouder van Dexdor. Deze handelsvergunning is in 2011 aan Orion verleend door de Europese Commissie en geldig in de hele Europese Unie.
Het CBG heeft vastgesteld dat de termijn van acht jaar dossierbescherming voor Dexdor niettemin is verlopen. Dexdor behoort namelijk tot dezelfde Global Marketing Authorization als het in 2002 in Tsjechië vergunde geneesmiddel Precedex. De vergunning van Precedex in de Europese Unie is dus bepalend voor de termijn van dossierbescherming. Aangezien de vergunning voor Precedex in 2002 is verleend volgens Tsjechisch geneesmiddelenrecht, dat op dat moment al was aangepast aan het Europese geneesmiddelenrecht, en Tsjechië op 1 mei 2004 toetrad tot de Europese Unie, is de termijn van dossierbescherming gaan lopen op 1 mei 2004 en geëindigd op 1 mei 2012. Het CBG stelt dat zij dit in de aanvraagprocedure zorgvuldig heeft onderzocht, samen met de andere autoriteiten van de Betrokken Lidstaten en de Referentielidstaat.
Orion stelt dat de autoriteit van een betrokken lidstaat, zoals het CBG, verantwoordelijk is voor een juiste vaststelling van de termijn van dossierbescherming. Orion kan het CBG ook terzake ter verantwoording roepen voor de Nederlandse rechter. Orion stelt dat het CBG haar onderzoek niet zorgvuldig heeft gedaan. Het Tsjechische geneesmiddelenrecht was volgens Orion in 2002 (nog) niet in overeenstemming met het Europese geneesmiddelenrecht. Dit blijkt volgens Orion uit het feit dat de vergunning voor Precedex in Tsjechië is afgegeven op basis van hetzelfde dossier waarover de Europese Geneesmiddelenautoriteit eerder een voorlopig negatief oordeel had gegeven. Ook misten er volgens Orion door het Europese geneesmiddelenrecht vereiste bijlagen in het dossier.
De rechtbank verwijst naar het Astellas-arrest en overweegt dat zij niet bevoegd te toetsen of de handelsvergunning voor Precedex in 2002 in overeenstemming met het Europese geneesmiddelenrecht is verleend. De rechtbank is slechts bevoegd te toetsen of het CBG, als autoriteit van een Betrokken Lidstaat, op juiste wijze de aanvangsdatum van de termijn van dossierbescherming heeft bepaald, waarbij van het CBG een actieve houding mag worden verwacht.
De rechtbank oordeelt dat het CBG zich voldoende actief heeft opgesteld. De rechtbank oordeelt ook dat het CBG voldoende zorgvuldig heeft onderzocht of het Tsjechische geneesmiddelenrecht indertijd in overeenstemming was met het Europese geneesmiddelenrecht. Dit punt is meerdere malen aan de orde gesteld door het CBG in de aanvraagprocedure. Orion’s beroep wordt ongegrond verklaard.

LS&R 1695

HvJ EU: Geen ABC voor een product dat een nieuwe formulering van een oud werkzaam bestanddeel is

Hof van Justitie EU 21 mrt 2019, LS&R 1695; ECLI:EU:C:2019:238 (Abraxis Bioscience), https://lsenr.nl/artikelen/hvj-eu-geen-abc-voor-een-product-dat-een-nieuwe-formulering-van-een-oud-werkzaam-bestanddeel-is

HvJ EU 21 maart 2019, IEF 18317; IEFbe 2846; LS&R 1695; ECLI:EU:C:2019:238; C-443/17 (Abraxis Bioscience) ABC. eerste vergunning voor het in de handel brengen van het product als geneesmiddel. Vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel dat bestaat in een door het basisoctrooi beschermde nieuwe formulering van een reeds toegestane werkzame stof. HvJ EU (Engels):

Artikel 3, onder d), van verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, juncto artikel 1, onder b), van deze verordening, moet aldus worden uitgelegd dat de in artikel 3, onder b), van deze verordening bedoelde vergunning voor het in de handel brengen waarop een aanvraag voor een aanvullend beschermingscertificaat wordt gebaseerd die betrekking heeft op een nieuwe formulering van een bestaande werkzame stof, niet kan worden beschouwd als de eerste vergunning voor het in de handel brengen van het betrokken product als geneesmiddel wanneer voor deze werkzame stof als zodanig al eerder een dergelijke vergunning is afgegeven.
LS&R 1694

Octrooi RCT blijft voor de rechter in stand

Rechtbank Den Haag 23 jan 2019, LS&R 1694; ECLI:NL:RBDHA:2019:563 (Accord tegen RCT), https://lsenr.nl/artikelen/octrooi-rct-blijft-voor-de-rechter-in-stand

Rechtbank Den Haag 23 januari 2019, IEF 18238, LS&R 1694, ECLI:NL:RBDHA:2019:563 (Accord tegen RCT). Octrooirecht. Bodemzaak. Eerste aanleg. Accord is een producent van generieke geneesmiddelen. RCT is een technologisch investerings- en managementbedrijf dat o.a. onderzoeken van universiteiten ondersteunt, en in dat verband ook (geoctroieerde) uitvindingen exploiteert. RCT is in dit verband houder van een octrooi dat betrekking heeft op "Enantiomere anticonvulsie-aminozuurderivaten”. In december 1995 heeft Daeock Choi (hierna: Choi) zijn proefschrift ter verkrijging van een PhD-graad aan de UoH verdedigd. In geschil is de vraag of dit proefschrift tot de stand van de techniek behoorde. RCT erkend het bestaan van Choi, maar stelt dat dit niet openbaar toegankelijk was, nu het document enkel toegankelijk was voor personen die een uitdrukkelijke of stilzwijgende geheimhoudingsplicht hadden. De rechtbank gaat mee in dit argument, en rekent Choi niet tot de stand van de techniek. Het octrooi is dus nieuw. Hierna komt de vraag aan bod of de door RCT ingeroepen prioriteit geldig is. De rechtbank oordeelt dat de ingeroepen prioriteit geldig is, omdat Accord haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Tot slot betwist Accord de inventiviteit van het octrooi. Accord stelt dat de masterscriptie van Le Gall een springplank naar dit octrooi is, en dat dit octrooi dus voor de hand lag. Gelet op alle omstandigheden die in deze zaak een rol spelen gaat de rechtbank hier echter niet in mee. Dit betreft zowel indicatoren die impliceren dat het octrooi inventiviteit ontbeert, als indicatoren die impliceren dat het octrooi juist wel inventief is. De rechtbank komt dus tot de conclusie dat er geen grond is het octrooi te vernietigen. De vordering van Accord wordt dus afgewezen.

LS&R 1691

Uitspraak ingezonden door Boukje van der Maazen, Daan de Lange en Jan Pot van Brinkhof.

Beschermingsomvang EP 455 te beperkt voor Roche om tegen Mundipharma op te kunnen treden

Rechtbank Den Haag 20 feb 2019, LS&R 1691; C/09/565454/ KG ZA 18-1345 (Roche c.s. tegen Mundipharma ), https://lsenr.nl/artikelen/beschermingsomvang-ep-455-te-beperkt-voor-roche-om-tegen-mundipharma-op-te-kunnen-treden

Rechtbank Den Haag 20 februari 2019, IEF 18251, LS&R 1691, C/09/565454/ KG ZA 18-1345 (Roche c.s. tegen Mundipharma). Octrooirecht. Kort geding. Hoffman-La Roche en Genentech (hierna: Roche) zijn beide onderdeel van de Roche-groep. Genentech heeft een geneesmiddel ontwikkeld voor de behandeling van borstkanker (genaamd Herceptin), en houdt het octrooi van dit geneesmiddel (EP 455). Roche is exclusieve licentienemer van dit octrooi. Mundipharma verhandelt in Nederland Herzuma, een medicijn dat vermeend inbreuk maakt op EP 455. Roche vordert in kort geding een inbreukverbod in Nederland. De rechtbank stelt allereerst vast dat de geneesmiddelen biosimilar zijn. Deze zijn dus vergelijkbaar, maar niet noodzakelijk volledig identiek. Mundipharma betwist dat er bij haar medicijn Herzuma sprake is van minder dan 25% zure varianten van tratazumab, zoals conclusie 1 van EP 455 vereist. De rechtbank stelt dat bij vaststelling van de beschermingsomvang niet uitgegaan dient te worden van de letterlijke bewoording, maar van de gedachte achter het octrooi. Alle omstandigheden afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat het octrooi hier ziet op medicijnen die daadwerkelijk minder dan 25% zure varianten van tratazumab bevatten, en dus niet ziet op bescherming tegen medicijnen als Herzuma. De vordering van Roche wordt dus afgewezen.