Gepubliceerd op woensdag 28 januari 2015
LS&R 1062
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

NZa geen bevoegdheid om hogere orthodontietarieven vast te stellen

CBb 30 december 2014, LS&R 1062; ECLI:NL:CBB:2014:492 (Orthodontist tegen NZa)
Maximumtarieven orthodontie, artikel 50, eerste lid, onder c, Wmg. Geen bevoegdheid voor verweerster om op basis van 4:84 Awb hogere tarieven dan de maximumtarieven vast te stellen. Beroep gegrond (anders: hieronder).

4. Dienaangaande overweegt het College als volgt. Met de tariefbeschikkingen van 21 november 2012, 11 december 2012 en 4 april 2013 heeft verweerster op grond van artikel 50, eerste lid, aanhef en onder c, Wmg de maximum orthodontietarieven voor 2013 vastgesteld. De maximumtarieven uit deze tariefbeschikkingen gelden voor alle orthodontisten. Op grond van artikel 50, eerste lid, onder c, in samenhang met artikel 35 Wmg is het orthodontisten verboden een hoger tarief in rekening te brengen. Het verzoek van appellante is er op gericht een individuele tariefbeschikking te krijgen op grond waarvan door haar hogere tarieven dan de in de tariefbeschikking vastgestelde tarieven in rekening mogen worden gebracht. Het College is gelet op de artikelen 50 en 35 van de Wmg van oordeel dat in een situatie waarin maximumtarieven zijn vastgesteld die gelden voor alle orthodontisten verweerster niet bevoegd is om voor individuele orthodontisten een hoger tarief vast te stellen. Verweerster had dan ook niet de ruimte te beoordelen of het verzoek van appellante voor inwilliging in aanmerking kwam. Ook aan artikel 4:84 Awb kon verweerster deze bevoegdheid niet ontlenen.

Zaak ECLI:NL:CBB:2014:493: beroep ongegrond

5. Appellant heeft bij schrijven van 16 oktober 2014 aan het College een besluit van verweerster van 21 december 2007 overgelegd, waarbij verweerster voor een orthodontist in afwijking van de destijds geldende tariefbeschikking een individuele tariefregulering had vastgesteld. Naar ter zitting toegelicht deed appellant aldus een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Van de zijde van verweerster is ter zitting verklaard, dat de betrokken orthodontist, wier omstandigheden overigens niet gelijk zijn aan die van appellant, ook ten aanzien van de tariefbeschikking TB/CU-7043-01 en haar op 2013 betrekking hebbende opvolgsters een aanvraag om individuele tariefregulering had ingediend, maar dat deze aanvraag was afgewezen. Ook de derde in 2013 ingediende aanvraag was afgewezen. Reeds daarom kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet tot het door appellant gewenste gevolg leiden.