Gepubliceerd op maandag 10 november 2025
LS&R 2328
Rechtbank Rotterdam ||
24 okt 2025
Rechtbank Rotterdam 24 okt 2025, LS&R 2328; ECLI:NL:RBROT:2025:12570 (Mylan c.s. tegen DSW c.s. en Nordmark), https://lsenr.nl/artikelen/preferentiebeleid-voor-pancreatine-toegestaan

Preferentiebeleid voor pancreatine toegestaan

Rb. Rotterdam 24 oktober 2025, LS&R 2328; ECLI:NL:RBROT:2025:12570 (Mylan c.s. tegen DSW c.s. en Nordmark). Mylan (Mylan Healthcare B.V. en Mylan B.V.) spande een kort geding aan tegen DSW Zorgverzekeraar en Stad Holland over het preferent aanwijzen van Pantriozyme (Nordmark) en het uitsluiten van Creon 25.000 per 1 januari 2026. Nordmark voegde zich aan de zijde van de verzekeraars. Mylan vorderde dat het exclusieve preferentiebeleid zou worden verboden, althans dat Creon vergoed zou blijven of zelf als preferent middel zou worden aangewezen. De voorzieningenrechter schetst het kader van het kort geding en het verloop (dagvaarding, stukken, zitting) en wijst de vorderingen af.

Inhoudelijk sluit de rechtbank aan bij het Goodlife-arrest: bij middelen in het GVS met dezelfde werkzame stof mag de zorgverzekeraar een preferentiebeleid voeren; afwijking is mogelijk via medische noodzaak (art. 2.8 lid 4 Bzv). Dat Creon en Pantriozyme verschillende toelatingsroutes hebben of (niet) bio-equivalent/biosimilar zouden zijn, is daarom niet beslissend. Doorslaggevend is dat beide pancreatine bevatten; bovendien had Mylan in de inkoopprocedure zelf verklaard dat het product “uitwisselbaar” is binnen het betreffende cluster. Mylan toonde niet aan dat aanwijzing van slechts één variant nadelige effecten voor grote groepen patiënten heeft. Gevolg: DSW/Stad Holland mogen dit preferentiebeleid voeren; alle vorderingen worden afgewezen. Mylan moet de proceskosten van zowel DSW als Nordmark voldoen: € 1.999 per partij (binnen 14 dagen), met € 92 extra bij betekening; de kostenveroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.

​​Het Goodlife -arrest

3.2.

In de kern draait deze zaak om de vraag of DSW c.s. met betrekking tot de betreffende geneesmiddelen van Mylan c.s. (Creon) en Nordmark (Pantriozyme) een preferentiebeleid mogen voeren. Voor het antwoord op die vraag is het zogenaamde Goodlife-arrest van belang. In dat arrest is – voor zover van belang – geoordeeld dat als in de zogenoemde lijst van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) geneesmiddelen met verschillende sterktes van dezelfde werkzame stof voorkomen, de zorgverzekeraar de bevoegdheid heeft om een of meer geneesmiddelen met een of enkele van de verschillende sterktes van deze werkzame stof aan te wijzen. De verzekerde kan alleen aanspraak maken op (vergoeding van de kosten van) de aldus door de zorgverzekeraar aangewezen geneesmiddelen.1 Voor individuele gevallen of kleinere groepen geldt dat een verzekerde aanspraak kan maken op datzelfde geneesmiddel in een andere sterkte als behandeling met het door de zorgverzekeraar aangewezen geneesmiddel voor de verzekerde medisch niet verantwoord is (artikel 2.8 lid 4 Besluit zorgverzekering). Een preferentiebeleid ten aanzien van geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof is alleen dan niet gerechtvaardigd, als kan worden aangetoond dat de aanwijzing van slechts één variant van een geneesmiddel nadelige effecten heeft voor grote groepen patiënten. In zo’n geval zou het steeds volgen van de weg van artikel 2.8 lid 4 Besluit zorgverzekering de terhandstelling van geneesmiddelen teveel bemoeilijken.