Correspondentie van journalisten AVROTROS mag via Wob-procedure openbaar worden gemaakt
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 3 december 2015, IEF 15514 (AVROTROS tegen Ministerie VWS en Henkel)
Uitspraak ingezonden door Bas Le Poole, Le Poole Bekema, Liesbeth Driest en Paul Tjiam, Simmons & Simmons. Mediarecht. Wob-beschikking. Voor onderzoek naar de werkwijze van twee AVROTROS journalisten heeft Terumo via de Wob-procedure om openbaarmaking van e-mailcorrespondentie tussen de journalisten en de Inspectie voor de Gezondheidszorg verzocht. AVROTROS verzet zich hiertegen en stelt onder meer dat de Wob niet EVRM-proof is. De stellingen van AVROTROS hebben volgens de voorzieningenrechter verstrekkende gevolgen. Dit zou immers betekenen dat correspondentie tussen journalisten en bestuursorganen aangaande bestuurlijke aangelegenheden nimmer openbaar gemaakt moeten kunnen worden. De voorzieningenrechter volgt AVROTROS dan ook niet in haar stellingen. Zij oordeelt dat met de bepalingen van de Wob en dus bij wet in de beperking van het in artikel 10, eerste lid, EVRM vervatte recht om inlichtingen te ontvangen is voorzien. Daarbij is geen beperking voorzien met betrekking tot bescherming van (de werkwijze van) journalisten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de e-mailcorrespondentie openbaar mag worden gemaakt en wijst de verzoeken van AVROTROS af.
14 De voorzieningenrechter acht de enkele algemene stelling van AVROTROS dat de Wob niet EVRM-proof is omdat door een Wob-verzoek documenten kunnen worden verkregen die inzicht verschaffen in de werkwijze van journalisten onvoldoende om tot het oordeel te komen dat openbaarmaking geweigerd had moeten worden. Wanneer AVROTROS zou worden gevolgd in deze stelling zou dat verstrekkende gevolgen hebben. Immers, dat zou betekenen dat documenten betreffende bestuurlijke aangelegenheden die bij bestuursorganen rusten en die zien op contact met journalisten of correspondentie met journalisten aangaande een bestuurlijke aangelegenheid nimmer openbaar gemaakt moeten kunnen worden omdat daarmee inzicht wordt gegeven in de werkwijze van journalisten. Zonder nadere onderbouwing valt niet in te zien dat een dergelijke beperking van de vrijheid om inlichtingen te ontvangen of te verstrekken is beoogd met artikel 10 van het EVRM. Daarbij acht de voorzieningenrechter het volgende van belang. Uitgangspunt van artikel 10 van het EVRM is, voor zover hier van belang, de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken. Zoals volgt uit de uitspraken van de ABRvS van 19 januari 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP1315 en ECLI:NL:RVS:2011:BP1316) vereist en biedt dat artikel staten die partij zijn bij het verdrag de mogelijkheid bij wet beperkingen te verbinden aan het verstrekken dan wel openbaar maken van gegevens en documenten. Bijvoorbeeld om onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden te voorkomen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met de bepalingen van de Wob en dus bij wet in de beperking van het in artikel 10, eerste lid, van het EVRM vervatte recht om inlichtingen te ontvangen is voorzien. Daarbij is geen beperking voorzien met betrekking tot bescherming van (de werkwijze van) journalisten. Voorts bestaat, in de Nederlandse openbaarheidswetgeving, waarbij als uitgangspunt geldt dat “openbaar voor één, is openbaar voor allen”, niet snel ruimte om een journalist een andere plek toe te bedelen dan enig andere verzoeker om openbaarheid dan wel het voorkomen van openbaarmaking. Gelet op het uitgangspunt van vrijheid om inlichtingen te ontvangen of te verstrekken en de gevolgen van de stelling van AVROTROS, mocht van haar worden verwacht om dit betoog grondig te onderbouwen. In het betoog ziet de voorzieningenrechter onvoldoende concrete aanknopingspunten om over te gaan tot schorsing van de bestreden besluiten. Ook leidt het betoog niet tot een andere uitkomst van de belangenafweging in het kader van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob. In hoeverre Terumo de documenten wenst te gebruiken om de werkwijze van AVROTROS te controleren speelt in het kader van deze procedures geen rol. De voorzieningenrechter toetst slechts naar voorlopig oordeel, en op grond van wat is aangevoerd, of verweerder tot openbaarmaking mocht besluiten. Dat sprake is van een motiveringsgebrek omdat de door AVROTROS vooraf geuite bewaren niet kenbaar zijn betrokken in het bestreden besluit en dit tot een andere uitkomst ter zake de openbaarmaking van de documenten moet leiden, heeft AVROTROS onvoldoende onderbouwd.