NZa moet door minister gewekt vertrouwen op financiële ondersteuning honoreren
CBb 11 november 2015, LS&R 1216; ECLI:NL:CBB:2015:375 (Stichting Amstelring tegen NZa)
Gerechtvaardigd vertrouwen. Stichting Amstelring heeft kosten moeten maken voor de huur van interim-huisvesting tijdens de verbouwing van twee woonzorgcentra. Hierop volgde een brief van de minister van VWS waarin financiële ondersteuning werd aangeboden. Centrale vraag in het geschil is of vertrouwen opgewekt door de minister moet worden gehonoreerd door de NZa. Het College beantwoord deze vraag bevestigend. De minister heeft de betrokken instellingen immers doelbewust bewogen tot het maken van keuzes. Het beroep wordt gegrond verklaard.
4.3. Daarmee komt het College toe aan het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel, dat er in essentie op steunt dat zij mocht vertrouwen op de toezegging die volgens haar is vervat in de brief van 13 januari 2011 en op basis waarvan zij het nieuwbouwproject heeft ondernomen. Daarbij is om te beginnen van betekenis dat deze brief, anders dan namens de minister van VWS bij brief van 6 juli 2015 is gesteld, geen "circulairebrief" is, maar deel uitmaakt van een beperkte hoeveelheid specifiek aan appellante en enkele andere zorginstellingen gerichte brieven, in antwoord op een verzoek van die instellingen. Dat blijkt uit zowel het colofon, de aanhef, als de inhoud van de brief. In de brief is ook uitdrukkelijk sprake van met name te noemen instellingen die bekend zijn bij de NZa.
In de aan appellante individueel gerichte brief is een oplossing aangekondigd, specifiek voor instellingen, waarvan zij er een is.
4.9. Het College overweegt als volgt. Hoewel het duidelijk moet zijn geweest dat de onder zijn verantwoordelijkheid geschreven brieven, bij appellante en de kleine groep in vergelijkbare omstandigheden verkerende zorginstellingen, de stellige verwachting hebben kunnen wekken dat voor de door hen te maken kosten om te voldoen aan de in deze brieven gedane aansporing, een bijzondere voorziening getroffen zou worden, heeft de minister op 12 juli 2011 een aanwijzing inzake normatieve huisvestingscomponenten in tarieven intramurale AWBZ (MC-U-3072370) vastgesteld, waarin de in deze brieven aangewezen oplossing van tijdelijke instandhouding van de beleidsregel interim-voorzieningen niet is opgenomen, noch een andere vergelijkbare voorziening getroffen is. Nu de minister de betrokken instellingen met deze brieven doelbewust heeft bewogen tot het maken van keuzes en het daartoe doen van investeringen die zij anders wellicht niet of niet op dezelfde manier gemaakt zouden hebben, heeft de minister in strijd met het vertrouwensbeginsel gehandeld. De in de brieven gemaakte voorbehouden kunnen hieraan niet afdoen, omdat deze bij het licht van de geformuleerde aansporingen de indruk maken slechts pro forma geschreven te zijn. Geoordeeld moet worden, dat die aanwijzing wegens dit gebrek de toets aan de rechtmatigheid niet kan doorstaan. Dat betekent, dat de daarop gebaseerde beleidsregels CA‑300‑551, CA‑300‑542 en CA‑300‑493, die mede aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd zijn, dit besluit niet kunnen dragen. Het bestreden besluit kan dan ook niet in stand blijven.