18 dec 2024
Vorderingen Silife c.s. van tafel in octrooi-inbreukzaak tegen Si Tech c.s.
Rb. Den Haag 18 december 2024, IEF22466, LS&R 2270; ECLI:NL:RBDHA:2024:21532 (Silife c.s. tegen Si Tech c.s.). In deze zaak staat de vraag centraal of de gedaagde partijen (hierna: Si Tech c.s.) inbreuk maken op buitenlandse octrooien die door de eisende partijen (hierna: Silife c.s.) worden geclaimd. De zaak gaat over vermeende octrooi-inbreuken en onrechtmatig handelen. De rechtbank wijst de vorderingen af, grotendeels door gebrek aan bewijs en juridische onderbouwing door de eisers. Silife c.s., bestaande uit Silife Limited, Silife India, Rexil Holding en Liquistone Limited, claimt de octrooihouder of de licentiehouder te zijn van buitenlandse octrooien voor een technologie om siliciumzuur te stabiliseren, toegepast in producten zoals NewSil en SiWell. Si Tech c.s., dat Si Tech International, Si Tech Indonesia, Si Tech Africa, LC Beheer, een persoonlijke gedaagde en Si Tech India omvat, is de gedaagde partij. Eerdere geschillen tussen sommige van deze partijen hebben geleid tot een arrest van het Gerechtshof Den Haag op 28 januari 2020. In dat arrest werd vastgesteld dat de licentieovereenkomst tussen Liquistone en Silife Ltd. niet rechtsgeldig was beëindigd en dat Roka Beheer onrechtmatig had gehandeld door hiervan te profiteren. De zaak die nu door de rechtbank beoordeeld wordt, richt zich met name op handelingen van Si Tech-vennootschappen na dit arrest.
De incidentele vordering van Si Tech c.s. betreft het verzoek om de dagvaarding nietig te verklaren vanwege onduidelijkheid en onsamenhangendheid. Si Tech c.s. stelt dat de dagvaarding een kluwen is van slecht leesbare en niet-onderbouwde stellingen, waardoor zij zich niet goed kan verdedigen. De rechtbank verwerpt dit bezwaar en oordeelt dat, hoewel de dagvaarding niet optimaal gestructureerd is, de gedaagden duidelijk begrijpen wat hen wordt verweten. De incidentele vordering wordt daarom afgewezen.
In de hoofdzaak stelt Silife c.s. dat Si Tech-vennootschappen inbreuk maken op hun buitenlandse octrooien door producten zoals NewSil en SiWell te produceren, verkopen en promoten in landen zoals India, China, Zuid-Afrika, Australië en Marokko. Silife c.s. vordert een verklaring voor recht dat deze handelingen inbreuk maken op de octrooien en vraagt een verbod op verdere inbreuken. De rechtbank concludeert echter dat Silife c.s. onvoldoende bewijs heeft geleverd over de inhoud en reikwijdte van de betrokken octrooien. Daarnaast ontbreekt concrete informatie over de samenstelling van de vermeende inbreukmakende producten. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen dat er sprake is van octrooi-inbreuk. Silife c.s. voert daarnaast aan dat Si Tech-vennootschappen onrechtmatig handelen. Ook deze vordering wordt afgewezen. De rechtbank wijst erop dat het recht van de landen waar de vermeende schade is ontstaan, zoals India en het Verenigd Koninkrijk, van toepassing is. Silife c.s. heeft echter geen informatie verstrekt over deze buitenlandse rechtssystemen. Zonder dergelijke informatie kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van onrechtmatig handelen.
Wat betreft de vorderingen tegen LC Beheer en een persoonlijke gedaagde stelt Silife c.s. dat deze bestuurders verantwoordelijk zijn voor het doen van misleidende mededelingen en het geven van leiding aan de vermeende inbreuken. De rechtbank oordeelt dat niet bewezen is dat dergelijke misleidende mededelingen zijn gedaan. Zonder bewijs van deze handelingen kan ook geen aansprakelijkheid van de bestuurders worden vastgesteld. Bovendien moet een deel van deze aansprakelijkheidsvraag worden beoordeeld naar buitenlands recht, waarover Silife c.s. geen informatie heeft verstrekt. Een andere subsidiaire vordering betreft misleidende mededelingen van Si Tech-vennootschappen, waarin zij ten onrechte zouden hebben geclaimd gerechtigd te zijn om de technologie te gebruiken en te verkopen. De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is geleverd voor deze uitlatingen. De rechtbank concludeert met een afwijzing van alle vorderingen van Silife c.s. in de hoofdzaak.
4.17 Weliswaar heeft Liquistone betoogd, althans zo begrijpt de rechtbank haar, dat de beschermingsomvang van de nationale octrooien eender is aan die van EP 87427 en heeft zij (daarmee) impliciet te kennen gegeven ook houdster van dat octrooi te zijn, echter zij kan in dat betoog niet worden gevolgd. EP 874 stond na 28 januari 2020 niet op haar naam (zie hiervoor onder 2.6). Dat EP 874 wordt genoemd in de hiervoor onder 2.5, 2.10 en 2.14 weergegeven licentieovereenkomsten, kan voor haar betoog omtrent de beschermingsomvang voorts geen basis bieden, reeds omdat in die overeenkomsten ook de nationale octrooien waarop Liquistone zich beroept, worden genoemd en geen (logisch) verband wordt gelegd tussen die octrooien en het ook genoemde EP 874. De betreffende overeenkomsten bieden, los hiervan, overigens ook geen inzicht in de beschermingsomvang van de nationale octrooien. Van belang in dit verband is verder ook dat een Europees octrooi (vanzelfsprekend) niet geldt in territoria buiten de Europese Unie; het gelijktrekken van de nationale octrooien met EP 874 gaat daarom in zoverre ook mank. De hiervoor weergegeven rechterlijke uitspraken bieden de gewenste verduidelijking over de beschermingsomvang evenmin; daarin wordt niet méér vermeld dan dat Liquistone een octrooi houdt dat ‘de techniek voor het stabiliseren van siliciumzuur en de voortbrengselen daarvan onder bescherming stelt’ dan wel ‘een octrooi voor een methode van vervaardiging van gestabiliseerd siliciumzuur’.