25 feb 2025
Voorkeursbeleid CDK4/6-remmers onrechtmatig, zorgverzekeraars mogen ziekenhuizen niet sturen op gebruik palbociclib
Rb. Gelderland 25 februari 2025, LSR 2294; ECLI:NL:RBGEL:2025:1468 (Novartis tegen Nederlandse zorgverzekeraars). Novartis en andere farmaceuten hebben in Nederland CDK4/6-remmers op de markt gebracht voor de behandeling van hormoongevoelige, uitgezaaide borstkanker. Drie middelen (palbociclib, ribociclib en abemaciclib) zijn geregistreerd en worden door ziekenhuizen ingekocht. Gedaagden zijn Nederlandse zorgverzekeraars. Deze zorgverzekeraars, verenigd in het Clean Team van Zorgverzekeraars Nederland (ZN), hebben een gezamenlijke inkoopronde georganiseerd met als doel één voorkeursmiddel aan te wijzen op basis van de laagste prijs per verpakking. Palbociclib werd als voorkeursmiddel geselecteerd, waarbij financiële prikkels worden ingebouwd om ziekenhuizen te stimuleren dit middel voor te schrijven en het gebruik van de andere middelen te ontmoedigen. Novartis c.s. vorderen een verbod op het voortzetten van het voorkeursbeleid voor CDK4/6-remmers, met name het sturen op het voorschrijven van palbociclib en het ontmoedigen van ribociclib en abemaciclib. Zij stellen dat de middelen niet therapeutisch gelijkwaardig zijn en dat de prijsvergelijking niet objectief en discriminerend is. Daarnaast wordt gevorderd dat zorgverzekeraars alle zorginstellingen informeren over het verbod op het voorkeursbeleid.
De voorzieningenrechter overweegt dat voorkeursbeleid alleen is toegestaan als sprake is van therapeutisch gelijkwaardige en uitwisselbare geneesmiddelen. Uit recente wetenschappelijke onderzoeken blijkt echter dat er aanwijzingen zijn voor verschillen in effectiviteit, met name op het gebied van algehele overleving (overall survival), tussen de middelen. De rechter acht het niet langer gerechtvaardigd om uit te gaan van volledige therapeutische gelijkwaardigheid. Daarnaast wordt geoordeeld dat de prijsvergelijking niet objectief is, omdat de verschillende verpakkingsvormen en doseringen van de middelen niet goed vergelijkbaar zijn, waardoor geen transparante en non-discriminatoire vergelijking heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de zorgverzekeraars en ZN onrechtmatig hebben gehandeld door het invoeren van het voorkeursbeleid en verbood hen verdere uitvoering te geven aan de inkoopronde en het aanwijzen van palbociclib als voorkeursmiddel. Ook wordt het verboden om ziekenhuizen te sturen op het voorschrijven van palbociclib of het ontmoedigen van ribociclib en abemaciclib. Zorgverzekeraars moeten zorginstellingen informeren over het verbod en de intrekking van het voorkeursbeleid. De proceskosten worden aan de zijde van Novartis c.s. toegewezen.
4.11. Volgens Novartis c.s. ligt het voor de hand dat niet iedere verpakking van palbociclib en abemaciclib volledig zal worden opgebruikt vanwege gebruikelijke aanpassingen van de dosering gedurende een behandeling. Het voorschrijven van andere doseringen en daarmee andere verpakkingen zal onvermijdelijk leiden tot een hogere verpakkingsafname. In het kader van dit kort geding kan niet worden vastgesteld of de fabrikanten van palbociclib en abemaciclib - zoals Novartis c.s. stellen - een lagere prijs per verpakking hebben kunnen aanbieden door te anticiperen op die hogere verpakkingsafname. Wel is voldoende aannemelijk dat een prijs is uitgevraagd die niet één op één met elkaar te vergelijken is, waardoor op basis van de biedingen die zijn uitgebracht feitelijk niet kan worden beoordeeld welk geneesmiddel nu werkelijk de laagste prijs/behandelkosten per patiënt per jaar oplevert. Van een objectieve en non-discriminatoire prijsvergelijking is voorshands geoordeeld dan ook geen sprake. Nu dat wel het doel van de inkoopronde was en ook moest zijn, moet het er in het kader van dit kort geding voor worden gehouden dat het criterium voor het aanwijzen van een voorkeursmiddel niet voldeed en de inkoopronde niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Dat het Clean Team Novartis c.s. heeft toegezegd dat, mocht na het aanwijzen van ribociclib als voorkeursmiddel blijken dat van ribociclib inderdaad minder verpakkingen nodig zijn vanwege de mogelijkheid om de verschillende behandelvormen met dezelfde tablet(ten) en dus met dezelfde verpakking uit te voeren, Novartis c.s. daar achteraf voor zullen worden gecompenseerd, doet daar niet aan af. Een dergelijke compensatie achteraf brengt immers geen verandering in de oneigenlijke vergelijking die aan het aanwijzen van het voorkeursmiddel vooraf is gegaan en helpt Novartis c.s. in die zin aldus niet.
4.12. Bij deze stand van zaken kan niet anders dan voorshands worden geoordeeld dat de Zorgverzekeraars en ZN onrechtmatig jegens Novartis c.s. hebben gehandeld met de invoering van het voorkeursbeleid en dat zij de uitvoering daarvan dienen te staken. De primaire vorderingen die daarop zien zijn daarom toewijsbaar. Ook de vordering die ziet op het informeren van alle zorginstellingen in Nederland over dit besluit zal worden toegewezen als gevorderd, nu daartegen geen (afzonderlijk) verweer is gevoerd.
Nu zorgverzekeraars rechterlijke veroordelingen plegen na te komen, bestaat geen aanleiding voor toewijzing van een dwangsom met als gevolg dat deze vordering zal worden afgewezen.