Geen grond voor herziening eerder genomen besluit
Vzr. Rechtbank Den Haag 7 juli 2014, LS&R 938 (Syngenta tegen Octrooicentrum Nederland)
Uitspraak ingezonden door Martijn de Lange , Octrooicentrum Nederland. ABC. Octrooi. Octrooicentrum Nederland heeft Syngenta in 2005 een aanvullend beschermingscertificaat (ABC) verleend voor het product thiamethoxam (een gewasbeschermingsmiddel). Syngenta verzoekt om verlenging van het ABC. Dit is door het Octrooicentrum niet-ontvankelijk verklaard. Tegen het besluit van verweerder heeft Syngenta beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om de aanvullende bescherming te doen herleven. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst de voorlopige voorziening af.
Overwegingen
De voorzieningenrechter wijst er op dat in de zaak die tot het voorgenoemde arrest Kühne & Heitz heeft geleid, de onderneming alle haar ter beschikking staande rechtsmiddelen had uitgeput, terwijl in het onderhavige geval verzoekster geen gebruik heeft gemaakt van haar recht om bezwaar en beroep in te stellen tegen het besluit van 5 december 2005.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat, aangezien het besluit van 5 december 2005 definitief is geworden zonder in rechte te zijn aangevochten, het arrest Kühne & Heitz geen rechtsregel geeft die verweerder verplicht om de bestuursrechtelijke procedure te heropenen met het oog op het terugkomen van een eerder genomen besluit. (...)
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hetgeen door verzoekster is aangevoerd geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden betreft die van zodanige aard zijn dat zij tot een andere beschikking aanleiding zouden moeten geven. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte gewezen op het rechtszekerheidsbeginsel, welke onder meer meebrengt dat de belangen van derden zouden kunnen worden geschaad indien zou worden overgegaan tot een verlenging van de, inmiddels overigens al verlopen, expiratieduur.
Verzoekster heeft enkele besluiten van verweerder overgelegd waarin verweerder op verzoek van de belanghebbende de duur van het octrooi heeft verkort. Daarmee heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat verweerder in redelijkheid ook een beleid zou moeten hebben waarin de in rechte vaststaande duur van een octrooi op verzoek van de belanghebbende kan worden verlengd.(...)
Reclameverbod zuigelingenvoeding baby jonger dan 6 maanden
RCC 16 juni 2014, LS&R 937, dossiernr. 2014/00353 (Hero Baby)
Aanbeveling. Zuigelingenvoeding. Het betreft een uiting in het maandblad Ouders van Nu. In de uiting, met de aanduiding ‘advertorial’, worden onder de kop “Darmkrampjes” door een voedingsdeskundige van het “voedingskundig team van Hero Baby” vragen behandeld over darmkrampjes bij baby’s. In de ‘kantlijn’ van de uiting staan onder andere ‘weetjes’ over krampjes. Onderin de uiting is een op de rug liggende baby afgebeeld. De klacht: In de uiting, die de vorm van een interview heeft, wordt het advies gegeven bij krampjes over te stappen op andere voeding. In het interview worden geen leeftijden genoemd. In de naast het interview geplaatste ‘weetjes’ staat dat “krampjes vanaf 4 maanden vaak afnemen”. Dit insinueert dat het advies om over te stappen op andere voeding betrekking heeft op baby’s jonger dan 6 maanden. De afgebeelde baby is ook jonger dan 6 maanden. Reclame voor zuigelingenvoeding voor baby’s jonger dan 6 maanden is niet toegestaan, zodat in deze uiting op subtiele wijze de wet wordt overtreden. De Commissie acht de reclame/uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC.
Boodschap puur en gezond zonder waarschuwing gezondheidsrisico's niet misleidend
RCC 16 juni 2014, LS&R 936, dossiernr. 2014/00217 (Yanga Sports Water)
Afwijzing. Voeding. Kenmerken product. Het betreft een uiting op www.yangasportswater.com. Daarin staat onder meer: “Yanga Sports Water is gemaakt van zuiver plantaardige stoffen”. De klacht: blijkens de ingrediëntenlijst bevat het product grotendeels synthetische en chemische stoffen zoals E950/952/954/955/202. Deze stoffen kunnen de volgende bijwerkingen hebben: kankerverwekkend, toename cholesterolgehalte, allergie risico’s, beschadiging immuunsysteem, aantasting lever en nieren, geboorteafwijkingen, astma, netelroos en darmstoornissen. Klager vindt de boodschap van puur en gezond misleidend. Er wordt alleen gesproken over de vitamines die het product bevat, en niet over risico’s zoals hiervoor genoemd. In klagers sportschool Fit4Free die het product verkoopt, staat bij de automaten geen waarschuwing voor gezondheidsrisico’s. De Commissie wijst de klacht af.
Het oordeel van de Commissie
Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat voor de productie van Yanga Sports Water plantaardige grondstoffen worden gebruikt. De Commissie begrijpt dat dit ook geldt voor de in de klacht genoemde stoffen E950/952/954/955/202. Adverteerder heeft bij verweer ook gesteld dat deze stoffen veilig zijn en dat het Voedingscentrum, de Universiteit van Wageningen, het KWF Kankerfonds en de European Food Safety Authority de veiligheid van de door adverteerder gebruikte stoffen bevestigen. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het verweer reageren, noch schriftelijk noch door het geven van een mondelinge toelichting ter vergadering. Onder deze omstandigheden ziet de Commissie geen aanleiding om klagers bezwaar dat -kort gezegd- ten onrechte niet wordt gewezen op risico’s, verbonden aan het product Yanga Sports Water, gegrond te achten.
Onjuiste claims over diervriendelijkheid “Vlees van oorsprong”
RCC 11 juni 2014, LS&R 935, dossiernr. 2014/00369 (Jumbo)
Aanbeveling. Onjuiste informatie. Misleidende reclame. Het betreft een reclame-uiting in de winkels van Jumbo met de volgende tekst: “ Vlees met oorsprong. Vlees met een goed verhaal. Jumbo Vlees van Oorsprong is afkomstig van diervriendelijke houderijen en voldoet aan strenge normen. Het is extra mals, vol van smaak en ieder product vertelt zijn eigen unieke verhaal. Jumbo”. De klacht: klaagster verwijst voor het gebruik van de term “diervriendelijke houderijen” naar de uitspraak van de Commissie van 1 december 2011 en is op grond van deze uitspraak van mening dat het misleidend is om Vlees van Oorsprong aan te prijzen als afkomstig van “diervriendelijke houderijen”. Door te spreken over “diervriendelijke houderijen” wordt ten onrechte de indruk gewekt dat Vlees met Oorsprong op diervriendelijke wijze is geproduceerd. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt de adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Het oordeel van de Commissie
Nu het door adverteerder onder de noemer “Vlees van Oorsprong” verkochte kalfsvlees en kippenvlees slechts één Beter Leven-ster hebben en het varkensvlees en rundvlees zelfs daarvoor niet in aanmerking komen, acht de Commissie het onjuist en misleidend om “Vlees van Oorsprong” met de absolute claim “diervriendelijk” aan te prijzen.Gelet op het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat in de uiting onjuiste informatie wordt verstrekt ten aanzien van de wijze waarop het vlees is geproduceerd als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de NRC.
Sponsoring internationaal congres Curaçao ontoelaatbaar
Commissie GMH 18 juni 2014, LS&R 934, Advies A 14.04 (Sponsoring congres Curaçao)Sponsoring congres. Diverse leveranciers hebben begin 2014 een verzoek ontvangen voor sponsoring van een wetenschappelijk congres dat in oktober gehouden wordt op Curaçao. In het sponsorverzoek wordt gevraagd om directe financiële steun die bedoeld is voor de organisatie van het wetenschappelijke programma en de financiering van de sprekers. In de sponsoraanvraag zijn geen concrete sponsorbedragen genoemd. Nefemed heeft als koepelorganisatie namens haar leden telefonisch contact opgenomen met de organisatie teneinde aanvullende informatie te krijgen over met name het programma, de locatie en de begroting. De voorzitter stelt dat de sponsering van genoemd congres niet voldoet aan de voorwaarden van art. 8 en 9 GMH.
Programma
Zoals ook reeds in eerdere adviezen is benadrukt, is het sponsoren van bijeenkomsten voor zorgprofessionals, die naast een inhoudelijk programma ook andere activiteiten bevatten, niet toegestaan op grond van art. 8 lid 2 sub a. Daarbij maakt het overigens niet uit of de kosten voor die activiteiten al dan niet door de deelnemers zelf worden gedragen. Ten overvloede merkt de voorzitter op dat uit de opgave van de kosten in de uitnodiging afgeleid zou kunnen worden dat ook gedurende de “vrije” dagen alle kosten voor reizen, eten en drinken zijn geïncludeerd en dat
het daarnaast ook nog de vraag is of de eigen bijdrage die aan deelnemers wordt gevraagd voor de sociale activiteiten op zondag, maandag en dinsdagavond de volledige kosten van diners en avondprogramma’s wel zal dekken en er dus ook niet een deel uit de sponsorgelden zou worden betaald.
Locatie
De locatie van de bijeenkomst dient te voldoen aan de eisen van art. 9 lid 1 onder b GMH en moet zowel wat faciliteiten als wat geografische ligging betreft gerechtvaardigd zijn. Ook op dit punt bestaan twijfels. Een lijst met deelnemers is niet overgelegd zodat niet kan worden vastgesteld dat Curaçao gezien de herkomst van de beoogde deelnemers een logische keuze is. Vooralsnog ziet de voorzitter aanleiding om aan te nemen dat het merendeel van de deelnemers uit Nederland zal komen; het Nederlandse karakter wordt bovendien onderstreept door de Nederlandse website, de Nederlandse organisatie en de door de organisatie aangeboden travelarrangements die allemaal vanuit Schiphol vertrekken. Daaraan doet niet af dat een aantal sprekers afkomstig is uit andere landen, waaronder uit Noord- en Zuid-Amerika. Daarbij komt dat de faciliteiten op Curaçao waar de bijeenkomst plaatsvindt en de deelnemers zullen verblijven bekend staan als en de uitstraling hebben van de faciliteiten van een luxueus resort.
Kosten
Op grond van de vaststellingen over het programma en de locatie kan worden geconcludeerd dat sponsoring niet toegestaan is. Toetsing van de kosten is derhalve niet meer nodig.
VIP-diner voldoet aan voorwaarden GMH
Commissie GMH 23 juni 2014, LS&R 933, Advies A 14.05 (VIP-diner)Bedrijf X (hierna: de Adviesaanvrager) organiseert al jarenlang het VIP-diner. Dit is een bijeenkomst waarbij Adviesaanvrager gasten uit het bedrijfsleven, overheid, politiek, wetenschap en kennisinstellingen uit de sport- en cultuursector een platform biedt om maatschappelijke thema’s te bespreken. Een key-note speaker van internationale allure (opmerking: voorbeelden meegestuurd bij adviesaanvraag) geeft een inhoudelijke invulling aan de bijeenkomst en biedt stof tot verdere discussie onderling. De voorzitter stelt dat de voorgelegde bijeenkomst voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in art. 12 GMH.
Het programma
De bijeenkomst wordt in de adviesaanvraag omschreven als een VIP-diner. Uit het meegestuurde programma blijkt dat de hoofdactiviteit van de bijeenkomst bestaat uit een diner, waarbij gedurende dit diner door middel van voordrachten en discussie aandacht wordt besteed aan een algemeen, maatschappelijk relevant inhoudelijk thema. Gelet op de eerder geschetste opzet en context van de bijeenkomst, de status van de sprekers en de thema’s die in voorgaande jaren aan de orde zijn geweest gaat de voorzitter ervan uit dat de aandacht die aan het thema zal worden besteed wezenlijk en substantieel is.
De locatie
De bijeenkomst vindt plaats in het bedrijfsrestaurant van het kantoorgebouw van Adviesaanvrager. De voorzitter van de Codecommissie acht deze locatie gerechtvaardigd. Er is gekozen voor de eigen kantoorfaciliteiten, die gelegen zijn op een centrale locatie. Het is niet aannemelijk dat deze faciliteiten als dermate aantrekkelijk zullen worden beschouwd, dat zij de reden zijn voor zorgprofessionals om aan de bijeenkomst deel te nemen.
De kosten
De kosten voor de organisatie en het diner bedragen volgens de opgave van de Adviesaanvrager niet meer dan € 75,- per persoon. Gelet op het feit dat de bijeenkomst georganiseerd wordt in het eigen kantoor van Adviesaanvrager en aldaar van de eigen restaurantfaciliteiten gebruik wordt gemaakt, acht de voorzitter van de Codecommissie dit aannemelijk. De kosten die Adviesaanvrager voor zijn rekening neemt zijn derhalve redelijk.
Preferentiebeleid kan leiden tot overdosering bij patienten
Bijdrage ingezonden door Corina Post-Wolfert, LinkedIn. Sinds vele jaren leveren apothekers generieke geneesmiddelen af in plaats van merkgeneesmiddelen. Met de invoering van het prefentiebeleid wordt een stap verder gegaan. Een generiek geneesmiddel bevat dezelfde actieve ingrediënten en is tevens qua toedieningsvorm (tablet, capsule) gelijkwaardig aan het oorspronkelijke geneesmiddel (innovator). Het kan wel zijn dat een generiek andere hulpstoffen bevat dan de innovator of andere generieke fabrikaten. Dat wisseling tussen merkgeneesmiddel en generiek wantrouwen kan opleveren bij patiënten was bekend. Maar dat dit ook tot overdosering kan leiden, is door een aantal Farmacie studenten (Universiteit Utrecht) onderzocht. Ondanks het beperkte onderzoek kwamen er opzienbarende ontdekkingen uit.
Regelgeving
In Nederland schrijft de arts geneesmiddelen meestal voor op stofnaam van de actieve stof. De apotheker levert vervolgens het preferente medicijn af die door de zorgverzekeraar is aangewezen en daarmee voor vergoeding in aanmerking komt. Tenzij de arts een merkgeneesmiddel met het ®-teken heeft voorgeschreven, mag de apotheker er niet zomaar van afwijken door generiek af te leveren. De verzekeraar houdt bij het preferentiebeleid geen rekening met het merkenrecht. De apotheker moet hierop wel letten. Zo mag hij bij afleveren van het generieke geneesmiddel niet het merk van de innovator erop zetten om hiermee een gelijkenis aan te tonen. Hij pleegt anders merkinbreuk. Hij mag daarentegen wel informatie aan de patient verstrekken dat hij niet het merkgeneesmiddel maar een generiek (vaak naamloos) geneesmiddel afgeeft.
In onze farmaceutische wet- en regelgeving zijn geen juridische voorwaarden aan geneesmiddelensubstitutie vastgelegd. Dit wordt overgelaten aan de rechter die in voorgelegde rechtzaken uitspraak doet (jurisprudentie). Er zijn bijvoorbeeld ook geen regels dat de (tablet)vorm of kleur van een een generieke geneesmiddel anders zou moeten zijn ten opzichte van de innovator. Dit is wel het geval in Amerika. Hier is gebleken dat wijziging van kleur en vorm grotere verwarring of vergissingen bij patienten ontstaan.
Overdosering door substitutie
Het preferentiebeleid geldt niet alleen van merkgeneesmiddel naar generiek maar ook van generiek naar generiek. Doordat zorgverzekeraars alleen naar prijzen kijken, kunnen de preferente geneesmiddelen per jaar verschillen. Dit kan naast therapieontrouwheid ook tot overdosering van geneesmiddelen leiden volgens het studentenonderzoek. Overdosering komt vaker voor bij patienten die ouder zijn, de Nederlandse taal niet goed beheersen, meerdere medicijnen per dag innemen of onvoldoende voorlichting van de apotheek krijgen. De ontstane verwarring leidt tot inname van zowel het nieuwe middel als ook van het oude middel. Deze dubbele inname is voor de duur van de oude voorraad.
Voorkomen is beter dan genezen
Om overdosering tegen te gaan, wordt gepleid voor gebruikmaking van stickers of informatiebrieven die uitleg geven over de overstap naar het (andere) generieke middel. Het is wenselijk dat deze informatie in verschillende talen wordt aangeboden. Ter verduidelijking van de uitleg in de apotheek kan de oude vertrouwde verpakking erbij gepakt worden. Voor oudere patienten en patienten die de Nederlandse taal niet voldoende beheersen kunnen medicijnrollen gehanteerd worden. Daarnaast wordt patiëntveiligheid beter gewaarborgd wanneer minder vaak preferente geneesmiddelen wijzigen.
Corina Post-Wolfert
Voedselfraude rukt op, bestrijding vraagt om ‘criminele’ denkwijze
C. Post-Wolfert, ‘Voedselfraude rukt op, bestrijding vraagt om ‘criminele’ denkwijze’, LS&R.nl LS&R 931
Bijdrage ingezonden door Corina Post-Wolfert, LinkedIn. Steeds vaker worden we opgeschrikt door malafide bedrijven die sjoemelen met ons voedsel. Voedselfraude is al zo oud als de weg naar Rome, alleen is het door onze grensoverschrijdende handelsactiviteiten een mondiaal probleem geworden. Inmiddels zijn de alarmbellen afgegaan bij de voedsel- en warenautoriteiten in Europa om de snelgoeiende toename in witwaspraktijken en counterfeit (namaak) van voedingsmiddelen tegen te gaan.
Premium
De Italiaanse 'Ndrangheta mafia-organisatie produceert olijfolie uit goedkope pomace olie, chemisch uit olijvenpulp gewonnen olie, die als premium extra virgin olijfolie wordt verkocht. Uiteraard voor een veel hogere prijs. In zo’n geval spreken we van counterfeit. Onder counterfeit verstaan we het voeren van de (merk)naam van een ander bedrijf voor eigen producten van vaak inferieure kwaliteit, zoals bij de Italiaanse beslaglegging op 60.000 flessen champagne waarop valse etiketten zaten. Andere lucratieve voedingsmiddelen om mee te sjoemelen zijn honing verdund met suikersiroop, basmatirijst gemengd met inferieure rijstkorrels of de dure blauwvintonijn die stiekem wordt verwisseld met de goedkopere witte tonijn of grootoogtonijn.
Operatie Opson III
Zowel in Nederland als in Groot Brittannië zijn getroffen door het paardenvleesschandaal. Mede naar aanleiding daarvan heeft Interpol vorig jaar Operatie Opson III uitgevoerd. Met deze actie is onderzocht in welke mate de georganiseerde misdaad in het voedseldistributienetwerk is doorgedrongen. De actie is in 33 landen uitgevoerd waarbij 96 mensen zijn gearresteerd. In beslag is genomen: 430.000 liter dranken, 150.000 bouillonblokjes, 131.000 liter olie en azijn, 80.000 koekjes en chocoladerepen, 20 ton kruiden en specerijen, 186 ton graan, 45 ton zuivelproducten, 42 liter honing en 484 ton geelvintonijn.
Samenwerken
Het Europees parlement wil dat controlediensten, zoals de Nederlandse Voedings- en Warenautoriteit (NVWA), beter over de grenzen samenwerken om misstanden harder aan te pakken. Hiervoor moet dan wel voldoende capaciteit zijn want afgelopen jaar konden de NVWA en de douane niet deelnemen aan Operation Opson III omdat zij hun handen vol hadden aan het paardenvleesschandaal. Daarnaast moeten er zwaardere straffen, minder administratieve controles en onaangekondigde inspecties komen. Producenten en supermarkten moeten strenger de inhoud van de verpakkingen controleren en elkaar waarschuwen voor verdachte partijen voedsel. Tevens mag er alleen nog handel gedreven worden met gecertificeerde bedrijven die in de toekomst de module Food Fraud in hun voedselveiligheidssysteem voeren.
Douaneverorderning
Begin dit jaar is een nieuwe Douaneverordening in de EU in werking getreden. Daarin zijn nu alle soorten Intellectuele Eigendomsrecht inbreuken opgenomen, zoals onder andere merken-, octrooi- en auteursrechten. Er zijn duidelijke verbodsregels opgesteld over namaakproducten in het commerciële verkeer en voor persoonlijk gebruik. Zo is een namaakproduct dat per post naar een individuele burger wordt gestuurd, strafbaar. Maar er zitten ook hiaten in de wet als het gaat om namaakgoederen in transit (lidstaat wordt alleen als doorvoerhaven gebruikt). Men vreest bijvoorbeeld voor belemmeringen van de legale internationale handel.
Uitbannen
Het is een illusie om te denken dat we criminele netwerken helemaal kunnen uitbannen.
Om voedselfraude aan te pakken moeten we denken als een crimineel. Waar liggen de kansen om geld te verdienen? Een duur product waar een element vervangen kan worden door een goedkoper bestanddeel, grote partijen waaruit schaalvoordelen gehaald worden en voedselschaarste zijn voorbeelden waar een criminele organisatie kansen ziet. Zet de ogen, oren, neus en smaakpapillen dan ook op scherp om fraude te ontdekken.
NZa onbevoegd tot het geven van aanwijzing
CBb 17 juni 2014, LS&R 930 (Tergooiziekenhuizen tegen Nederlands Zorgautoriteit)WMG. Appellante brengt voor het doorverwijzen van patiënten naar AWBZ-instellingen tarieven in rekening. De Nederlands Zorgautoriteit (NZa) heeft appellante de aanwijzing gegeven de verboden van art. 35 eerste lid WMG na te leven, welke bestaat uit het staken van in het rekening brengen van tarieven en de gevolgen van deze overtreding ongedaan te maken door het opleggen van een terugbetalingsverplichting. Het door appellante ingestelde beroep hiertegen wordt door het College gegrond verklaard. De NZa is niet bevoegd een aanwijzing te geven. Een herhaling van de eerdere overtreding ligt niet voor de hand en een terugbetalingsverplichting kan niet op artikel 76 Wmg worden gebaseerd.
4. Gezien het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 76 Wmg te worden vernietigd voor zover verweerster daarbij niet is overgegaan tot gegrondverklaring van het bezwaar. Het College ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb zelf in de zaak te voorzien in die zin dat het primaire besluit voor het overige wordt herroepen. Ter zitting heeft appellante nader toegelicht dat eind 2011 / begin 2012 bij het zorgkantoor de opvatting post vatte dat de constructie waarin appellante voor de transferactiviteiten facturen aan AWBZ-instellingen stuurde, rechtens niet houdbaar was. Bij een gebrek aan draagvlak , ook onder de AWBZ-instellingen, is appellante toen definitief gestopt met deze constructie en zijn de onderliggende afspraken met het zorgkantoor niet voortgezet. Verweerster heeft deze lezing van appellante als zodanig niet weersproken. Onder deze omstandigheden houdt het College het er op dat een herhaling van de overtreding destijds niet (meer) voor de hand lag. Verweerster was dan ook niet bevoegd appellante een aanwijzing te geven die ertoe strekt een herhaling van een eerdere overtreding te voorkomen. Gelet op hetgeen hiervoor over artikel 76 Wmg is overwogen, was verweerster evenmin bevoegd een terugbetalingsverplichting in de aanwijzing op te nemen. Ditzelfde geldt voor een alternatieve verplichting, zoals door verweerster voor het voorliggende geval ter zitting geopperd, inhoudend dat appellante voor elke in strijd met artikel 35, eerste lid, onder a en c, Wmg verzonden factuur een creditnota opstelt. Voor publicatie van de aanwijzing was geen grondslag aanwezig vanwege het ontbreken van voormelde bevoegdheid.
Richtlijn 2004/18/EG van toepassing op in-housegunning
HvJ EU 19 juni 2014, LS&R 928, zaak C-574/12 (Centro Hospitalar en Such) - dossierZie Conclusie A-G LS&R 833. Prejudiciële verwijzing. Overheidsopdrachten voor diensten. Richtlijn 2004/18/EG. Gunning van opdracht zonder inleiding van aanbestedingsprocedure (,inhousegunning’). Van aanbestedende dienst rechtens onderscheiden opdrachtnemer. Centrum dat ondersteunende diensten en bijstand verleent aan ziekenhuizen. Vereniging van algemeen nut zonder winstoogmerk. Meerderheid van leden bestaande uit aanbestedende diensten. Minderheid van leden bestaande uit privaatrechtelijke entiteiten, liefdadigheidsinstellingen zonder winstoogmerk. Activiteit die minstens ten belope van 80% van jaaromzet wordt verricht ten behoeve van leden. De vraag die centraal staat is of op deze overeenkomst de uitzondering voor zogenoemde „in-house”-gunning van toepassing is. Het Hof verklaart voor recht:
Wanneer de voor een overheidsopdracht geselecteerde entiteit een vereniging van algemeen nut zonder winstoogmerk is waarbij ten tijde van de gunning van die opdracht niet alleen entiteiten uit de publieke sector zijn aangesloten, maar ook particuliere instellingen van sociale solidariteit die activiteiten zonder winstoogmerk verrichten, is de voorwaarde van „toezicht zoals op de eigen diensten”, waaraan volgens de rechtspraak van het Hof moet zijn voldaan om de gunning van een overheidsopdracht als een inhousetransactie te kunnen aanmerken – niet vervuld, zodat richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten van toepassing is.