Gepubliceerd op donderdag 25 april 2013
LS&R 523
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Zelfstandige anasthesist vrijgesteld van omzetbelasting

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 februari 2013, LJN BZ7909 (zelfstandig anesthesiemedewerker)

110910-N-8377A-213

Belasting. Fiscaal. Proceskosten. Belanghebbende is werkzaam als zelfstandig anesthesiemedewerker. In dat kader sluit hij ‘overeenkomsten van opdracht’ met ziekenhuizen en klinieken. De rechtbank acht aannemelijk dat de diensten van belanghebbende een essentieel onderdeel vormen van de behandeling van een patiënt gericht op diens genezing. Derhalve zijn de diensten aan te merken als gezondheidskundige verzorging van de mens. Mede gelet hierop zijn de diensten van belanghebbende op grond van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 28 februari 2008, nr. CPP2008/78M vrijgesteld van omzetbelasting.

De rechtbank ziet aanleiding om de inspecteur te veroordelen in de kosten voor bezwaar en beroep en de reis-, verblijfs- en verletkosten.

 

3.1. Tussen partijen is in geschil of de diensten van belanghebbende als anesthesiemedewerker zijn vrijgesteld van omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1° a, dan wel artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de Wet OB, hetgeen belanghebbende stelt en de inspecteur betwist.

4.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1° a, van de Wet OB (tekst 2011) is vrijgesteld de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet BIG of gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep waarvoor regels, met inbegrip van kwaliteitseisen betreffende opleiding en beroepsuitoefening, zijn vastgesteld door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en welk beroep is vermeld in een door deze minister bij te houden register, voor zover de gezondheidskundige verzorging tot het gebied van deskundigheid van dit beroep behoort en onderdeel vormt van de bedoelde opleiding.

4.2. Belanghebbende verricht de prestaties jegens zijn wederpartij op eigen naam en voor eigen rekening. Voor zover de inspecteur bedoeld heeft te stellen dat belanghebbende onder deze omstandigheden wordt uitgeleend dan wel ter beschikking wordt gesteld aan zijn wederpartij acht de rechtbank die stelling onbegrijpelijk.

4.4.2. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet belanghebbende ook aan de overige in het Besluit genoemde voorwaarden:
- vaststaat dat belanghebbende een BIG-opleiding tot verpleegkundige heeft afgerond;
- aannemelijk is dat de opleiding tot anesthesiemedewerker een relatie heeft met de opleiding tot verpleegkundige nu beide opleidingen betrekking hebben op diensten in de sfeer van de gezondheidszorg, dit te meer nu belanghebbende volgens de inspecteur dient te worden aangeduid als een anesthesieverpleegkundige;
- de werkzaamheden die belanghebbende verricht behoren klaarblijkelijk tot de werkzaamheden waarvoor een anesthesist verantwoordelijk is, zodat wanneer de werkzaamheden door de anesthesist zelf worden uitgevoerd, die van omzetbelasting zouden zijn vrijgesteld.

4.4.3. Gelet op het vorenoverwogene voldoet belanghebbende aan de in het Besluit gestelde voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling van omzetbelasting. Reeds om die reden zijn de in geding zijnde diensten daarom vrijgesteld van omzetbelasting. De overige stellingen van belanghebbende behoeven geen bespreking meer.

5.1. De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.179 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 235, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1).

5.2. Voor de overige door belanghebbende genoemde proceskosten, te weten reis-, verblijfs- en verletkosten wordt de inspecteur, eveneens met toepassing van dat besluit, veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 210,80.