Geen gedeeltelijke herkansing assessmentprocedure buitenlandse tandarts
Rechtbank 's-Hertogenbosch 17 augustus 2012, LJN BX6662 (eiseres tegen Minister VWS)
Wet BIG. Inschrijving buitenlandse tandartsen. Assessmentprocedure. Verweerder heeft in redelijkheid tot de keuze kunnen komen om geen herkansingsmogelijkheid te bieden voor de beroepsinhoudelijke toets. De rechtbank acht het voorts niet onredelijk dat bij een gehonoreerde nieuwe aanvraag de gehele assessmentprocedure opnieuw dient te worden doorlopen.
8. Artikel 3 van het Reglement ‘Kennis- en vaardighedentoetsen’ voor tandartsen (assessmentreglement) bepaalt dat het assessment tot doel heeft om een buitenlands gediplomeerde tandarts in staat te stellen aan te tonen dat hij voldoende kennis en vaardigheid voor de uitoefening van zijn beroep bezit, teneinde daarmee ofwel een registratie in het BIG-register te verkrijgen of om na advies van de CBGV een beschikking te ontvangen van de minister inhoudende een advies voor verdere studie in Nederland, teneinde daarmee tezamen met het in het buitenland verkregen diploma alsnog te worden ingeschreven in het BIG-register.
14. Het hiervoor weergegeven beleid acht de rechtbank niet kennelijk onredelijk. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd bestaat geen grond voor de conclusie dat verweerder niet in redelijkheid tot de keuze heeft kunnen komen om geen herkansingsmogelijkheid te bieden voor de BI-toets. Verweerder heeft gemotiveerd dat en waarom voor de AKV-toets een dergelijke mogelijkheid wel bestaat. Het aldus gemaakte onderscheid tussen de AKV-toets en de BI-toets komt de rechtbank niet onbegrijpelijk voor. Het standpunt van eiseres dat men voor een echt assessment geen voorbereidingstijd heeft, terwijl een buitenlandse zorgverlener wel een korte periode wordt gegund om de BI-toets voor te bereiden waardoor het assessment van verweerder meer weg heeft van een universitaire toetsing waarbij een eenmalige herkansing op zijn plaats zou zijn, deelt de rechtbank niet. Verweerder heeft hierover uiteengezet dat de buitenlandse zorgverlener een korte periode wordt gegund om de BI-toets voor te bereiden, omdat hij van belang acht dat buitenlandse zorgverleners bij de
BI-toets een realistisch beeld hebben van de eisen die aan werken en studeren in Nederland worden gesteld. Dat verweerder aan de buitenlandse zorgverlener enige voorbereidingstijd geeft voor de BI-toets, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat niet meer van een assessment kan worden gesproken. Tot slot acht de rechtbank van belang dat in het Uitvoeringsreglement onder punt 25 is geregeld dat in het geval van een onvoldoende voor de BI-toets aan de CBGV wordt meegedeeld dat een advies aan de kandidaat kan worden gegeven om zich aan te melden bij ACTA voor een aanvullende cursus die tezamen met het buitenlandse diploma kan leiden tot inschrijving in het BIG-register, maar alleen in het geval indien niet meer dan twee onderdelen van de BI-toets onvoldoende zijn. Op deze wijze voorziet het beleid erin dat, in het geval het tekort in de aanwezige kennis bij de kandidaat niet te groot is, de kandidaat de mogelijkheid wordt geboden dat tekort weg te werken met slechts een aanvullende opleiding van twee jaar. Een onvoldoende in de BI-toets leidt dus niet zonder meer tot de conclusie dat de kandidaat de volledige opleiding tandheelkunde dient te volgen dan wel een nieuwe aanvraag moet indienen om uiteindelijk als tandarts in het BIG-register te kunnen worden ingeschreven.
15. De rechtbank stelt vast dat verweerder het beleid op juiste wijze heeft toegepast. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd bestond voor verweerder geen aanleiding om met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van het ter zake geldende beleid af te wijken. Eiseres heeft weliswaar gewezen op het belang voor haar om de BI-toets te kunnen herkansen teneinde haar beroep als tandarts in Nederland te kunnen uitoefenen, maar dit is geen bijzondere omstandigheid in de zin van dat artikel.