Food  

LS&R 1079

Middel niet aangemerkt als dieetvoeding medisch gebruik

CBb 12 februari 2015, LS&R 1079 (A tegen NVWA)
Artikel 1:3 Awb besluitbegrip. Brief met mededeling dat middel E geen dieetvoeding voor medisch gebruik is, is aan te merken als een voor bezwaar en beroep vatbaar rechtsoordeel. Gelet op de specifieke omstandigheden in deze zaak is het voor appellant te bezwarend een handhavingsbesluit uit te lokken. Artikelen 2 en 3 Warenwetregeling dieetvoeding voor medisch gebruik, Richtlijn 1999/21/EG. Het College bevestigt het oordeel dat middel E niet kan worden aangemerkt als dieetvoeding voor medisch gebruik. Uit richtlijn 1999/21/EG volgt rechtstreeks dat dieetvoeding voor medisch gebruik bestemd is voor het (uitsluitend of gedeeltelijk) voorzien in de voedingsbehoefte van een patiënt. Middel E voorziet niet in de voedingsbehoefte.

LS&R 1031

Prejudiciële vragen: voedingsmiddel of voedselingrediënt met nieuwe molecuulstructuur

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 15 september 2014 LS&R 1031, zaak C-448/14 (Davitas) - dossier.
Verzoekster Davitas GmbH krijgt bij beschikking van 8 juni 2013 door verweerster (Stad Aschaffenburg) een verbod opgelegd voor distributie van haar product ‘De Tox Forte’ dat een ingrediënt ‘Klinoptiloloth’ bevat dat nog geen EU-toelating als nieuw voedingsmiddel zou hebben verkregen. Dit naar aanleiding van een advies van het Bayerische Landesamt für Gesundheit und Lebensmittelsicherheit dat het monster heeft bestudeerd en oordeelt dat Klinoptilolith in de EU moet worden beschouwd als een nieuw voedingsmiddel, omdat tot nog toe geen voldoende bewijzen konden worden voorgelegd voor een significante consumptie in de EU vóór 15 mei 1997. Verzoekster gaat in beroep tegen de beschikking en eist intrekking daarvan, maar dat wordt 23 april 2014 verworpen waarna verzoekster in hoger beroep gaat. Zij bestrijdt het standpunt van de rechter in beroep dat Klinoptilolith alleen al onder Vo. 258/97 valt omdat het in zijn bestaande molecuulstructuur tot dusver nog niet als voedingsmiddel werd gebruikt.

De oorspronkelijke bedoeling van Vo. 258/97 was de bescherming tegen stoffen die in de natuur in die vorm nog niet voorkwamen (genetisch gemodificeerde organismen). Stoffen die reeds in de natuur voorkwamen ten tijde van de vaststelling van de Vo. vallen niet onder de bepalingen daarvan, en zo ook verzoeksters product. Klinoptilolith is (onbetwistbaar) toegelaten als additief voor voedermiddelen en komt om die reden niet in aanmerking om te worden gebruikt als voedingsmiddel. Een wijziging van het doel waarvoor een middel wordt gebruikt kan er niet toe leiden dat het gerechtvaardigd is het als nieuw voedingsmiddel aan te merken. Daardoor zou de werkingssfeer van verordening (EG) nr. 258/97 immers op ontoelaatbare wijze worden uitgebreid en in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Bij verzoeksters product zou het onbetwistbaar gaan om een voedingssupplement dat uit steenmeel bestaat. Bij de productie wordt een eeuwenoud procedé toegepast. Het malen van het oorspronkelijke gesteente verandert de moleculen ervan niet.
Het OM van Beieren intervenieert in deze zaak als hoedster van het algemeen belang en is van mening dat de Vo. wel van toepassing is op producten waarbij de molecuulstructuur als zodanig reeds vóór de inwerkingtreding van de verordening in de natuur voorkwam. Het volledige productiegebied van nieuwe en voor menselijk gebruik potentieel schadelijke voedingsmiddelen zou niet aan de veiligheidscontrole mogen worden onttrokken.

Aangezien zowel verzoekster als het OM aandringen op het stellen van een prejudiciële vraag aan het HvJEU stelt de verwijzende DUI rechter (Bayerischer Verwaltungsgerichtshof) de volgende vraag:

“Gaat het bij het door verzoekster gedistribueerde product „De Tox Forte” om een voedingsmiddel of voedselingrediënt met een nieuwe molecuulstructuur in de zin van artikel 1, lid 2, onder c, verordening (EG) nr. 258/97?
Volstaat het voor een bevestigend antwoord op deze vraag in het bijzonder dat dit product met het ingrediënt Klinoptilolith in zijn welbepaalde primaire molecuulstructuur vóór 15 mei 1997 nog niet als voedingsmiddel werd gebruikt, of is daarenboven vereist dat dit product moet worden geproduceerd door middel van een procedé dat leidt tot een nieuwe of doelbewust gemodificeerde molecuulstructuur, met andere woorden dat het gaat om een stof die voorheen in de natuur niet bestond?”
LS&R 1016

Separatorvlees kan niet worden gekwalificeerd als vleesbereiding

HvJ EU 16 oktober 2014, LS&R 1016, zaak C-453/13 (Newby Foods) - dossier
In steekwoorden: Bescherming van de gezondheid – Verordening (EG) nr. 853/2004 – Hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong – Bijlage I, punten 1.14 en 1.15 – Begrippen ,separatorvlees’ en ,vleesbereidingen’ – Verordening (EG) nr. 999/2001 – Preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën – Bescherming van de consument – Richtlijn 2000/13/EG – Etikettering en presentatie van levensmiddelen.

 

Gestelde vragen:

1)      Betreffen de woorden ,de spierweefselstructuur [gaat verloren] of verandert’ in punt 1.14 van bijlage I bij verordening [...] nr. 853/2004 [artikel 3, sub n, van verordening nr. 999/2001 bevat dezelfde bewoordingen] elk verlies van de spierweefselstructuur dat of elke verandering daarvan die met standaardtechnieken van de microscopie kan worden waargenomen? [...]
2)      Kan een vleesproduct worden gekwalificeerd als een vleesbereiding in de zin van punt 1.15 van bijlage I [bij verordening nr. 853/2004] als de spierweefselstructuur microscopisch waarneembaar – met standaardtechnieken – is verloren gegaan of is veranderd?
3)      Indien de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord en de tweede vraag bevestigend, is de omvang van het verlies of de verandering van de spierweefselstructuur die volstaat om een vleesproduct te kwalificeren als separatorvlees in de zin van punt 1.14 van bijlage I [bij verordening nr. 853/2004] dezelfde als die welke is vereist om de kenmerken van vers vlees te doen verdwijnen in de zin van punt 1.15 [van die bijlage]?
4)      In hoeverre moeten de kenmerken van vers vlees zijn afgenomen vooraleer zij worden geacht te zijn verdwenen in de zin van punt 1.15 [van bijlage I bij verordening nr. 853/2004]?
5)      Indien zowel de eerste als de derde vraag ontkennend moeten worden beantwoord: In hoeverre moet de spierweefselstructuur zijn veranderd vooraleer het betrokken product wordt gekwalificeerd als separatorvlees?
6)      Indien zowel de eerste als de derde vraag ontkennend moeten worden beantwoord: Welke criteria moet de nationale rechter hanteren om te bepalen of de spierweefselstructuur van het vlees in die mate is veranderd?

Antwoord:

De punten 1.14 en 1.15 van bijlage I bij verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong moeten aldus worden uitgelegd dat het product dat wordt verkregen door vlees mechanisch te scheiden van beenderen waaraan na het uitbenen nog vlees vastzit of van pluimveekarkassen, „separatorvlees” is in de zin van punt 1.14 zodra de spierweefselstructuur door het gebruikte proces verder verloren gaat of verandert dan louter op het punt waar het vlees wordt afgesneden; het is daarbij irrelevant dat de gebruikte techniek de structuur van de gebruikte beenderen niet verandert. Een dergelijk product kan niet worden gekwalificeerd als een „vleesbereiding” in de zin van punt 1.15.

 

LS&R 1008

Bittere nasmaak voor de Duitse consumentenbond

Bijdrage ingezonden door Brigitte Spiegeler, Spiegeler advocaten. Al bijna 50 jaar test de Duitse Stiftung Warentest, de Duitse Consumentenbond, alles wat er te testen valt. Van wasmachines tot printers, zonnebrand en babyvoeding. Een “zeer goed” leidt vaak tot een enorme verkoop hausse voor de producent, een “onvoldoende” staat gelijk aan een doodsvonnis voor het product in kwestie. Nu heeft een producent met een product dat een slechte beoordeling kreeg teruggeslagen.

De bekende Duitse chocolade fabrikant Ritter kwam afgelopen jaar in opstand tegen de “onvoldoende” van de Stiftung Warentest voor diens notenchocolade. Warentest baseerde haar oordeel op het aroma ‘piperonal’, een aroma met vanille- en amandelachtige smaak, dat zij in de geteste chocolade had aangetroffen en dat anders dan door Ritter wordt beweerd, volgens haar geen natuurlijk aroma was. Om precies te zijn beweerde de Stiftung dat het aroma niet natuurlijk kon zijn. Volgens de testers komt piperonal wel in de natuur voor, maar is er geen methode bekend waarmee de stof in de benodigde hoeveelheid geëxtraheerd kan worden voor het gebruik in chocolade. Ritter kwam in actie en in november 2013 heeft de rechter in München de Stiftung bij voorlopige beschikking verboden de bewering te handhaven dat Ritter’s chocolade chemisch geproduceerd aroma bevat. Deze voorlopige uitspraak is in januari jl. door het Landgericht München bekrachtigd.

Op 9 september 2014 heeft Ritter ook het laatste gevecht weten te winnen en heeft het Oberlandesgericht München het verbod in hoger beroep wederom bekrachtigd. Volgens de rechters heeft de Stiftung haar woorden niet met de nodige zorgvuldigheid gekozen en bij haar lezers de indruk gewekt dat er kunstmatig aroma in de Ritter-chocolade zat. Het enkele feit dat de testers niet bekend zijn met een methode waarop in grote hoeveelheden piperonal natuurlijk gewonnen zou kunnen worden is volgens het Oberlandesgericht geen afdoende bewijs dat het aroma feitelijk chemisch geproduceerd is, maar kan alleen tot de conclusie leiden dat dit (waarschijnlijk) zo is. De Stiftung heeft met andere woorden niet onomstotelijk bewezen dat het aroma niet natuurlijk is, maar heeft dit geconcludeerd door uit te sluiten dat het aroma op natuurlijke wijze is verkregen. Gezien de zwaarwegende impact van de tests van de Stiftung Warentest op het koopgedrag van de Duitse consument had de Stiftung volgens de rechters beter op haar woordkeuze moeten letten.

Jammer genoeg bestaat er nu nog steeds geen duidelijkheid over de exacte herkomst van het aroma. De Stiftung heeft op 25 september jl. in een persbericht laten weten dat zij deze zaak verder zal laten rusten. Het is twijfelachtig of Ritter zelf duidelijkheid zal verschaffen of het aroma al dan niet ‘natuurlijk’  is.

Brigitte Spiegeler – Lena Kröger

LS&R 974

Verboden gezondheidsclaims cranberry en glucosamine op drogist.nl

Vz. RCC 29 juli 2014, LS&R 974, dossiernr. 2014/00274 (De Keuringsraad tegen www.drogist.nl)

Voorzitterstoewijzing. In strijd met de wet. Gezondheidsproduct. Het betreft de website www.drogist.nl, waarbij de klacht is toegespitst op de aanprijzing van een aantal gezondheidsproducten met cranberry voor zover deze als werkzaam voor de blaas worden gepresenteerd, alsmede op de aanprijzing van een aantal gezondheidsproducten met glucosamine voor zover deze als werkzaam voor gewrichten worden voorgesteld. De Keuringsraad stelt, kort samengevat, dat de bestreden passages van de onderhavige website in strijd zijn met Verordening (EG) 1924/2006 (hierna: de Claimsverordening). Hierdoor is de uiting in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts stelt de Keuringsraad dat de uitingen tevens misleidend zijn op grond van artikel 7 NRC in verbinding met artikel 8.2 aanhef en onder a en b NRC. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC.

2) Niet weersproken is dat de volgende mededelingen op de bestreden website over gezondheidsproducten met cranberry die als werkzaam voor de blaas worden voorgesteld, in strijd zijn met artikel 10 lid 1 van de Claimsverordening, nu het gaat om gezondheidsclaims die niet door de Europese Commissie zijn geautoriseerd en op de lijst met toegestane claims zijn geplaatst:
• met betrekking tot de productoverzichtspagina “prostaat-blaas”: het op die pagina afgebeelde product met op de verpakking het opschrift “Cranberry Sterke Blaas”
• met betrekking tot SunWell Cranberry vitamine c bruis: “Cranberry bevat plantenzuren die een goed milieu in de blaas ondersteunen.”
• “SunWell Krachtige Cranberry bevat van nature bioflavonoïden die de weerstand in de blaas verhogen en de blaas schoonhouden”
• met betrekking tot Optimax Cysticare cranberry: “wanneer de blaas ondersteuning nodig heeft”.

3) Niet weersproken is dat de volgende mededelingen op de bestreden website over gezondheidsproducten met glucosamine die als werkzaam voor gewrichten worden voorgesteld eveneens in strijd zijn met artikel 10 lid 1 van de Claimsverordening, nu het gaat om gezondheidsclaims die niet door de Europese Commissie zijn geautoriseerd en op de lijst met toegestane claims zijn geplaatst:
• “SunWell Glucosamine + Visolie houdt de gewrichten soepel. Glucosamine smeert de gewrichten, waardoor gewrichten soepel kunnen blijven bewegen.”
• met betrekking tot Lucovitaal Glucosamine chondoritine hyaluronzuur: “Glucosamine helpt soepel bewegen”
• met betrekking tot Lamberts Glucosamine & chondroitine: “Glucosamine is een bouwsteen van gezond kraakbeen, het zachte weefsel in de gewrichten”.
4) De gewraakte mededelingen dienen op grond van het voorgaande in strijd met de wet en daarmee in strijd met artikel 2 NRC te worden geacht. Gelet hierop doet niet meer ter zake of de uitingen oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC zijn, zodat op deze grondslag niet afzonderlijk hoeft te worden beslist.
LS&R 972

Simpele smaakproef onvoldoende voor vergelijkende ijsjesreclame

RCC 1 augustus 2014, LS&R 972, dossiernr 2014/00524 (Unilever tegen Lidl)
Beslissing ingezonden door Ebba Hoogenraad, Hoogenraad & Haak advocaten. Aanbeveling. Vergelijkende reclame. Testmethode. Het betreft een uiting voor “Vanilla Cones” in de nieuwsbrieven van Lidl. Boven de afbeelding van een pak “Vanilla Cones” ijsjes staat “ALS BESTE GETEST! Bron: Smaaktest Consumentenbond juli / augustus 2014”. Onder de afbeelding van het pak ijsjes staat: “Wint o.a. van Ola en heeft ‘een lekker knapperig hoorntje’”. De klacht: De reclame is gebaseerd op een door de Consumentenbond uitgevoerde marginale test inzake het Cornetto ijsje van Unilever en haar concurrenten ('Cornetzo-test'). Deze test kan echter niet als onderbouwing van de reclame dienen, nu de test door slechts 19 personen is uitgevoerd en in opzet, uitvoering en wijze van publicatie niet voldoet aan de strenge eisen van betrouwbaarheid en zorgvuldigheid die in het algemeen gelden voor testen die door de Consumentenbond in het kader van klassiek vergelijkend warenonderzoek worden gedaan. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

 

Het oordeel van de Commissie:
3. Als onweersproken is komen vast te staan dat de smaaktest geen reguliere ("klassieke") vergelijkende test van de Consumentenbond betreft waarbij wordt gestreefd naar geobjectiveerde resultaten, maar - volgens de Consumentenbond - moet worden gezien als een 'simpele smaakproef'. Dit staat op zichzelf genomen niet in de weg aan een verwijzing naar de resultaten van de smaakproef in een reclame-uiting. [...] De Commissie acht van de zijde van Unilever voldoende aannemelijk gemaakt dat voor een representatieve vergelijkende smaaktest onder consumenten een grotere groep respondenten ("minimaal 40 tot 50") nodig is. De Commissie neemt tot uitgangspunt dat een professionele organisatie als Lidl ook van dit gegeven op de hoogte is, althans behoort te zijn, en hiermee rekening dient te houden bij de wijze waarop de resultaten van de smaakproef in een reclame-uiting worden gebruikt.
 
6. Op grond van het voorgaande zal de gemiddelde consument aan de verwijzing in de reclame-uiting naar de smaaktest van de Consumentenbond meer waarde toekennen dan indien hij juist zou zijn geïnformeerd over de wezenlijke kenmerken van de smaaktest als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, te weten het feit dat het een simpele smaakproef onder 19 personen betreft. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie (de aankoop van ijsjes) te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

7. De klacht dat de uiting niet voldoet aan de in artikel 13 onder c NRC genoemde voorwaarde van controleerbaarheid van de gemaakte vergelijking, treft naar het oordeel van de Commissie geen doel. De bron van de gemaakte vergelijking wordt in de uiting genoemd. Deze bron, de publicatie "Getest Cornetzo?" in de gids van de Consumentenbond van juli / augustus 2014, is voor leden van de Consumentenbond, die in het kader van hun lidmaatschap de gids ontvangen, gemakkelijk te raadplegen. Dat dit voor personen die geen lid van de Consumentenbond zijn moeilijker is, betekent niet dat de vergelijking om die reden als onvoldoende controleerbaar niet geoorloofd is.

Lees de beslissing hier:
RB 2202 (link)

LS&R 970

Verbeterde leeftomstandigheden voor Hollandse kip

RCC 15 juli 2014, LS&R 970, dossiernr. 2014/00382A (Albert Heijn)
Afwijzing. Food. Zie eerder RB 2193. Het betreft uitingen op adverteerders website betreffende de introductie van de Hollandse kip, te weten de webpagina met de kop “De Hollandse Nieuwe is er!” (https://www.ah.nl/ appie/over/kip) en de webpagina met de kop “Steeds meer keuze in verantwoorde kip” en de subkop “Meer doen voor dierenwelzijn". De klacht: Albert Heijn misleidt de consument door de Hollandse kip aan te prijzen met de tekst “meer doen voor dierenwelzijn” en mee te delen dat dit nieuwe kippenras betere leefomstandigheden kent. Het verschil tussen de Hollandse kip en de huidige ‘plofkip’ betreft slechts twee kippen per m2 (19 in plaats van 21). Consumenten gaan meer betalen voor de Hollandse kip in de veronderstelling dat ze wellicht meewerken aan betere leefomstandigheden voor de dieren, terwijl dit “pertinent onzin” is. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat het door Albert Heijn opgestelde verweer zowel betrekking heeft op de onderhavige klacht als op de - anders geformuleerde - klacht die Wakker Dier heeft ingediend tegen onder meer dezelfde uiting op de website (dossiernummer 2014/00382). De onderhavige klacht is gericht tegen de volgende op de website van Albert Heijn staande mededelingen met betrekking tot (de introductie van) de Hollandse kip: “meer doen voor dierenwelzijn” en “betere leefomstandigheden”.
In haar beslissing in bovengenoemd dossier 2014/00382 heeft de Commissie als onweersproken vaststaand aangenomen dat de Hollandse kip zich wat betreft welzijnsniveau bevindt tussen de reguliere kip en de scharrelkip waaraan 1 Beter Leven ster van de Dierenbescherming is toegekend. Zo is gebleken dat in vergelijking met de reguliere kip, die voor de kipproducten van het Albert Heijn huismerk wordt gebruikt, bij de Hollandse kip het aantal kippen per m2 is teruggebracht van 21 naar 19, de Hollandse kip langzamer groeit en (enkele dagen) langer leeft en in de stallen van de Hollandse kip afleidingsmateriaal aanwezig is.

Deze verbeterde omstandigheden van de Hollandse kip ten opzichte van de reguliere kip rechtvaardigen naar het oordeel van de Commissie niet dat de Hollandse kip om die reden “verantwoord” mag worden genoemd en haar leefomstandigheden als “goed” mogen worden betiteld, zoals in de klacht van Wakker Dier was aangevoerd, zodat deze klacht gegrond is verklaard.

De onderhavige klacht is echter niet gericht tegen de aanduidingen “verantwoord” en “goed”, maar tegen de suggestie die de uiting volgens klaagster bij de consument wekt dat de Hollandse kip betere leefomstandigheden kent dan de reguliere kip, terwijl dat “pertinent onzin” is. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen, acht de Commissie voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van verbeterde leefomstandigheden van de Hollandse kip ten opzichte van de reguliere kip en dat Albert Heijn met de introductie van de Hollandse kip meer doet voor dierenwelzijn. Op grond hiervan komt de Commissie tot afwijzing van de onderhavige klacht.
LS&R 966

Claims over leefomstandigheden Hollandse kip misleidend

RCC 15 juli 2014, LS&R 964, dossiernr. 2014/00382 (Albert Heijn)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Voeding. Het betreft: 1. de krantenadvertentie met boven de afbeelding van een verpakking kipfilet de kop “De Hollandse Nieuwe is er!” 2. uitingen op de webpagina https://www.ah.nl/meerdoen/dierenwelzijn/kip met als titel “Steeds meer keuze in verantwoorde kip” en als subkop “Meer doen voor dierenwelzijn". De klacht: in de advertentie staan diverse mededelingen over de goede leefomstandigheden van de kippen. Het betreffen absolute claims die niet passen bij de thans geïntroduceerde Hollandse kip, die niet eens in aanmerking komt voor 1 van de 3 te verdienen Beter Leven-sterren van de Dierenbescherming. De Commissie acht de advertentie in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en de website in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en artikel 3 MRC.

Het oordeel van de Commissie

Ad I.
(...)
De Commissie begrijpt deze klacht aldus, dat Wakker Dier de aanduidingen “(100%) verantwoorde kip” en “goede leefomstandigheden” voor de Hollandse kip niet gerechtvaardigd acht gelet op de - volgens Wakker Dier - minimale verbeteringen in dierenwelzijn ten opzichte van de reguliere kip. Deze klacht treft doel.

Gelet op de context van de uitingen waarin de aanduiding “verantwoorde kip” wordt gebruikt, gaat de Commissie ervan uit dat de gemiddelde consument aan deze aanduiding ongeveer dezelfde betekenis zal geven als kip die is opgegroeid onder leefomstandigheden van een bepaald niveau, zodat ook in zoverre met name naar het welzijnsniveau van de Hollandse kip wordt verwezen.

Niet is weersproken dat de door Albert Heijn geïntroduceerde Hollandse kip zich wat betreft welzijnsniveau bevindt tussen de reguliere kip en de scharrelkip waaraan 1 Beter Leven ster van de Dierenbescherming is toegekend. Zo is gebleken dat in vergelijking met de reguliere kip, die voor de kipproducten van het Albert Heijn huismerk wordt gebruikt, bij de Hollandse kip het aantal kippen per m2 is teruggebracht van 21 naar 19, de Hollandse kip langzamer groeit en (enkele dagen) langer leeft en in de stallen van de Hollandse kip afleidingsmateriaal aanwezig is. Dat sprake is van verbeterde omstandigheden van de Hollandse kip ten opzichte van de reguliere kip betekent echter niet dat de Hollandse kip om die reden “verantwoord” mag worden genoemd en haar leefomstandigheden als “goed” mogen worden betiteld. De leefomstandigheden van de Hollandse kip zijn bijvoorbeeld voor de Dierenbescherming nog onvoldoende om de eerste van de drie te verkrijgen Beter Leven sterren toe te kennen. Ook de door Albert Heijn aangehaalde resultaten van het CAWA onderzoek en de door haar leverancier uitgevoerde steekproef vormen naar het oordeel van de Commissie, mede gelet op de gemotiveerde kritiek van Wakker Dier ter zake, onvoldoende basis om de absolute mededelingen dat de Hollandse kip “verantwoord” is en gehouden wordt onder “goede leefomstandigheden” te kunnen dragen.

Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de zinsnede “eind 2015 is alle kip 100% verantwoord” aldus opvatten dat eind 2015, als alle reguliere kip is vervangen door Hollandse kip, het totale assortiment kipproducten van Albert Heijn 100% verantwoord is. In deze mededeling ligt besloten dat volgens Albert Heijn de Hollandse kip 100% verantwoord is. Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de claim “verantwoord” geldt te meer voor de nog stelliger claim “100% verantwoord”.

Gelet op het voorgaande wordt door Albert Heijn in de advertentie en op de website met de mededelingen “100% verantwoorde kip”, “verantwoorde kip” en “goede leefomstandigheden” onjuiste informatie verstrekt over de voordelen van het aangeprezen product als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 NRC. Nu de Commissie tevens van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie

- in dit geval de koop van Hollandse kip - te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de bestreden mededelingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad II.
Op de website wordt vermeld dat de Hollandse kip “100% verantwoorde soja” krijgt. In de uitingen wordt niet nader toegelicht wat Albert Heijn in dit verband met “100% verantwoord” bedoelt. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument deze woorden zo uitleggen dat sprake is van soja die is geproduceerd met zorg voor het milieu en de mens, zonder gebruik van genetische modificatie. Aldus is de mededeling “100% verantwoorde soja” aan te merken als een milieuclaim in de zin van artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC). Op grond van artikel 3 MRC dient een adverteerder de juistheid van een milieuclaim aan te tonen, waarbij zwaardere eisen aan het bewijsmateriaal worden gesteld naarmate de claim absoluter is geformuleerd.

Naar het oordeel van de Commissie is Albert Heijn in dit bewijs niet geslaagd. Ter onderbouwing van de claim is verwezen naar de voor soja opgestelde RTRS-standaard en naar het gebruik van de term “verantwoord” voor RTRS-soja door het WNF, een van de initiatiefnemers van RTRS. De Commissie acht echter voldoende aannemelijk geworden, onder meer op grond van mededelingen op de website van WNF, dat de afgesproken RTRS-criteria moeten worden gezien als eerste stap in de richting van een verantwoorde sojateelt. Gelet hierop acht de Commissie de absolute aanduiding “100% verantwoord” voor de soja die gebruikt wordt voor de Hollandse kip niet juist en om die reden in strijd met artikel 3 MRC.

Ad III.
De mededeling “milieuvriendelijke mestafvoer” op de website dient te worden aangemerkt als een absolute milieuclaim in de zin van de MRC, waarvan adverteerder op grond van artikel 3 MRC de juistheid dient aan te tonen. Albert Heijn heeft erkend – op dit moment – aan die bewijslast niet te kunnen voldoen. De Commissie heeft nota genomen van de mededeling dat de claim “milieuvriendelijke mestafvoer” inmiddels van de website verwijderd is. Dit neemt echter niet weg dat ten tijde van het indienen van de klacht deze onbewezen milieuclaim op de website was opgenomen.

LS&R 959

Prejudiciële vragen over natuurlijk mineraalwater uit eenzelfde bron

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 16 april 2014, LS&R 959, zaak C-207/14 (Hotel Sava)
Het verzoek van Hotel Sava om erkenning van de handelsbenaming voor een natuurlijk mineraalwater wordt afgewezen op de grond dat RL 2009/54 verbiedt dat water uit eenzelfde bron onder verschillende namen in de handel wordt gebracht. Bronwater uit een ander ontspringingspunt van dezelfde bron was al eerder erkend als natuurlijk mineraalwater. Een (hydrogeologisch) rapport van deskundigen ondersteunt deze visie. Water uit dezelfde bron wordt hierin, overgenomen door Slowakije, uitgelegd als water afkomstig van eenzelfde watervoerende laag.

Hotel Sava gaat in beroep stellende dat het water uit het door haar bedoelde ontspringingspunt niet hetzelfde is als eerder op de markt gebracht water. Zij kan dat aantonen aan de hand van de chemische samenstelling. Zij meent dan ook dat ‘bron’ en ‘watervoerende laag’ geen inwisselbare begrippen zijn. Haar beroep wordt verworpen net als door de Rb met verwijzing naar het deskundigenrapport, waarop Hotel Sava in cassatie gaat. Hier stelt zij dat het begrip ‘bron’ in RL 2009/54 door verweerder en door de Rb verkeerd wordt uitgelegd.

Het Slowaakse Hooggerechtshof heeft nadere uitleg nodig over verschillende begrippen uit RL 2000/60 en legt het HvJ EU de volgende vragen voor:

1. Moet artikel 8, lid 2, van richtlijn 2009/54/EG aldus worden uitgelegd dat onder “natuurlijk mineraalwater afkomstig van eenzelfde bron” moet worden verstaan:

a) water afkomstig van eenzelfde ontspringingspunt en niet water dat uit verschillende ontspringingspunten wordt gehaald, ook al betreft het water afkomstig van een bron die zich bevindt in dezelfde watervoerende laag van hetzelfde grondwaterlichaam volgens de definitie van “watervoerende laag” en “grondwaterlichaam” van richtlijn 2000/60/EG;

b) water afkomstig van eenzelfde ontspringingspunt en niet water dat wordt gehaald uit verschillende ontspringingspunten, ook al betreft het water afkomstig van een bron die zich bevindt in dezelfde watervoerende laag van hetzelfde grondwaterlichaam volgens de definitie van “watervoerende laag” en “grondwaterlichaam” van richtlijn 2000/60/EG, met dien verstande dat een dergelijke definitie ook omstandigheden in aanmerking neemt als de afstand tussen de ontspringingspunten, de diepte van die punten, de specifieke kwaliteit van het water afkomstig uit een enkel ontspringingspunt (bijvoorbeeld de chemische en microbiologische samenstelling), de hydraulische verbinding tussen de ontspringingspunten, het open of gesloten karakter van de watervoerende laag;

c) al het water afkomstig van een bron in dezelfde watervoerende laag van hetzelfde grondwaterlichaam volgens de definitie van de begrippen “watervoerende laag” en “grondwaterlichaam” van richtlijn 2000/60/EG, ongeacht of het aan de oppervlakte komt vanaf meerdere ontspringingspunten;

d) al het water afkomstig van een bron in dezelfde watervoerende laag van hetzelfde grondwaterlichaam volgens de definitie van de begrippen “watervoerende laag” en “grondwaterlichaam” van richtlijn 2000/60/EG, ongeacht of het aan de oppervlakte komt vanaf meerdere ontspringingspunten, met dien verstande dat een dergelijke definitie ook omstandigheden in aanmerking neemt als de afstand tussen de het water afkomstig uit individuele ontspringingspunten (bijvoorbeeld de chemische en microbiologische samenstelling), de hydraulische verbinding tussen de ontspringingspunten, het open of gesloten karakter van de watervoerende laag?

2. Indien geen van de in vraag 1 voorgestelde oplossingen kan worden aanvaard, moet de uitlegging van het begrip „natuurlijk mineraalwater afkomstig van eenzelfde bron” dan worden gebaseerd op omstandigheden als de afstand tussen de ontspringingspunten, de diepte van die punten, de specifieke kwaliteit van het water afkomstig uit de individuele ontspringingspunten, de hydraulische verbinding tussen de ontspringingspunten, het open of gesloten karakter van de watervoerende laag?

LS&R 958

Onjuiste informatie over samenstelling en werking afslankdrankje

RCC 10 Juli 2014, LS&R 958, dossiernr. 2014/00250 (Tommy Teleshopping)
Aanbeveling. Afslankdrank. Onjuiste informatie. Het betreft de uitingen voor ‘Alcachofa de Laon’ afslankdrankjes: 1. Een tv-uitzending van 15 minuten, met onder meer testimonials. Deze testimonials zijn te downloaden via de website www.tommyteleshopping.com (hierna: uiting 1). 2. Uitingen op de website www.tommyteleshopping.com (hierna: uiting 2). 3. De gebruiksaanwijzing van ‘Alcachofa de Laon’, te downloaden via de website www.tommyteleshopping.com (hierna: uiting 3). De klager heeft bezwaren over uitingen die worden gedaan over de werking en (medische) claims van het product. De Commissie acht de uitingen 1 en 3 in strijd met artikel 2 NRC en uiting 2 in strijd met de artikelen 2 en 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
Ad b.
Door adverteerder is niet gesteld noch is de Commissie gebleken dat er sprake is van één of meer goedgekeurde gezondheidsclaim(s) in de zin van de Claimsverordening waar het betreft enerzijds artisjok/cynarine en/of L-carnitine en anderzijds het afslankende of gewichtsbeheersende effect of een vermindering van het hongergevoel. Evenmin is gesteld of gebleken dat adverteerder zich kan beroepen op de overgangsregeling van 28 lid 6 aanhef en onder b van de Claimsverordening, in die zin dat er sprake is van één of meer zogenaamde “on hold claim/s” en van een bepaalde aanbevolen dagdosering.
Gelet op het bovenstaande zijn de uitingen in strijd met artikel 10 lid 1 Claimsverordening, voor zover daarin een verband wordt gelegd tussen (de ingrediënten van) Alcachofa de Laon enerzijds en een afslankend of gewichtsbeheersend effect of een vermindering van het hongergevoel anderzijds, zoals bijvoorbeeld in de mededelingen:
“Je verliest (..) je overgewicht” in uiting 1;
“Stilt de honger” in uiting 2;
“Bevordert de vetverbranding” in uiting 2;
“(…) cynarine, het (…) meest krachtige gewichtssupplement ooit bekend” in uiting 2 en
“(…) artisjokextract (…) het helpt bij gewichtsbeheersing” in uiting 3.
Voorts zijn de claims die zinspelen op de snelheid of mate van gewichtsverlies, zoals bijvoorbeeld: “Ik ben 13 kg kwijtgeraakt in 1 maand” in uiting 1, “cynarine, het snelste en meest krachtige gewichtsverliessupplement ooit bekend” in uiting 2 en “een verschillend aantal kilo’s afvallen” in uiting 3 in strijd met artikel 12 sub b van de Claimsverordening.
Ad c.
Adverteerder heeft niet weersproken dat het product een kunstmatige zoetstof bevat, namelijk sucralose. Gelet hierop acht de Commissie is de mededeling “Alcachofa de Laon ingrediënten zijn 100% natuurlijk” in uiting 2 onjuist. Aldus gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.