Merkenrecht  

LS&R 2104

Slaafse nabootsing van slogan

10 jun 2022, LS&R 2104; ECLI:NL:RBMNE:2022:2265 (Spoedtest tegen Spoedtestcorona), https://lsenr.nl/artikelen/slaafse-nabootsing-van-slogan

Vzr. Rb. Midden-Nederland 10 juni 2022, IEF 20950, LS&R 2104; ECLI:NL:RBMNE:2022:2265 (Spoedtest tegen Spoedtestcorona) Beide partijen nemen coronasneltesten af. Spoedtest en Spoedtestcorona hebben allebei een Benelux woordbeeldmerk gedeponeerd. Spoedtest maakte in haar campagnes gebruik van de slogan ‘Alleen nog even testen’. Spoedtestcorona maakte gebruik van de slogan ‘Alleen nog even spugen’. Spoedtest meent dat Spoedtestcorona haar handelsnaam gebruikt in strijd met de oudere handelsnaam van Spoedtest. Door de voorzieningenrechter wordt geoordeeld dat er hier geen sprake is van verwarringsgevaar. De voorzieningenrechter voert aan dat het bij testen op corona gebruikelijk is dat er gebruik wordt gemaakt van beschrijvende handelsnamen. Hierdoor zullen klanten alert zijn en minder snel in verwarring raken. De voorzieningenrechter meent dat door de toevoeging ‘corona’ het verwarringsgevaar voldoende wordt weggenomen. Het voeren van de handelsnaam Spoedtestcorona is dus toegestaan.

LS&R 2014

HvJ EU Conclusie A-G over parallelimport van geneesmiddelen

13 jan 2022, LS&R 2014; ECLI:EU:C:2022:28 (Parallelimport geneesmiddelen), https://lsenr.nl/artikelen/hvj-eu-conclusie-a-g-over-parallelimport-van-geneesmiddelen

HvJ EU Conclusie A-G 13 januari 2022, IEF 20473, LS&R 2014, IEFbe 3356; ECLI:EU:C:2022:28 (Parallelimport geneesmiddelen) Deze conclusie betreft drie rechtszaken waarin verschillende geschillen spelen betreffende parallelimport van geneesmiddelen. Het Landgericht Hamburg heeft de behandeling van deze rechtszaken geschorst en het Hof meerdere prejudiciële vragen gesteld. Onder andere de vragen of artikel 47 bis van richtlijn [2001/83] zo moet worden uitgelegd dat ten aanzien van parallel ingevoerde producten kan worden aangenomen dat de maatregelen ter zake van de verwijdering en het aanbrengen van de veiligheidskenmerken overeenkomstig artikel 54, onder o), van richtlijn [2001/83], hetgeen door de parallelimporteur wordt uitgevoerd door middel van ofwel heretikettering ofwel ompakking, gelijkwaardig zijn wanneer beide maatregelen voor het overige voldoen aan de voorwaarden van richtlijn [2001/83] en van gedelegeerde verordening [2016/161] en even geschikt zijn om de authenticiteit en de identiteit van het geneesmiddel te controleren en om te bewijzen dat met het geneesmiddel is geknoeid?

LS&R 1984

Boete na niet nakomen vaststellingsovereenkomst

1 sep 2021, LS&R 1984; ECLI:NL:RBROT:2021:8683 (Flexpower tegen Olimp), https://lsenr.nl/artikelen/boete-na-niet-nakomen-vaststellingsovereenkomst

Rechtbank Rotterdam 1 september 2021, IEF 20172, LS&R 1984; ECLI:NL:RBROT:2021:8683 (Flexpower tegen Olimp) Flexpower is houdster van het Uniemerk FLEXPOWER en brengt onder deze naam medicinale sportcrème op de markt. Olimp is een Poolse farmaceutische onderneming, die zich onder meer bezighoudt met de productie en verkoop van voedingssupplementen. Eén van deze producten betreft collageen poeder onder de naam Flexpower. Op 10 januari 2020 is er tussen beide partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij is afgesproken dat Olimp niet langer gebruik zou maken van het merk Flexpower. Echter stelt Flexpower dat het Inbreuk-product sinds 8 juli 2020 online nog door tientallen distributeurs en wederverkopers van Olimp is aangeboden en dat Olimp daarom toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen. Olimp brengt hier tegenin dat zij zich slechts verbonden tot een inspanning, niet tot een resultaat. Daarnaast staat het Inbreuk-product nog op de Facebook en YouTube accounts van Olimp. Dit resulteert in een boete, die op grond van redelijkheid en billijkheid nog gematigd wordt. 

LS&R 1935

Auteursrechtinbreuk door advertenties voor mondkapjes op Bol.com

Rechtbank Den Haag 16 mrt 2021, LS&R 1935; ECLI:NL:RBDHA:2021:3326 (VOF tegen MoMo Allround), https://lsenr.nl/artikelen/auteursrechtinbreuk-door-advertenties-voor-mondkapjes-op-bol-com

Vzr. Rechtbank Den Haag 16 maart 2021, IEF 19893, RB 3503, LS&R 1935; ECLI:NL:RBDHA:2021:3326 (VOF tegen MoMo Allround) Kort geding. MoMo Allround biedt onder de naam ‘Toys & Gadgets’ mondkapjes aan in advertenties op Bol.com, waarbij hij gebruik maakt van door VOF geregistreerde en gebruikte EAN-codes. De door VOF aan de EAN-codes gekoppelde informatie, waaronder Beneluxmerk, foto’s, logo,  productbeschrijving en handelsnaam, wordt hierdoor overgenomen in de advertenties. VOF stelt dat MoMo Allround inbreuk maakt op haar Beneluxmerk en het handelsnaamrecht. De vorderingen worden niet weersproken en toegewezen. MoMo Allround betwist ook niet dat het gebruik van foto’s, logo en productbeschrijving auteursrechtinbreuk oplevert, zodat ook het daarop gegronde inbreukverbod wordt toegewezen.

LS&R 1902

Geen spoedeisend belang

8 jan 2021, LS&R 1902; ECLI:NL:RBOBR:2021:167 (PK tegen Vemedia), https://lsenr.nl/artikelen/geen-spoedeisend-belang

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 8 januari 2021, IEF 19710, LS&R 1902 ; ECLI:NL:RBOBR:2021:167 ( PK tegen Vemedia) Kort geding. Vemedia is een onderneming op het gebied van zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten. PK c.s. maken onderdeel uit van een Zwitsers concern dat zich richt op de verkoop van OTC producten, zelfzorgmiddelen die zonder recept te verkrijgen zijn in drogisterijen, apotheken en supermarkten. PK Holdline is houdster van een groot aantal merken, waaronder Unie- en Beneluxwoord en -beeldmerk LUCOVITAAL. PK cs stellen onder meer dat Vemedia inbreuk maakt op haar merkrechten en willen Vemedia verbieden gebruik te maken van de tekens "Leefvitaal" dan wel andere tekens die overeenstemmen met de merken voor de waren en diensten waarvoor de merken zijn ingeschreven. De vorderingen van PK c.s. worden bij gebreke van een voldoende spoedeisend belang afgewezen. Een oordeel van de bodemrechter kan op afzienbare termijn worden verwacht.

LS&R 1898

Uitspraak ingezonden door Gino van Roeyen, LAWNCH.

Merkenrecht komt toe aan Sharpsight

28 dec 2020, LS&R 1898; (Sharpsight tegen Medical Workshop), https://lsenr.nl/artikelen/merkenrecht-komt-toe-aan-sharpsight

Hof Den Haag 22 december 2020, IEF19679, LS&R 1898; C/09/575985 KG ZA 19-581 (Sharpsight tegen Medical Workshop) Zie ook [IEF 18761] en [IEF 18810]. Medical Workshop is een totaalleverancier op het gebied van de oogheelkunde. Sharpsight houdt zich bezig met het ontwerpen en vermarkten van optische apparaten. Arluso is bestuurder en enig aandeelhouder van Sharpsight. A. Gonçalves is bestuurder van Arluso. Gonçalves is oogarts en houder van een aantal octrooien in verband met oogheelkunde. Het octrooi ziet op een hulpmiddel voor het vereenvoudigen van intra-vitreale injecties. Op basis van de Licentieovereenkomst heeft Medical Workshop het alleenrecht gekregen het product te produceren en verkopen. Medical Workshop is daarnaast houdster van het Uniewoordmerk INVITRIA en is van plan om na afloop van de licentieovereenkomst de naam Invitria te gaan gebruiken voor andere producten.

LS&R 1872

Vervallenverklaring wegens geen normaal gebruik

Rechtbank Den Haag 14 okt 2020, LS&R 1872; ECLI:NL:RBDHA:2020:10161 (Pharma tegen Glenwood), https://lsenr.nl/artikelen/vervallenverklaring-wegens-geen-normaal-gebruik

Rechtbank Den Haag 14 oktober 2020, IEF 19516, LS&R 1872, IEFbe 3136; ECLI:NL:RBDHA:2020:10161 (Pharma tegen Glenwood) Merkenrecht. Normaal gebruik. Pharma en Glenwood brengen beide specialistische farmaceutische producten op de markt. Glenwood is houdster van het internationale woordmerk DESEO (hierna: ‘het Glenwood-merk’) en gebruikt dit merk voor libido-verhogende capsules. Glenwood heeft het Duitse merk verkocht aan Pharma. Vervolgens is Pharma onder het teken DESEO een homeopathische vloeistof op de Duitse markt gaan brengen en heeft Pharma via een spoedinschrijving het Beneluxwoordmerk DESEO ingeschreven. Pharma vordert vervallenverklaring van het Benelux-deel van het Glenwood-merk op grond van artikel 2.27 lid 2 en artikel 2.23bis BVIE. Pharma stelt dat Glenwood binnen het territoir van de Benelux gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaar geen normaal gebruik heeft gemaakt van het Glenwood-merk voor de waren waarvoor dit merk is ingeschreven.

LS&R 1824

MedQ Consultants maakt geen inbreuk op merkrechten van Mediq

20 mei 2020, LS&R 1824; ECLI:NL:RBDHA:2020:4542 (Mediq tegen MedQ), https://lsenr.nl/artikelen/medq-consultants-maakt-geen-inbreuk-op-merkrechten-van-mediq

Rechtbank Den Haag 20 mei 2020; IEF 19224, LS&R 1824; ECLI:NL:RBDHA:2020:4542 (Mediq tegen MedQ Consultants) Mediq is als onderneming actief in de medische industrie in Nederland en een aantal andere landen. MedQ Consultants adviseert bedrijven die medische hulpmiddelen (zoals implantaten, protheses en dialyse-apparaten) produceren en binnen de Europese Unie op de markt willen brengen, op het gebied van kwaliteitsnormen en het voldoen aan Europese wet- en regelgeving. Mediq stelt dat het gebruik van de tekens ‘MedQ’, ‘MedQ Consultants’ en ‘MedQ Consultants B.V.’ zoals te zien op de website van MedQ Consultants, merkinbreuk oplevert op grond van (thans) artikel 2.20 lid 2 sub b en/of c BVIE en op grond van artikel 9 lid 2 sub b en/of c UMVo. Daarnaast stelt Mediq dat MedQ Consultants met het voeren van de handelsnaam ‘MedQ’ dan wel ‘MedQ Consultants B.V.’ jegens haar in strijd handelt met artikel 5 en 5a van de Handelsnaamwet (Hnw).
De vorderingen worden afgewezen. MedQ Consultants maakt geen inbreuk op de merkrechten van Mediq. De door MedQ Consultants gevoerde handelsnaam is niet in strijd met het verbod van artikel 5 Hnw.

LS&R 1746

Uitspraak ingezonden door Pascal van Boxtel, LXA The Law Firm.

Rechtbank onbevoegd in zaak merkinbreuk Hoggan Scientific

23 okt 2019, LS&R 1746; ECLI:NL:RBDHA:2019:11055 (Hoggan Scientific tegen Mustec), https://lsenr.nl/artikelen/rechtbank-onbevoegd-in-zaak-merkinbreuk-hoggan-scientific

Rechtbank Den Haag 23 oktober 2019, IEF 18782, LS&R 1746; ECLI:NL:RBDHA:2019:11055 (Hoggan Scientific tegen Mustec) Hoggan Scientific houdt zich bezig met de ontwikkeling van medische en ergonomische apparatuur en is ontwikkelaar van de zogenaamde FET-systemen, waarmee spierkracht kan worden gemeten. Hoggan Scientific heeft de producten onder de namen MicroFET, ErgoPAK en ErgoFET op de markt gebracht. Biometrics, waarvan Mustec eigenaar is, was eerst distributeur van de MicroFET-producten van Hoggan Scientific. Mustec heeft enkele jaren later een productlijn onder de naam BioFET op de markt gebracht, die soortgelijk is aan de MicroFET-producten. Mustec heeft volgens Hoggan Scientific te kwader trouw merken laten registreren waarvan Mustec wist dat die overeenstemmen met de merken van Hoggan Scientific. Daarnaast zou Mustec onrechtmatig jegens Hoggan Scientific hebben gehandeld door gebruik te maken van het netwerk van Hoggan Scientific. In deze zaak is de rechtbank echter onbevoegd om van de vorderingen met betrekking tot de vernietiging van de merken kennis te nemen.

4.1. Bij conclusie van antwoord in het incident, tevens inhoudende akte vermindering eis, heeft Hoggan Scientific haar vordering tot nietigverklaring van het Uniemerk BioFET (vordering sub IV) — naar de rechtbank aanneemt naar aanleiding van het terechte betoog van Mustec dat het niet mogelijk is om een dergelijk vordering in conventie bij de rechtbank in te stellen — ingetrokken. Die eisvermindering heeft gevolgen voor de competentie, in die zin dat de rechtbank haar bevoegdheid uitsluitend zal toetsen ten aanzien van de resterende vorderingen. Ook wanneer de vordering niet zou zijn ingetrokken, zou de rechtbank geen bevoegdheid hebben kunnen ontlenen aan vordering IV nu in de systematiek van de UMVo een dergelijke vordering expliciet is voorbehouden aan het EUIPO. 

4.2. Wat betreft de vorderingen tot nietigverklaring van de Beneluxmerken, stelt de rechtbank voorop dat zij haar bevoegdheid dient vast te stellen aan de hand van het BVIE, dat voor die bevoegdheid een lex specialis vormt ten opzichte van de Brussel 1-bis-Vo5 en de bepalingen inzake rechtsmacht in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)6. Art. 4.6 BVIE bepaalt, voor zover hier van belang, in lid 1 dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde of van de plaats waarde in liet geding zijnde verbintenis is ontstaan, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd, bevoegd is. 

4.3. Nu Mustec gevestigd is in Almere, is uitsluitend de rechtbank Midden-Nederland - en niet de rechtbank Den Haag — relatief bevoegd om van de vorderingen van Hoggan Scientific kennis te nemen. Aan ‘de plaats waarde verbintenis is ontstaan of moet worden uitgevoerd’ kan geen bevoegdheid worden ontleend, omdat de vorderingen betrekking hebben op nietigverklaringen van de Beneluxmerken, zodat geen sprake is van een verbintenis in dit arrondissement. 

4.4. Hoggan Scientific vordert in de hoofdzaak verder een verklaring voor recht dat Mustec onrechtmatig heeft gehandeld (vordering V, zie 2.1). Uit de toelichting in de dagvaarding leidt de rechtbank af dat de grondslag voor het onrechtmatig handelen gelegen is in het doen van misleidende mededelingen in de zin van art. 6:194 BW, onder meer op de website van Mustec. Hoggan Scientiftc heeft aangevoerd dat dit onrechtmatig handelen mede is gericht op bedrijven in het arrondissement Den Haag. Den Haag is derhalve mede aan te merken als de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, zodat de rechtbank Den Haag, op de voet van art. 7 lid 2 Brussel 1-bis-Vo, respectievelijk art. 102 Rv, (mede) internationaal en relatief bevoegd is om van die vordering kennis te nemen. De rechtbank zal de gehele zaak echter verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland, die eveneens bevoegd is ten aanzien van vordering V als de rechter van de woonplaats van gedaagde (art. 99 Rv), uit overwegingen van proces- economie, die meebrengen dat het de voorkeur verdient dat één rechtbank over alle vorderingen oordeelt, temeer nu alle vorderingen samenhangen, reeds omdat zij spelen tussen dezelfde partijen en deels betrekking hebben op dezelfde feiten, en in zoverre verknocht zijn. 

4.5. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van Hoggan Scientific met betrekking tot vernietiging van de Beneluxmerken kennis te nemen. 

LS&R 1745

Uitspraak ingezonden door Gino van Roeyen, LAWNCH.

Afspraken uit licentieovereenkomst bepalen mede recht op naam 'Invitria'

Rechtbank Den Haag 16 okt 2019, LS&R 1745; ECLI:NL:RBDHA:2019:10913 (Medical Workshop tegen Sharpsight), https://lsenr.nl/artikelen/afspraken-uit-licentieovereenkomst-bepalen-mede-recht-op-naam-invitria

Rechtbank Den Haag 16 oktober 2019, IEF 18761, LS&R 1745; ECLI:NL:RBDHA:2019:10913 (Medical Workshop tegen Sharpsight) Medical Workshop is een totaalleverancier in oogheelkunde. De heer Gonçalves, bestuurder van Sharpsight, is oogarts en houder van een aantal octrooien waaronder het Europees octrooi EP 2 109 425 B1. Dit octrooi ziet op een hulpmiddel voor het vereenvoudigen van intra-vitreale injecties. Eind 2009 hebben Medical Workshop en Sharpsight een licentieovereenkomst gesloten m.b.t. Invitria, een product voortgekomen uit het octrooi. Medical Workshop is houdster van het Uniewoordmerk INVITRIA. In 2019 heeft Sharpsight het Uniewoordmerk INVITRIA gedeponeerd voor waren en diensten in klasse 10. Na publicatie door het EUIPO heeft Medical Workshop oppositie ingesteld tegen dit depot, waarop nog niet is beslist.
Medical Workshop wil dat Sharpsight ieder gebruik van het merk Invitria staakt en gestaakt houdt. Geoordeeld wordt dat Medical Workshop en Sharpsight redelijkerwijs konden verwachten dat de naam Invitria aan het product verbonden zou blijven. Dit leidt ertoe dat (Sharpsight via Gonçalves, omdat hij de octrooihouder is en hij na afloop van de Licentieovereenkomst als enige recht heeft het product te (doen) produceren en verhandelen, ook het recht heeft de naam Invitria voor het product te gebruiken.

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 11 - 20 van 36