Gepubliceerd op woensdag 27 november 2013
LS&R 771
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Schadebegroting na onvoldoende veiligheidsmarge bij boren in onderkaak

Rechtbank Amsterdam 13 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7837 (tandarts-implantoloog)
After dentistIn het kort: Beroepsaansprakelijkheid tandarts-implantoloog, ten onrechte onvoldoende veiligheidsmarge gehanteerd bij boren in onderkaak, schade aan zenuw, toepassing omkeringsregel, schadebegroting. Tussenvonnis: akte over gevorderde gederfde omzet van haar echtgenoot en over het feit dat zorg in België minder adequaat of onnodig zou zijn verricht.

2.16.
[gedaagde] heeft aldus onvoldoende (voorzorgs)maatregelen genomen om te voorkomen dat als gevolg van de behandeling schade zou ontstaan aan de canalis en de zenuw. Hij heeft niet de zorg betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tandarts/implantoloog onder gelijke omstandigheden mag worden verwacht.

Causaal verband
2.17.
Voorts is de vraag aan de orde of de door [eiseres] gestelde schade het gevolg is van dit onzorgvuldig handelen van [gedaagde].

2.18.
[gedaagde] voert aan dat zijn handelen niet heeft geleid tot de bij [eiseres] opgetreden schade in die zin dat geen sprake is van een conditio sine qua non-verband. Hij wijst daartoe op het eerste gedeelte van het antwoord op vraag 10 van [naam 1] in zijn rapport, waarin staat:

“Ik kan geen oordeel geven over de ernst van het letsel. Het is röntgenologisch niet te beoordelen of de n. alveolaris gedeeltelijk of geheel gelaedeerd is. (…)”
(...)
2.19.
[eiseres] doet een beroep op de zogenaamde omkeringsregel en stelt dat de opgetreden schade moet worden vermoed in causaal verband te staan met de geschonden norm, behoudens bewijs door [gedaagde] van het tegendeel.

2.20.
De rechtbank stelt vast dat er onzekerheid bestaat over het conditio sine qua non-verband tussen de geschonden norm en de schade. Met [eiseres] ziet de rechtbank aanleiding om de omkeringsregel toe te passen, nu naar het oordeel van de rechtbank de geschonden norm strekt tot het voorkomen of beperken van een specifiek gevaar (het ontstaan van schade aan de canalis en de zenuw) en dit gevaar zich bij [eiseres] heeft verwezenlijkt. Het staat immers vast dat [gedaagde] het dak van de canalis heeft geraakt bij het boren, dat [eiseres] direct na de ingreep door [gedaagde] klachten had over gevoelloosheid in haar onderkaak en dat die klachten uiteindelijk deels blijvend zijn gebleken. Toepassing van de omkeringsregel leidt ertoe dat het causaal verband tussen de geschonden norm en de schade zal worden aangenomen, behoudens door [gedaagde] te leveren tegenbewijs, in die zin dat hij aannemelijk dient te maken dat ook indien hij de juiste veiligheidsmarge in acht had genomen en ook overigens juist had gehandeld, de schade aan de zenuw van [eiseres] zou zijn ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] niet is geslaagd in het door hem te leveren tegenbewijs.

Schade
2.24.
[eiseres] vordert aan schade de volgende posten:
a) reiskosten;
b) gederfde omzet van de echtgenoot van [eiseres];
c) kosten van de behandeling in België;
d) buitengerechtelijke kosten;
e) immateriële schade;
f) verdere schade, nader op te maken bij staat.
De rechtbank zal elk van deze posten hierna afzonderlijk bespreken.

2.30.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde gederfde omzet van haar echtgenoot niet is aan te merken als verplaatste schade in de zin van artikel 6:107 BW. Dat artikel ziet immers op schade van het slachtoffer zelf, die ten laste van een ander is gekomen. Voor vergoeding komen wel in aanmerking de kosten voor het inschakelen van professionele hulp, indien het inschakelen daarvan in de omstandigheden van het geval normaal en gebruikelijk is. Dit geldt ook indien die werkzaamheden niet zijn verricht door een professionele hulpverlener maar door een persoon die daarvoor geen kosten in rekening (kan) brengen. Dit brengt in dit geval mee dat indien het normaal en gebruikelijk is dat [eiseres] als gevolg van het letsel professionele hulp had ingeschakeld om haar op en neer naar Genk te laten vervoeren, de kosten daarvan voor vergoeding in aanmerking komen. Partijen hebben nog geen standpunt ingenomen over de vraag of het gelet op de omstandigheden van dit geval normaal en gebruikelijk was dat [eiseres] zich bij alle achttien afspraken die zij in Genk heeft gehad door een professionele dienstverlener liet vervoeren. Evenmin hebben zij een standpunt ingenomen over de hoogte van de redelijke vergoeding aan die professionele dienstverlener. Op een mogelijk toe te wijzen schadevergoeding op dit onderdeel zal in ieder geval het toegewezen bedrag aan reiskosten (zie onder a) in mindering moeten worden gebracht. Het partijdebat is op dit onderdeel nog niet voltooid. [eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte uit te laten, waarop [gedaagde] bij antwoordakte mag reageren.

2.33.
De rechtbank overweegt als volgt. In beginsel is [gedaagde] gehouden de kosten die [eiseres] heeft moeten maken ter herstel van de door [gedaagde] aangerichte schade, te vergoeden.
Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat de zorg in België minder adequaat of onnodig zou zijn verricht, dan gaat de rechtbank daaraan voorbij, nu dat op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt. De enkele omstandigheid dat het te voeren beleid in België anders is dan dat in Nederland is daartoe onvoldoende. Het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 826,53 is dan ook toewijsbaar. Wat betreft de overige kosten overweegt de rechtbank dat de hoogte van deze kosten vermoedelijk thans wel bekend zijn. De rechtbank ziet dan ook vooralsnog geen aanleiding om verwijzing naar de schadestaatprocedure toe te wijzen. Nu [eiseres] aanvankelijk wel verwijzing naar de schadestaatprocedure heeft gevorderd, kan het haar niet worden aangerekend dat zij tot op heden nog geen specificatie van deze kosten heeft overgelegd. De rechtbank acht het echter wenselijk om ook deze schade in de onderhavige procedure af te handelen. [eiseres] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om de volledig door haar gemaakte kosten in verband met de behandeling in België bij akte te onderbouwen. [gedaagde] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om hierop bij antwoordakte te reageren.

2.39.
[eiseres] vordert voor de nog niet concreet vast te stellen schade verwijzing naar de schadestaatprocedure. Zoals overwogen in rechtsoverweging 2.33 ziet de rechtbank vooralsnog geen aanleiding om dat toe te wijzen. [eiseres] zal zich bij akte kunnen uitlaten over de nog openstaande posten, waarop [gedaagde] zal mogen reageren.


De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 11 december 2013 voor akte aan de zijde van [eiseres] met het hiervoor in rechtsoverweging 2.30, 2.33 en 2.39 omschreven doel. [gedaagde] zal hierna op een termijn van vier weken bij antwoordakte mogen reageren,

3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.