Gepubliceerd op maandag 3 maart 2014
LS&R 839
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Negatief advies nu vergoeding niet in redelijke verhouding staat tot de werkzaamheden

CGR 4 februari 2014, AA13.106
Negatief advies. Het betreft een tweede verzoek aangaande eenzelfde onderzoek, waarop negatief advies is gegeven [zie LS&R 820]. [Bedrijf A] wil een onderzoek [C] laten verricht, dat in Nederland wordt uitgevoerd. Het onderzoek richt zich op het verzamelen van data van patiënten ten aanzien van wie de diagnose primaire of secondaire [ziekte Y] is gesteld en die behandeld worden met [geneesmiddel D] of een andere [vervangingstherapie met preparaten E]. Het betreft niet een onderzoek dat valt onder het toepassingsbereik van de WMO, doch wel onder het bereik van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Concluderend is de Codecommissie dan ook van oordeel dat niet zonder meer gezegd kan worden dat deze voldoet aan de in artikel D.14 van de Uitwerking Normen Gunstbetoon gestelde norm en adviseert dan ook negatief.

2.4. Blijkens de overeenkomst met de onderzoeker /het amendement ontvangt het  [ziekenhuis B]/de hoofdonderzoeker een bedrag van € 420,-- voor een “baseline visit (including signed informed consent & completion of screening electronic care report form)” en € 190,-- voor elk “routine clinic visit”. De aan het onderzoek deelnemende arts ontvangt een vergoeding van € 120,-- en de deelnemende verpleegkundige een vergoeding van € 60,-- per uur.
 
Het geheel overziende bestaat er geen grond te veronderstellen dat er sprake zal zijn van ongewenste beïnvloeding van het voorschrijfgedrag en lijkt de honorering per uur voor arts en verpleegkundige prima vista redelijk. De werkzaamheden die verricht dienen te worden zijn ook bepaald zowel als de naar schatting daarmee gemoeide tijd. De Codecommissie moet evenwel constateren dat [X] op de nader gestelde vraag naar de verdeling van de werkzaamheden -naar objectieve maatstaven- tussen arts en verpleegkundige geen nadere toelichting heeft verstrekt dan eerder -ten tijde van de vorige advisering- al gegeven. Als toen gezegd zijn de gegevens echter te beperkt om een duidelijk beeld te verkrijgen van de tijd en aandacht die arts respectievelijk verpleegkundige aan het onderzoek besteden, hetgeen van belang is nu het uurtarief van de arts hoger is dan dat van de verpleegkundige. Aldus kan niet zonder meer worden gezegd dat de vergoedingen in een redelijke verhouding staan tot de te verrichten werkzaamheden en dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 4 van De Nadere Uitwerking.
 
2.5. Concluderend is de Codecommissie dan ook van oordeel dat, zo al sprake kan zijn van een onderzoek met een verantwoorde tijdsduur en aan het bepaalde in artikel 3b, onder i t/m ix van de Nadere Uitwerking wordt voldaan, betreffende de honorering van de dienstverlening niet zonder meer gezegd kan worden dat deze voldoet aan de in artikel D.14 van de Uitwerking Normen Gunstbetoon gestelde norm. Uitgaand van de ter beschikking staande gegevens is de Codecommissie dan ook van oordeel dat het onderzoek de hier aan te leggen toets niet kan doorstaan.