DOSSIERS
Alle dossiers

overig  

LS&R 508

Algemeen Overleg Richtlijn Tabaksproducten

Verslag van het AO EU-Voorstel: Richtlijn Tabaksproducten COM (2012)788, Kamerstukken II, 2012/13, 33 522, nr. 4.

吸煙引致肺癌 Smoking causes lung cancer / SML.20120928.IP3Merkenrecht. Plain packaging. Consensus over tabaksontmoedigingsbeleid: reclameverbod, prijsbeleid via accijnsheffing, ondersteuning bij het stoppen met roken, voorlichting aan jongeren en hun ouders en een rookverbod in openbare ruimten

Rutte: Met de richtlijn wordt ook een heel ernstige inbreuk op het merkenrecht gedaan. Dat leidt tot een ongekend precedent. Welke ongezonde producten zijn hierna aan de beurt? Ik denk aan wijn, aan frituurvet. Ik ga nog even door. De enge plaatjes worden verplicht omdat ze in sommige landen al verplicht zijn. Die redenering is wat ons betreft fout. Wij hebben hierbij immers te maken met een richtlijn, niet met een verordening. In een richtlijn gaat het om het minimumniveau. Er zullen dus verschillen mogelijk blijven. Als wij deze redenering zouden volgen, zou deze richtlijn ertoe leiden dat over vijf jaar verplicht alsnog plain packaging wordt ingevoerd. Dat lijkt ons geen goede zaak. In de richtlijn worden verder onacceptabel hoge eisen gesteld aan «track and trace»-systemen. Gelukkig heeft de staatssecretaris dat zelf ook al gesteld. Wij vrezen dat industrie, handel en overheid nodeloos op kosten worden gejaagd.


Staatssecretaris Van Rijn: We mogen constateren dat er veel consensus is over de beweegredenen voor het tabaksontmoedigingsbeleid. Roken is ongezond. Tabak is een schadelijk product en werkt verslavend, en dat geldt zeker voor jongeren. Hoe jonger iemand begint met roken, hoe moeilijker het is om ermee te stoppen. De meeste rokers beginnen jong. Uit Europees onderzoek blijkt dat 70% van de rokers met roken begint voor het bereiken van het 18de levensjaar en 94% voor het bereiken van het 25ste levensjaar. Los van alle emoties rondom het roken, die er ook moeten zijn, moeten wij ook onze zegeningen tellen: er is breed consensus over nut en noodzaak van een tabaksontmoedigingsbeleid. Dat beleid bestaat uit verschillende elementen: reclameverbod, prijsbeleid via accijnsheffing, ondersteuning bij het stoppen met roken, voorlichting aan jongeren en hun ouders en een rookverbod in openbare ruimten. Natuurlijk kun je verschillend denken over het tempo dat hierbij moet worden betracht en over de wetgeving op dit gebied. Laten wij elkaar daarbij respecteren, maar laten wij ook onze zegeningen tellen. Het grote doel van het tabakontmoedigingsbeleid is namelijk om te proberen jongeren te stimuleren tot het stoppen met roken en er in ieder geval niet aan te beginnen. Dat is in Nederland een belangrijk gegeven, waar wij trots op moeten zijn.

(...)

Ik noem als eerste een verdergaande harmonisatie van verpakkingen. In Europa zullen naast tekstuele waarschuwingen ook waarschuwingen door middel van foto's op de verpakking worden gezet. Ik heb bekeken hoe het in andere landen werkt. Laten we vaststellen dat het geen prettige foto's zijn. Als je die foto's ziet, vraag je je af of het wel nodig is dat die op producten worden geplaatst: wat is daar nou het effect van? Tegelijkertijd is het ongemakkelijke gevoel dat je bij die foto's hebt, misschien wel precies de beoogde werking ervan.

(...)

Mevrouw Hilkens vroeg ook naar plain packaging. Er zijn aanwijzingen dat generieke verpakkingen het product minder aantrekkelijk maken, zeker als dit wordt gecombineerd met de waarschuwingsfoto. Misschien vallen die foto's dan nog meer op. Tegelijkertijd moet je ook bij deze maatregel een afweging maken tussen het voordeel van het een en het nadeel van het ander. Het lijkt mij best goed dat er ook ruimte is om zaken zoals het merk en de inhoud te laten zien. Ook moeten er voor de douane aanwijzingen op de verpakkingen staan die tracking and tracing mogelijk maken. Ik meen dat er nu een compromis is gevonden: 30% ruimte. Er is dan voldoende ruimte voor de foto's. Nu wordt nog niet helemaal overgestoken naar de combinatie van foto's en plain packaging. Ook dat moeten wij in de komende periode gaan volgen om te bezien of dat nog effectiever kan zijn. We weten er nu nog te weinig van om dat maar meteen te combineren. Ik zal die ontwikkelingen op de voet volgen.

(...)

Het reclameverbod is geregeld. Als de transacties via het internet toenemen, zullen we opnieuw moeten bekijken hoe wij het reclameverbod ook voor het internet kunnen realiseren. Het is echter verankerd in wet- en regelgeving en het geldt dus ook voor reclames op het internet. Al eerder is afgesproken om nog een keer met de Kamer te spreken over de boetebedingen die met het roken te maken hebben. Daarover ontvangt de Kamer van mij voorstellen.

LS&R 484

Advies over schenking bij fotowedstrijd

CGR Codecommissie Geneesmiddelen 22 februari 2013, Advies AA13.015 (serieus signaal)

Schenking. Geringe waarde. Beroepsbeoefenaar. Praktijkuitoefening. Vergunninghouder A heeft een fotowedstrijd uitgeschreven voor medewerkers van (ziekenhuis)apotheken en van apotheekhoudende huisartsen. De CGR ontving een melding dat genoemde fotowedstrijd een mogelijke inbreuk betreft van de Gedragscode. Het bestuur van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame heeft besloten de melding aan te merken als serieus signaal en deze als adviesaanvraag door te geleiden naar de Codecommissie.

De prijzen van de fotowedstrijd moeten als premie, geschenk of een ander voordeel aangemerkt worden, als bedoeld in artikel 17 van de Gedragscode. Van belang is hierbij het bepaalde in artikel 18, aanhef en onder a. Er doen zich twee vragen voor, te weten in de eerste plaats of de medewerkers van de genoemde apotheken als beroepsbeoefenaren zijn aan te merken en voorts of de geschenken zich verdragen met het bepaalde in artikel 21. De eerste vraag moet bevestigend beantwoord worden voorzover deze ziet op apothekersassistenten. Ten aanzien van de overige medewerkers kan de eerste vraag niet bevestigend worden beantwoord. Zij zijn immers geen beroepsbeoefenaar.

Aan twee voorwaarden moet worden voldaan wil een schenking aanvaard kunnen worden. Hij moet van geringe waarde zijn en van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de praktijk van de beroepsbeoefenaar. De vraag of aan de eerste voorwaarde wordt voldaan, kan niet beantwoord worden, nu die waarde niet in de gegevens die ter beschikking staan, is vermeld. Dit is alleen anders waar het de digitale camera betreft, dat is geen geschenk van geringe waarde.

Er is geen verband te leggen tussen de geschenken en de praktijkuitoefening. Er moet daarom geconcludeerd worden dat niet gebleken is dat aan de vereisten van artikel 21 van de Gedragscode wordt voldaan. Dit leidt tot de conclusie dat van handelen in strijd met de Gedragscode geen sprake is voorzover het ziet op de andere medewerkers dan de apothekersassistenten.

In het onderhavige geval gaat het om een fotowedstrijd waar bepaalde prijzen aan verbonden zijn, zonder dat daarbij geneesmiddelen worden aangeprezen. Deze prijzen moeten als premie, geschenk of een ander voordeel aangemerkt worden, als bedoeld in artikel 17 en volgende van de Gedragscode. Van belang is hierbij het bepaalde in artikel 18,

aanhef en onder a. Deze bepaling houdt het navolgende in: “Vergunninghouders onthouden zich met betrekking tot beroepsbeoefenaren van: het aanbieden of in het vooruitzicht stellen van geschenken in welke vorm ook.”

Een en ander leidt tot de conclusie dat van handelen in strijd met het bepaalde in de Gedragscode geen sprake is voorzover het ziet op de andere medewerkers dan de apothekersassistenten. Dit is wel het geval waar het de laatstbedoelde categorie betreft.

LS&R 476

Moties geneesmiddelenbeleid

Een tweetal moties inzake geneesmiddelenbeleid.

Geneesmiddelenbeleid Motie Leijten (sponsoring van nascholingsbijeenkomsten), Kamerstukken II, 2012/13, 29 477, nr. 231.

constaterende dat farmaceutische bedrijven medisch specialisten beïnvloeden in hun voorschrijfgedrag door de sponsoring van nascholingsbijeenkomsten;
overwegende dat een dergelijke vorm van beïnvloeding onwenselijk is omdat de patiënt er volledig op moet kunnen vertrouwen dat het geneesmiddel dat wordt voorgeschreven het beste is;
verzoekt de regering, sponsoring van nascholingsbijeenkomsten voor medisch specialisten door farmaceutische bedrijven uit te bannen en de Kamer hierover voor de begroting 2014 te informeren, (...)

Geneesmiddelenbeleid Motie Kazu en Bouwmeester  (transparantieregister; banden tussen farmaceutische Industrie en artsen/onderzoekers), Kamerstukken II, 2012/13,  29 477, nr. 233.

overwegende dat per april een transparantieregister beschikbaar is waarin de banden tussen farmaceutische Industrie en artsen/onderzoekers zijn vastgelegd over 2012;
verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat dit register zo spoedig mogelijk actuele gegevens bevat en de Kamer te berichten per wanneer dit het geval zal zijn, (...)

LS&R 468

Advies over niet-WMO-plichtig onderzoek

CGR Codecommissie geneesmiddelen 21 februari 2013, Advies AA13.008

Observatie-onderzoek. Niet-WMO-plichtig onderzoek. Geneesmiddelenreclame. Toets.

X is voornemens een observatie-onderzoek te starten. X meent dat het onderzoek aan de eisen van een niet-WMO-plichtig onderzoek voldoet en doet een verzoek het onderzoek te toetsen. De toets betreft het Protocol, het “Patiënteninformatie- en Toestemmingsformulier” en een voorbeeld van het “Contract Dienstverlening Consultant".

De Codecommissie ziet naar aanleiding van de vermeldingen en overwegingen vooralsnog geen aanleiding ervan uit te gaan dat het hier niet een niet-WMO-plichtig onderzoek betreft, noch dat niet aan de criteria als vermeld in artikel 3 van de Nadere Uitwerking art.16 Gedragscode inzake “niet-WMO-plichtig onderzoek” wordt voldaan.

Met betrekking tot het Patiënteninformatie- en Toestemmingsformulier constateert de commissie dat hierin wordt vermeldt dat het feit, dat de behandelend arts de patiënt de behandeling met [Product Y] heeft voorgeschreven, los staat van deelname aan het onderzoek en dat de patiënt geen vergoeding voor de deelname ontvangt. Aldus bestaat er binnen het kader van deze toetsing geen aanwijzing dat X als vergunninghouder van meergenoemd geneesmiddel in strijd handelt met de regels van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame aangaande reclame. De Codecommissie is van oordeel dat het onderzoek de hier aan te leggen toets kan doorstaan.

2.4. Vorenstaande vermeldingen en overwegingen geven de Codecommissie vooralsnog geen aanleiding ervan uit te gaan dat het hier niet een niet-WMO-plichtig onderzoek betreft, noch dat -bevoegd tot toetsing van het verzoek als de Codecommissie aldus is- niet aan de criteria als vermeld in artikel 3 van de Nadere Uitwerking art.16 Gedragscode inzake “niet-WMO-plichtig onderzoek” (hierna: de Nadere Uitwerking) wordt voldaan.

2.5. (...) De Codecommissie constateert in dit verband nog dat het Patiënteninformatie- en Toestemmingsformulier vermeldt dat het feit, dat de behandelend arts de patiënt de 3 behandeling met [Product Y] heeft voorgeschreven, los staat van deelname aan het onderzoek en dat de patiënt geen vergoeding voor de deelname ontvangt. Aldus bestaat er binnen het kader van deze toetsing en bij de voorhanden zijnde gegevens ook geen aanwijzing dat [X] als vergunninghouder van meergenoemd geneesmiddel in strijd handelt met de regels van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame aangaande reclame.

2.6. Tenslotte merkt de Codecommissie nog het volgende op. In het Protocol wordt onder meer aangegeven dat voorafgaande aan de start van het onderzoek “the practise survey description will be submitted together with its associated documents (e.g., Informed Consent Form, practise survey eCRF) to notify the responsible Ethics Committee (EC)”. Het dienstverleningscontract sluit hierop aan onder punt 2.2 aldaar. De Codecommissie gaat ervan uit dat zulks daadwerkelijk zal gebeuren en dat [X] aan de CGR daarvan melding doet alsmede van de bevinding van de betreffende Medisch Ethische Toetsingscommissie.
LS&R 423

Annotatie bij Hof van Justitie EU Deutsches Weintor

E.C. Maclaine Pont, Annotatie bij Hof van Justitie EU, 6 september 2012 (Deutsches Weintor/ Land Rheinland-Pfalz), LSenR.nl LS&R 423.

Een bijdrage van Emilie Maclaine Pont, Barents Krans.

In navolging van LS&R 258. Het maken van reclame bestaande uit het aanprijzen van waar met ‘gezond’ als oogmerk is niet toegestaan wanneer het om alcoholische dranken gaat. Dit volgt eigenlijk al expliciet uit de bewoordingen van artikel 4 lid 3 sub a van de zgn. ‘Claimsverordening’ en is door het Hof van Justitie met deze uitspraak nog eens bevestigd. Het betreffende artikel bepaalt dat dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent niet mogen zijn voorzien van gezondheidsclaims. Wat het begrip ‘gezondheidsclaim’ behelst, staat in artikel 2 lid 5 van de Claimsverordening. Dit is een claim die stelt, de indruk wekt of impliceert dat er een verband bestaat tussen een levensmiddelencategorie, een levensmiddel of een bestanddeel daarvan en de gezondheid.

(artikel is ingekort, lees het gehele artikel met een klik op de citeersuggestie)

8. De uitspraak van het Hof van Justitie is in lijn met de enige mij bekende uitspraak die de Reclame Code Commissie tot dusverre omtrent gezondheidsclaims en alcohol heeft gedaan (RCC Ilja Gort) . Een uitspraak van een Nederlandse gerechtelijke instantie over dit onderwerp is er vooralsnog niet. Ook op Europees niveau zijn mijn vooralsnog geen andere zaken bekend waarin is geoordeeld over gezondheidsclaims in relatie tot alcohol. Sterker nog, ook de interpretatie van de term gezondheidsclaim ten aanzien van andere producten is in rechtspraak van het Hof van Justitie, voor zover ik weet, nog nimmer onderwerp van behandeling geweest. Dat de toekomst hier verandering in zal brengen, leidt echter geen twijfel. Daarvoor biedt de gebruikte terminologie en (open) formuleringen in de Claimsverordening op vele fronten te veel ruimte. Met deze uitspraak is in dat licht in elk geval een stap(je) door het Hof van Justitie gezet.

Emilie Maclaine Pont

LS&R 397

D-Day voor gezondheidsclaims

Vanaf nu (14 december) moeten levensmiddelen extra op hun tellen passen (zie bericht nVWA). Gezondheidsclaims zijn alleen nog toegestaan voor ingrediënten die tot de gelukkige 222 behoren, te vinden op de lijst met toegelaten ‘artikel 13-gezondheidsclaims van de Europese Commissie (hier). Die omschrijvingen zijn zo ingewikkeld dat een marketeer daar hartstikke ongelukkig van wordt. Wat moet je met de vage zin ‘biotine draagt bij aan een psychologische functie? Gelukkig heeft de levensmiddelen- en gezondheidsbranche een Nederlandse lijst met bewoordingen gemaakt waar we wel veel beter mee uit de voeten kunnen. Die lijst is afgestemd met NVWA die toeziet op de naleving van de Claimsverordening. Ook andere formuleringen mogen, zolang het maar hetzelfde betekent … Verder is er inmiddels een Richtsnoerdocument dat wat licht in de duisternis geeft (zie www.koagkag.nl/).

De KOAG/KAG kan desgevraagd vrijblijvend pre-copy advies geven of een copy-clearance voor teksten van verpakkingen of andere reclame-uitingen. De NVWA zal bij twijfel contact opnemen met KOAG/KAG in plaats van de adverteerder.
De Levensmiddelenbranche is in druk overleg met NVWA over de precieze vorm van zelfregulering ten aanzien van gezondheidsclaims.

Consument, adverteerder en reclamebureau: we zullen allemaal onze weg moeten vinden zonder de oude, vertrouwde, gezondheidsclaims.

Ebba Hoogenraad
Advocaat levensmiddelenrecht – foodlaw
Hoogenraad & Haak advocaten

LS&R 385

Adviesraden farmaceutische industrie getoetst aan reclameregels

Brief regering; Aanbieding van het rapport ‘Adviesraden farmaceutische industrie getoetst aan reclameregels’ van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, Kamerstukken II, 2012/13, 29 477, nr 210.  -  Bijlage Adviesraden farmaceutische industrie getoetst aan reclameregels. Dienstverleningsovereenkomsten niet altijd helder, regels voor vergoeding behoeven nadere invulling.

Uit de bijlage: In het onderzoek naar adviesraden ging het de inspectie niet om de vraag of relaties bestonden, maar om de vraag of farmaceutische bedrijven die relaties invulden conform de reclameregels. Die regels stellen dat farmaceutische bedrijven dienstverlening door beroepsbeoefenaren mogen vergoeden zolang die vergoeding redelijk is, partijen de diensten helder vastleggen in een schriftelijke overeenkomst en de diensten van voldoende belang zijn

Uit de begeleidende brief: Ik vind het een goede zaak dat de inspectie zich bij het toezicht op de regels voor geneesmiddelenreclame niet alleen beperkt tot het toezicht op reclame-uitingen maar ook probeert om zicht te krijgen op andere beïnvloedingsmechanismen. Het is voor het eerst dat de inspectie het onderwerp adviesraden heeft onderzocht. De inspectie heeft zich daarom eerst uitgebreid op het onderwerp georiënteerd en heeft op grond van die oriëntatie een toetsingskader ontwikkeld. De inspectie heeft vervolgens 14 adviesraden bezocht en 19 adviesraden retrospectief beoordeeld.

Op één bedrijf na maakten alle onderzochte bedrijven gebruik van schriftelijke dienstverleningsovereenkomsten om de prestatie en de tegenprestatie in vast te leggen. Het onderzoek wijst uit dat de dienstverleningsovereenkomsten niet altijd de benodigde helderheid geven over de uitvoering van de specifieke adviesraad. Ik ben het dan ook eens met de aanbeveling van de inspectie om te gaan werken aan het verduidelijken van de dienstverleningsovereenkomsten. Ik heb begrepen dat de stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR) het voortouw zal nemen om tot die verduidelijking te komen.

 

.

LS&R 384

Antwoord kamervragen over 'namaak' goede doelen

Antwoord op kamervragen over namaak goede doelen in de zorg, Aanhangel van de Handelingen II 2012-2013, 706.

Als antwoord op vier vragen:

Het kabinet vindt het ongewenst dat mensen worden misleid en dat foutieve medische informatie wordt verstrekt, of dit nu via sites van namaak goede doelen gebeurt of anderszins. Het kabinet vindt dat welwillende goede doelen niet mogen lijden onder de activiteiten van instellingen die zich weliswaar als goed doel presenteren, maar kwade bedoelingen hebben. In het convenant “Ruimte voor geven”2 dat de overheid met de Stichting Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) heeft gesloten, is daarom afgesproken een gezamenlijke visie te presenteren over toezicht en transparantie in de filantropische sector. Deze visie is op 20 september 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden3. Als uitgangspunt geldt: overheidsingrijpen waar het moet, zelfregulering waar het kan. De in de visie genoemde maatregelen leiden in de ogen van het kabinet tot een stelsel van transparantie en toezicht dat bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de sector. Met de gezamenlijke visie is een belangrijke vervolgstap gezet naar verdere verbetering, waar de sector ook van harte en serieus mee aan de slag gaat. Nu onmiddellijk, nog voordat enige ervaring is opgedaan met de implementatie van de visie, nieuwe eisen toevoegen aan het convenant past daarbij slecht.

LS&R 329

Reactie door CGR op IGZ-rapport: een eenvoudige toets ontwikkelen

Reactie IGZ-rapport “Nalevingsniveau reclameregels bij nascholing van medisch specialisten voldoende, betere borging nodig”, 1 november 2012.

In reactie op LS&R 328. De CGR heeft kennisgenomen van het thematisch toezichtsrapport van de IGZ inzake de naleving van de gunstbetoonregels bij de nascholing van medisch specialisten. Daarin heeft de IGZ op basis van een risicoselectie 10 nascholingsbijeenkomsten onderzocht en gesproken met 5 wetenschappelijke verenigingen van medisch specialisten. De uitkomst van het onderzoek is dat bij 90% van de onderzochte gevallen binnen de risicogroep, de normen werden nageleefd. In één geval was naar de mening van de IGZ sprake van een onevenredige balans tussen de nascholing activiteit en de daarbij verleende gastvrijheid, hetgeen in strijd is met de regels inzake gunstbetoon. De CGR ziet in dit onderzoek de bevestiging van een breed normbesef in de sector.

Ondanks het feit dat de regels overwegend voldoende werden nageleefd, vindt de IGZ structurele aanpassingen nodig. Eén daarvan is de differentiatie van het bedrag dat een farmaceutisch bedrijf mag bijdragen aan gastvrijheid. Het maximumbedrag is nu € 500 per beroepsbeoefenaar per nascholing, ongeacht de duur daarvan. De IGZ vraagt de CGR een differentiatie uit te werken en daarover met de IGZ en VWS in overleg te treden.

De CGR herkent zich niet in deze aanbeveling, nu de norm voor gastvrijheid geen € 500 per beroepsbeoefenaar per nascholing bedraagt, maar binnen redelijke perken dient te blijven, waarbij de gastvrijheid ondergeschikt is aan het met de bijeenkomst beoogde doel en dient plaats te vinden op een passende locatie. Gezien het feit dat gastvrijheid uitsluitend kan bestaan uit een vergoeding van werkelijke reis-, verblijf- en inschrijvingskosten in het kader van een bijeenkomst, acht de CGR de door haar gehanteerde open normen voldoende helder om de toelaatbaarheid van gastvrijheid te toetsen. Deze normen komen overigens overeen met de normen in de Beleidsregels gunstbetoon Geneesmiddelenwet.

Een tweede verbeterpunt dat de IGZ constateert is het bekend maken door sprekers van hun banden met de farmaceutische industrie en de herkenbaarheid van aanwezige medewerkerkers van de farmaceutische industrie tijdens nascholingsbijeenkomsten. De KNMG heeft de CGR gevraagd mee te werken aan richtlijnen voor beroepsbeoefenaren hoe deze verplichting moet worden vormgegeven. Ten aanzien van de medewerkers van de farmaceutische industrie zal de CGR nader aandacht besteden in haar communicatie richting de achterban.

Tenslotte beveelt de IGZ aan een eenvoudige toets te ontwikkelen voor gunstbetoon die gebruikt kan worden bij de beoordeling van een accreditatieaanvraag voor nascholingen. Deze aanbeveling sluit aan bij het project dat de CGR gezamenlijk met de KNMG al had geïnitieerd. De CGR had eerder geconstateerd dat de afspraken die zij heeft met wetenschappelijke beroepsverenigingen over het toezicht op gunstbetoon bij bijeenkomsten, kunnen worden verbeterd. Daaruit is in overleg met de KNMG het voorstel gekomen tot het ontwikkelen van een geautomatiseerde elektronische toets binnen de gemeenschappelijke accreditatie internet applicatie (GAIA) .

LS&R 328

IGZ-rapport Nalevingsniveau reclameregels bij nascholing van medisch specialisten

Inspectie voor de Gezondheidszorg, Nalevingsniveau reclameregels bij nascholing van medisch specialisten voldoende, betere borging nodig, november 2012.

Uit de samenvatting: De Inspectie voor de Gezondheidszorg (inspectie) inspecteerde in het najaar van 2011 onaangekondigd tien nascholingsbijeenkomsten specifiek gericht op medisch specialisten. De inspectie onderzocht of de reclameregels voor geneesmiddelen voldoende werden nageleefd. Dat was bij negen van de tien nascholingsbijeenkomsten overwegend het geval. De inspectie wil desondanks een aantal structurele verbeteringen zien.

De inspectie houdt toezicht op reclame voor geneesmiddelen. Doel hiervan is ongewenste beïnvloeding door de farmaceutische industrie van het voorschrijfgedrag van beroepsbeoefenaren te voorkomen. De patiënt moet het beste geneesmiddel krijgen en niet het geneesmiddel dat de arts of de farmaceutische industrie het meeste oplevert. Gesponsorde nascholing kan ongewenste beïnvloeding met zich mee brengen. In het kader van een nascholing mag tot op zekere hoogte gastvrijheid worden verleend. In dat geval worden de reis-, verblijfen/ of deelnamekosten van de beroepsbeoefenaar (gedeeltelijk) vergoed. De inspectie schat dat in 2011 bij 16 procent van de ongeveer 10.000 geaccrediteerde nascholingen voor medisch specialisten één of meer farmaceutische bedrijven bijdroegen aan de kosten.

De inspectie is het onderzoek gestart omdat zij wilde weten in hoeverre bij nascholingen van medisch specialisten sprake is van (ontoelaatbaar) gunstbetoon. Gunstbetoon is het in het vooruitzicht stellen, aanbieden of toekennen van geld of op geld waardeerbare diensten of goederen met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen. Verder wilde de inspectie nagaan in hoeverre wetenschappelijke verenigingen van medisch specialisten tijdens de accreditatie van opleidingen toezien op de naleving van de regels voor gunstbetoon uit de Geneesmiddelenwet.

Aan de hand van de onaangekondigde bezoeken en de opgevraagde documentatie ging de inspectie na of de nascholingen plaatsvonden in overeenstemming met de regels. Daarnaast interviewde de inspectie vijf wetenschappelijke verenigingen van medisch specialisten. Bij alle nascholingen heeft de inspectie bij de organisatoren punten aangedragen die extra aandacht verdienen. Zo dienen banden met farmaceutische bedrijven bekend te worden gemaakt en moeten vertegenwoordigers van farmaceutische bedrijven herkenbaar zijn. De inspectie legde in één geval een corrigerende maatregel op.

Ondanks het feit dat de regels overwegend voldoende werden nageleefd, vindt de inspectie structurele verbeteringen nodig. Eén structurele verbetering is de differentiatie van het bedrag dat een farmaceutisch bedrijf mag bijdragen aan gastvrijheid. Het maximumbedrag is nu per nascholing gesteld op €500,- per beroepsbeoefenaar voor alle nascholingsbijeenkomsten, ongeacht de duur. Omdat voor een nascholing van twee uur eenzelfde maximumbedrag geldt als voor een meerdaagse nascholing is op dit moment sprake van een veelal onevenredige verhouding. De inspectie beveelt daarom de Stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR) aan in 2013 een differentiatie uit te werken voor de normen voor gastvrijheid in de zelfregulering. Daarnaast doet de inspectie aan de minister van VWS de aanbeveling om met de CGR en de inspectie in overleg te treden over de uitwerking van de differentiatie en – indien noodzakelijk - de Beleidsregels gunstbetoon Geneesmiddelenwet aan te passen.

De inspectie pleit ook voor meer aandacht voor transparantie van banden tussen sprekers en farmaceutische industrie. Transparantie geeft de deelnemers aan een nascholing de kans het programma en de presentaties in de juiste context te plaatsen. De inspectie gaat na het verschijnen van dit rapport actief toezien op het al dan niet bekend maken van banden. Datzelfde geldt ook voor de verplichting om gastvrijheid te laten plaatsvinden op een ‘passende locatie’.

Uit het onderzoek komt verder naar voren dat drie van de vijf geïnterviewde wetenschappelijke verenigingen niet toetsen aan de regels voor gunstbetoon. De inspectie vindt preventieve toetsing nodig ten behoeve van de borging van de naleving van de reclameregels. Hiervoor beveelt ze CGR, de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst (KNMG) en de wetenschappelijke verenigingen van medisch specialisten aan een eenvoudige toets te ontwikkelen voor gunstbetoon die gebruikt kan worden bij de beoordeling van een accreditatieaanvraag voor nascholingen.