Gepubliceerd op woensdag 21 november 2018
LS&R 1668
Rechtbanken ||
1 nov 2018
Rechtbanken 1 nov 2018, LS&R 1668; ECLI:NL:RBGEL:2018:4963 (Goodlife tegen Menzis), https://lsenr.nl/artikelen/vitamine-d-prefentiebeleid-menzis-in-strijd-met-art-2-8-bzv

Vitamine D prefentiebeleid Menzis in strijd met art. 2.8 Bzv

Vzr. Rechtbank Gelderland 1 november 2018, LS&R 1668; ECLI:NL:RBGEL:2018:4963 (Goodlife tegen Menzis) Geneesmiddelen. Colecalciferol (Vitamine D), is vanaf 3.000 IE een geneesmiddel, daaronder een voedingssupplement die vrij verkrijgbaar is. Goodlife heeft een samenwerkingsovereenkomst met Consilient Health strekkende tot exclusieve verkoop van vijf verschillende sterktes. De minister heeft de doseringen 800IE en 1.000IE niet langer als verzekerde prestatie onder de Zorgverzekeringswet aangemerkt. Menzis, zorgverzekeraar, voert ten aanzien van Vitamine D producten een preferentiebeleid en wil één product met sterkte 25.000IE of 30.000IE aanwijzen. Menzis heeft Goodlife uitgenodigd om een offerte uit te brengen voor het leveren van haar Vitamine D-producten in de genoemde doseringen, waarbij Menzis heeft aangegeven dat zij na ontvangst van alle offertes de keuze zal maken voor de partij die de laagste prijs biedt. Goodlife heeft geen offerte uitgebracht en gesteld dat het preferentiebeleid in strijd is met haar eigen doelstelling alsook met die van de wetgever en zorgverzekeraars gezamenlijk. Het prefentiebeleid is in strijd met het bepaalde in art. 2.8 Bzv. Hierdoor zal Goodlife schade lijden. Vorderingen toegewezen.

4.5. In de tekst van artikel 2.8 lid 3 Bzv is de aanwijzingsbevoegdheid van de zorgverzekeraar daardoor begrensd dat van alle werkzame stoffen die voorkomen in geneesmiddelen op de lijst tenminste één geneesmiddel beschikbaar is voor de verzekerde. De in artikel 2.8 lid 3 Bzv neergelegde aanwijzingsbevoegdheid strekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zover dat zorgverzekeraars kunnen bepalen dat van door de minister als verzekerde prestatie aangewezen verschillende doseringen van een bepaald geneesmiddel nog slechts één of enkele dosering(en) in het kader van een preferentiebeleid voor vergoeding in aanmerking komt/komen. Aangenomen moet worden dat in het kader van een te voeren preferentiebeleid een zorgverzekeraar in beginsel alleen bevoegd is om van beschikbare middelen met dezelfde werkzame stof in dezelfde dosering aan te wijzen welk middel in die dosering voor vergoeding in aanmerking komt en wel zodanig dat de desbetreffende werkzame stof in elke dosering die door de minister als verzekerde prestatie is aangewezen in ten minste één middel beschikbaar is. Door bepaalde doseringen die door de minister zijn aangewezen van vergoeding uit te sluiten, treedt Menzis buiten haar bevoegdheid en doet zij wat is voorbehouden aan de minister. De minister heeft bepaald dat alleen de doseringen 800IE en 1.000IE niet langer als verzekerde prestatie worden aangemerkt en het gaat dan niet aan dat Menzis nu eigenmachtig ook andere doseringen dan 25.000IE of 30.000IE van vergoeding uitsluit. Hoewel de werkzame stof Colecalciferol in de ene of andere dosering dezelfde is, wordt de werkzaamheid van geneesmiddelen mede bepaald door de dosering waarin de werkzame stof wordt toegediend, in die zin dat het behandelingsresultaat met toediening van die stof in een bepaalde dosering niet gelijk hoeft te zijn aan het behandelingsresultaat met toediening van die stof in een andere dosering. Professor [naam 2] heeft ten aanzien van de werkzame stof Colecalciferol ter zitting toegelicht dat als men in een langere periode één keer een heel hoge dosis toedient, de aanwezigheid van de hoeveelheid stof en de werkzaamheid in het lichaam niet gedurende de hele periode op een constant niveau is, terwijl dat resultaat wel kan worden bereikt bij een frequentere toediening van de stof in een lagere dosis. Door op deze manier uit Colecalciferol in verschillende doseringen zelf de keuze te maken voor een bepaalde dosis, zodanig dat andere doseringen niet meer worden vergoed, begeeft Menzis zich dus ook op het terrein van de arts die feitelijk moet beoordelen met welke dosering een patiënt moet worden behandeld om het vereiste (beste) behandelingsresultaat te verkrijgen.

4.6. Dit betekent dat de handelwijze van Menzis die erop neerkomt dat uitsluitend de dosering 25.000IE of 30.000IE wordt vergoed in strijd is met het bepaalde in artikel 2.8 Bzv. Dit handelen is daarmee tevens onrechtmatig jegens Goodlife. Als gevolg van deze handelwijze bestaat de mogelijkheid dat Goodlife schade zal lijden, doordat producten in andere doseringen dan 25.000IE of 30.000IE die zij op de markt brengt van vergoeding worden uitgesloten. Goodlife heeft er daarom een gerechtvaardigd belang bij om maatregelen te vorderen die erop neerkomen dat Menzis geen uitvoering mag geven aan het thans vormgegeven preferentiebeleid 2019-2021. Nu Menzis een preferentiebeleid wil invoeren dat in strijd is met de wet, komt het in deze zaak verder niet aan op de beoordeling van de precieze vormgeving van het beleid en kan verder in het midden blijven wat daarvan zij.

4.7. Een belangenafweging kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat er weinig twijfel over kan bestaan dat Menzis in strijd handelt met het Besluit Zorgverzekeringen en niet valt aan te nemen dat daarover in een bodemprocedure anders zal worden geoordeeld. Het financiële belang van Menzis om het door haar ontwikkelde preferentiebeleid met ingang van 2019 in te voeren is in de gegeven omstandigheden dan ook geen rechtmatig belang waarmee in dit kort geding rekening kan worden gehouden.