Buitengerechtelijke juridische en medische kosten
Hof 's-Hertogenbosch 4 juni 2013, LJN CA2219 (X tegen Stichting Admiraal de Ruyter Ziekenhuis)
Medische fout. Causaal verband. Omkeringsregel. Buitengerechtelijke kosten.
Rechtbank Middelburg: Eiseres loopt snijwond op door een gebroken glas. In verband hiermee bezoekt zij de spoedeisende hulp van het ziekenhuis op 20 en 22 november. Er werden geen bijzondere afwijkingen vastgesteld. Na verwijzing door de huisarts volgt nieuw onderzoek en wordt op 10 december door het ziekenhuis vastgesteld dat de buigpees van de rechterduim was doorgesneden. Tien dagen later volgt een operatie. Eiseres stelt het ziekenhuis aansprakelijk. Een deskundigenbericht volgt waarna de vordering wordt afgewezen.
In hoger beroep: Gelet op de aard van het letsel is voldoende aannemelijk dat [appellante] hulp in de huishouding nodig heeft gehad. Zij had die echter ten gevolge van de haar overkomen snijverwonding hoe dan ook nodig, ook zonder fout van het ziekenhuis. Zij heeft alleen ten gevolge van de fout van het ziekenhuis drie weken langer hulp nodig gehad. Aannemelijk is dat de hulpbehoefte in de beginperiode omvangrijker is geweest dan aan het einde van het genezingsproces, maar – zoals overwogen – hebben partijen daaromtrent niets concreets gesteld. Het hof verklaart appellante niet ontvankelijk in haar hoger beroep en bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Buitengerechtelijke juridische en medische kosten
10.2.7. De kosten waarvan vergoeding wordt gevorderd zijn gemaakt in het kader van het debat tussen partijen omtrent de omvang van de aansprakelijkheid van het ziekenhuis, omdat [appellante] het standpunt innam dat het ziekenhuis (ten dele) ook aansprakelijk is voor de door haar ervaren restverschijnselen en beperkingen.
Zoals hiervoor is overwogen acht het hof evenals de rechtbank het ziekenhuis daarvoor niet aansprakelijk.
10.2.8. Dit betekent echter niet zonder meer dat geen van de gevorderde buitengerechtelijke kosten kan worden aangemerkt als kosten waarvoor het ziekenhuis aansprakelijk is. Redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid kunnen immers onder omstandigheden ook voor vergoeding in aanmerking komen wanneer uiteindelijk niet komt vast te staan dat schade is geleden. Die kosten moeten dan wel als gevolg van – in casu – de fout van het ziekenhuis zijn gemaakt en zij dienen tevens in een zodanig verband met die fout te staan dat zij aan de daarvoor aansprakelijke partij, het ziekenhuis, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als gevolg van die fout kunnen worden toegerekend (Hoge Raad 11 juli 2003, NJ 2005, 50 Bravenboer/London Verzekeringen).
Naar het oordeel van het hof is voor wat betreft de kosten van [handchirurg] aan deze eisen voldaan. Vaststaat dat partijen in gezamenlijk overleg hebben besloten deze handchirurg te vragen onderzoek te doen naar, met name, het causale verband tussen de fout van het ziekenhuis en de door [appellante] ervaren restverschijnselen en beperkingen. Gelet hierop, op de aard van de aansprakelijkheid (medische fout) en de aard van de gestelde schade (blijvend handletsel) en op het feit dat het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de fout deskundige bijstand in te roepen, acht het hof het redelijk om de helft van de kosten van [handchirurg], welke kosten als redelijk zijn aan te merken, aan het ziekenhuis toe te rekenen. Aldus is een bedrag van € 714,-- in beginsel toewijsbaar.
11. De uitspraak
Het hof:
verklaart [appellante] niet ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg onder zaak-/rolnummer 75247 HA ZA 10-475 gewezen op 19 januari 2011;
bekrachtigt het beroepen vonnis van de rechtbank Middelburg onder zaak-/rolnummer 75247 HA ZA 10-475 gewezen op 16 november 2011;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.