Vraag aan HvJ EU of richtlijn 2004/18/EG zich verzet tegen voorschrift dat industrieel vervaardigde geneesmiddelen uit Sloveens plasma verkregen moeten zijn?
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 15 juni 2015, LS&R 1179, zaak C-296/15 (Medisanus tegen Splosna Bolnisnica Murska Sobota)
Prejudiciële verwijzing. Verzoekster wil deelnemen aan een aangekondigde aanbesteding van een Algemeen ziekenhuis. Het gaat om levering van bloedproducten, waarbij is bepaald dat deze uit Sloveens plasma moeten zijn verkregen. Verzoekster dient bezwaar in en stelt dat de beperking van het Sloveens plasma erop neerkomt dat enkel het Sloveens Instituut voor transfusiegeneeskunde een offerte kan indienen omdat dat instituut als enige gerechtigd is bloed van sloveense donoren in te zamelen. De verwijzende rechter vraagt zich af of de sloveense regeling verenigbaar is met het EU-recht en legt de volgende vraag aan het HvJ EU voor:
„Moet richtlijn 2004/18/EG, meer in het bijzonder de artikelen 23, lid 2, 23, lid 8, en 2, van die richtlijn, gelezen in samenhang met
– richtlijn 2001/83/EG, meer in het bijzonder artikel 83,
– richtlijn 2002/98/EG, meer in het bijzonder artikel 4, lid 2,
– het VWEU, meer in het bijzonder artikel 18,
aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een (op de nationale wettelijke regeling van de Republiek Slovenië, te weten artikel 6, punt 71, ZZdr-2, gebaseerd) voorschrift dat de industrieel vervaardigde geneesmiddelen ‘uit Sloveens plasma verkregen‘ moeten zijn?”