31 jul 2017
Kopieer citeerwijze ||
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tegen Verpleegkundige
Geen seksueel contact, maar wel sprake van te vergaand privé-contact tussen patiënt en verpleegkundige
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 31 juli 2017, LS&R 1541; ECLI:NL:TGZREIN:2017:121 (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tegen Verpleegkundige). Inspectie voor de Gezondheidszorg. Seksueel grensoverschrijdend gedrag. De verpleegkundige is, geleid door zijn affectieve gevoelens, gedurende circa één jaar het (privé)leven van de psychisch kwetsbare patiënte binnengedrongen ter vervulling van eigen behoeften, wensen en gevoelens. Initiatief kwam steeds van de verpleegkundige. Zijn rol was voor patiënte volstrekt onduidelijk en onprofessioneel. Na beëindiging van de behandelrelatie voortzetting van de contacten op eenzelfde, indringende en ongeoorloofde wijze. De meerdere (onnodige) aanrakingen moeten vanuit de intentie van verweerder als seksueel getint worden geacht. Niet zelf tot het inzicht gekomen dat hij zijn professionele grenzen heeft overschreden. Doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register.
Het tuchtcollege stelt bij de beoordeling van de klacht het volgende voorop. In een professionele relatie tot een hulpverlener bevindt een patiënt zich in een afhankelijke positie. In deze zaak komt daar nog bij dat sprake was van een psychisch kwetsbare patiënte. Van de afhankelijkheid van een patiënt mag een hulpverlener nooit, onder geen enkele omstandigheid, misbruik van maken. Naar het oordeel van het tuchtcollege heeft verweerder misbruik gemaakt van patiënte en de kwetsbare positie waarin zij verkeerde. Verweerder heeft hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het tuchtcollege wijst daarbij op de volgende feiten en omstandigheden.
Verweerder was bekend met het feit dat patiënte een psychisch kwetsbare vrouw was. Hij was op de hoogte van de moeilijke relatie van patiënte met haar ouders, het seksueel misbruik van patiënte op haar 15e, haar relatie met haar voormalige partner en haar psychische en lichamelijke klachten. Desondanks is verweerder, daarbij geleid door zijn affectieve gevoelens voor patiënte, haar (privé)leven binnengedrongen ter vervulling van eigen behoeften, wensen en gevoelens. Het initiatief hiertoe werd genomen door verweerder en nam vergaande vormen aan. De contacten tussen patiënte en verweerder op de huisartsenpraktijk waren beperkt in tegenstelling tot contacten buiten die praktijk. Verweerder had zeer regelmatig, zelfs twee tot drie keer per week, contact met patiënte buiten de huisartsenpraktijk. Hij bezocht patiënte op eigen initiatief, zonder enige vorm van overleg hierover met patiënte, op de manege, ging veelvuldig met haar wandelen, bezocht haar thuis in het bijzijn van haar gezin en ging met haar een dag naar Zeeland. Verder nam verweerder zeer regelmatig het initiatief tot WhatsAppcontact dat bovendien plaatsvond op ongebruikelijke tijden (’s avonds, gedurende weekenden). Daarbij hadden de WhatsAppberichten een uiterst persoonlijke lading en verweerder uitte hierin affectieve gevoelens (liefs, x) en beschreef ook fysiek contact tussen hem en patiënte. Ook voerde verweerder – zelfs terwijl hij zijn gevoelens van verliefdheid al met patiënte had gedeeld – een relatie-ontbindingsgesprek met patiënte en haar toenmalige partner. De rol die verweerder tijdens al deze contacten innam was voor patiënte volstrekt onduidelijk en naar het oordeel van het tuchtcollege niet professioneel.
Na beëindiging van de behandelrelatie – op grond waarvan geen enkele vorm van contact met patiënte meer mocht worden verwacht – heeft verweerder de contacten met patiënte op eenzelfde, indringende en ongeoorloofde wijze, voortgezet en daarmee een vergaande inbreuk op haar privacy gemaakt. Hij heeft daarbij haar afhankelijkheid van hem verder gevoed. Het tuchtcollege wijst hierbij op het optreden van verweerder als contactpersoon voor patiënte tijdens haar opname bij de crisisdienst en zijn bezoek met patiënte aan een bouwmarkt en woningbouwvereniging.
Gelet op bovenstaande is naar het oordeel van het tuchtcollege sprake van te vergaand privécontact dat is geïnitieerd en in stand gehouden door verweerder. Verweerder werd daarbij geleid door zijn eigen behoeften. Dit gedrag van verweerder moet worden gekwalificeerd als grensoverschrijdend en in strijd met de voor verweerder geldende beroepsnormen.
Niet is komen vast te staan dat tussen verweerder en patiënte seksueel contact heeft plaatsgevonden. Patiënte heeft ten overstaan van de inspectie verklaard dat verweerder bij haar in bed zou zijn gaan liggen en op het strand over haar heen zijn gaan liggen, maar verweerder heeft dit betwist. Naar het oordeel van het tuchtcollege is evenwel niet van belang of daadwerkelijk seksueel contact tussen verweerder en patiënte heeft plaatsgevonden. Het staat vast dat sprake was van meerdere (onnodige) aanrakingen van patiënte door verweerder. Gelet op de affectieve gevoelens die verweerder voor patiënte had, moeten die aanrakingen naar het oordeel van het tuchtcollege vanuit de intentie van verweerder als seksueel getint worden geacht. Daarmee staat ook vast dat sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Het valt verweerder in het bijzonder te verwijten dat hij het misbruik van patiënte gedurende langere tijd (circa één jaar) in stand heeft gehouden, terwijl hij bekend was met de ongeoorloofdheid van zijn gedragingen. Dat verweerder bekend was met de ontoelaatbaarheid daarvan blijkt onder meer uit het feit dat hij een code op zijn telefoon heeft aangebracht teneinde te voorkomen dat derden bekend zouden geraken met de inhoud van de WhatsAppcontacten met patiënte. Ook heeft verweerder er bewust voor gekozen om de contacten met patiënte vooral buiten de huisartsenpraktijk te laten plaatsvinden, op locaties waar geen enkele vorm van toezicht op zijn handelen was en interventie door collega’s dus onmogelijk was. Dat is des te kwalijk omdat verweerder over zijn relatie en contacten met patiënte naar de huisarts toe niet transparant is geweest en de huisarts zelfs onjuist heeft geïnformeerd.
Het tuchtcollege stelt voorts vast dat verweerder niet zelf tot het inzicht is gekomen dat hij zijn professionele grenzen heeft overschreden. Gedurende de lange periode waarin het (seksueel) grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden, heeft verweerder steeds de gelegenheid gehad om de relatie met patiënte te beëindigen. Dat heeft verweerder niet gedaan. Het is patiënte geweest die de behandelrelatie uiteindelijk heeft beëindigd. Ook heeft verweerder nagelaten hulp te vragen teneinde zijn (seksueel) grensoverschrijdend gedrag te (doen) beëindigen.
Nu verweerder niet ter zitting is verschenen kan het tuchtcollege niet vaststellen in hoeverre verweerder maatregelen heeft genomen om vergelijkbaar (seksueel) grensoverschrijdend gedrag in de toekomst te voorkomen. Wel kan worden vastgesteld dat de website van verweerder niet vermeldt welke waarborgen verweerder – die kennelijk solistisch functioneert – daarvoor hanteert en ook in het verweerschrift heeft verweerder daarover op geen enkele wijze inzicht verschaft. Dat verweerder in zijn verweerschrift diepe spijt betuigt en zich verantwoordelijk acht voor het leed dat zijn niet-professionele houding heeft veroorzaakt, is daartoe in ieder geval onvoldoende.