Preventieve toetsing tot voornemen nascholing
CGR 23 juni 2015, LS&R 1162, Advies AA15.046 (Preventieve toetsing nascholing)
[X] heeft een preventieve toetsing verzocht met betrekking tot haar voornemen om [op een vrijdag en zaterdag in 2015] in Utrecht of Amsterdam een nascholing te organiseren op [vakgebied Z]. De nascholing is bedoeld voor verpleegkundigen mét en zonder voorschrijfbevoegdheid uit Nederland en België alsmede voor [artsen A] in opleiding. Blijkens het voorlopige programma – samengesteld door een comité van vier verpleegkundigen – komen naast een aantal medisch inhoudelijke onderwerpen ook ethische dilemma’s in [vakgebied Z] aan de orde. In het programma voor de zaterdag is ook plaats ingeruimd voor een door [dienstverlener in informatiemanagement C] te verzorgen inleiding over ontwikkelingen, samenwerking en financiën in de zorg. De sprekers, voor zover in dit stadium al bekend, zijn medisch specialist (specialisme A en B) in Nederland. Doel van de nascholing is het bevorderen van kennis van [vakgebied Z], het ontwikkelen en bevorderen van inzichten in ethische kwesties en het vergroten van de kennis van de organisatie en financiering van de zorg.
De beoordeling door de Codecommissie
2.1. De Codecommissie gaat er in het navolgende van uit dat de accreditatie zal worden
aangevraagd en verkregen. Mocht die aanvraag bij nader inzien niet worden gedaan of worden afgewezen, dan zal
opnieuw advies moeten worden gevraagd.
2.2. Voor de toepassing van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame wordt onder “beroepsbeoefenaar” verstaan “een ieder die de bevoegdheid heeft om receptgeneesmiddelen voor te schrijven of ter hand te stellen.” (Hoofdstuk III, art. 1). Blijkens
de toelichting, waarin verwezen wordt naar art. 36a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, vallen onder de definitie ook verpleegkundigen met een BIGregistratie als gespecialiseerde verpleegkundige (hier niet van belang, vz), en als
verpleegkundig specialist (VS) acute, chronische, preventieve en intensieve zorg bij somatische aandoeningen en geestelijke gezondheidszorg. Op deze verpleegkundig specialisten met voorschrijfbevoegdheid is het volledige hoofdstuk VI van de Gedragscode van toepassing, net als op de “klassieke” beroepsbeoefenaren artsen, tandartsen en apothekers. Op de verpleegkundigen, die niet de BIG-kwalificatie als verpleegkundig specialist hebben - dat wil zeggen de verpleegkundigen, al of niet gespecialiseerd, die geen voorschrijfbevoegdheid hebben -, is hoofdstuk VI slechts in beperkte mate van toepassing, omdat zij, in de zin van de definitiebepaling, geen beroepsbeoefenaar zijn. Wél geldt het algemene art. 1 van Hoofdstuk VI over gunstbetoon. Verder verklaart art 4.2. van Hoofdstuk VI, dat Specifieke bepalingen met betrekking tot bijeenkomsten en manifestaties bevat, de
bepalingen over het verlenen van gastvrijheid in het kader van bijeenkomsten van overeenkomstige toepassing op verpleegkundigen, die in de uitoefening van hun beroep in opdracht van een arts geneesmiddelen toedienen of verstrekken aan patiënten. De Codecommissie gaat er van uit dat dit voor alle deelnemende verpleegkundigen geldt, althans het leeuwendeel ervan. Mocht een substantieel deel van hen niet betrokken zijn bij de toediening of verstrekking van medicijnen, dan geldt het algemene verbod van gunstbetoon (VI, art. 1) en moet het advies ten aanzien van de gehele nascholing negatief zijn.
2.3. Als accreditatie wordt verleend – uitgangspunt voor dit advies, zie 2.1. - , kan de nascholing worden aangemerkt als een bijeenkomst in de zin van Hoofdstuk VI, art. 4.5.1. Blijkens art. 6.4.6 wordt aangenomen dat de gastvrijheid bij bijeenkomsten binnen de - volgens art. 4.1. vereiste – redelijke perken blijft, als (1) de voor rekening van de vergunninghouder komende kosten van de gastvrijheid per beroepsbeoefenaar niet meer bedragen dan strikt noodzakelijk en in ieder geval niet meer dan € 500,00 per keer. De bijdrage van [X] blijft ruim beneden deze grens.
2.4. Blijkens de leden b en c van art. 4.1. moet de gastvrijheid strikt beperkt blijven tot het met de bijeenkomst beoogde doel en mag zij zich niet uitstrekken tot anderen dan de deelnemers aan het inhoudelijke programma. De Codecommissie treft in de stukken geen aanwijzingen aan dat in strijd met deze regels zal worden gehandeld, bijvoorbeeld door het bieden van een avondprogramma op kosten van [X] aan de deelnemers.
2.5. Met betrekking tot de locatie gaat de Codecommissie er van uit dat het programma zal worden gerealiseerd in het nog te contracteren middenklasse hotel. De keuze voor een middenklasse hotel doet veronderstellen dat het qua faciliteiten ondergeschikt is aan het hoofddoel van de bijeenkomst. De keuze voor Amsterdam of Utrecht komt de Codecommissie logisch voor.
2.6. De Codecommissie komt met inachtneming van het hierboven sub 2.1., 2.2. en 2.4. overwogene tot een positief advies.