6 apr 2016
Voedingsmiddelenreclame gericht op kinderen in Tsjakka jeugdmagazine
Vz. RCC 6 april 2016, dossiernr. 2016/00213 (jeugdmagazine Tsjakka)
Strijd met 11 NRC, RVV en KJC. Het betreft een advertentie voor ‘Koetjesreep’ in de editie 02-2016 van het jeugdmagazine ‘Tsjakka!’. Dit magazine wordt elke maand verspreid via leden van de Superunie (Plus, Coop, Spar, MCD Supermarkten, Poeisz Supermarkten, Hoogvliet, Jan Linders, Deka, Nettorama, Attent, Emté Supermarkten, Golff, Vomar, Sanders, Deen en Boni) en is ook online beschikbaar. De doelgroep van het magazine is personen tussen 8 en 14 jaar.
Klacht
Klaagster stelt, samengevat, dat de ‘Tsjakka!’ op jonge kinderen is gericht. Volgens de opgave van de uitgever betreft het ook de doelgroep 8 tot en met 14 jaar. Gelet hierop is artikel 8 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) 2015 van toepassing. Het aangeprezen product voldoet niet aan de ‘Voedingskundige criteria reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen’ waardoor het niet valt onder een uitzonderingscategorie en om die reden voor dit product geen reclame mag worden gemaakt gericht op kinderen van 7 tot en met 12 jaar. Verder is de reclame onvoldoende als zodanig herkenbaar. Meer in het bijzonder voldoet deze reclame niet aan de eisen van artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) in verbinding met artikel 4a Kinder- en jeugdreclamecode (KJC). Klaagster verzoekt de uiting terug te laten trekken, ook voor zover deze online staanHet oordeel van de voorzitter
1) Niet in geschil is dat de reclame-uiting een voedingsmiddel betreft en is gepubliceerd na het verstrijken van de overgangstermijn die tot 1 juli 2015 gold met betrekking tot artikel 8 RVV 2015. Evenmin is in geschil dat de reclame-uiting in het bijzonder is gericht op de doelgroep van 8 tot en met 14 jaar.
2) Met betrekking tot deze doelgroep overweegt de voorzitter dat klaagster onweersproken heeft gesteld dat zich met betrekking tot de aangeprezen Koetjesreep niet de uitzondering voordoet als bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder c RVV 2015. Dit product voldoet, gelet op de door klaagster overgelegde productinformatie, niet aan de ‘Voedingskundige criteria reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen’. Dit impliceert dat het verbod van artikel 8 lid 1 aanhef RVV 2015 om reclame te maken voor voedingsmiddelen van toepassing is voor wat betreft kinderen van 8 tot en met 12 jaar en dat door de uiting in strijd met dit verbod is gehandeld.
3) Verweerders hebben verder niet weersproken dat de bestreden reclame-uiting in Tsjakka! voor kinderen onvoldoende als reclame herkenbaar is waardoor deze niet voldoet aan de eisen van artikel 11.1 NRC in verbinding met artikel 4a KJC. De voorzitter oordeelt dat de reclame-uiting in strijd met deze artikelen is, nu daarin het woord “advertentie” ontbreekt.
4) De voorzitter neemt nota van de mededeling van de Superunie dat de onderhavige editie niet meer in de winkels van haar leden beschikbaar is en dat de gewraakte advertentie ook niet meer online beschikbaar is. Verder neemt de voorzitter nota van de mededeling van de Superunie dat vanaf editie 9 van 2015 bij elke advertentie in het blad ‘Tsjakka!’ het woord “advertentie” is toegevoegd. Tevens stelt de Superunie haar werkwijze te hebben aangepast in die zin dat zij de voedingskundige criteria voortaan vooraf voorlegt aan potentiële adverteerders zodat deze voorafgaand aan de plaatsing kunnen toetsen of de advertenties aan de richtlijnen voldoen. Belgian Chocolate heeft verklaard dat zij niet meer op de onderhavige wijze reclame zal maken. De voorzitter gaat op grond van het voorgaande ervan uit dat verweerders voortaan de bepalingen van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen en de Nederlandse Reclame Code zullen naleven. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van hetgeen onder 1) en 2) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 8 lid 1 aanhef RVV 2015.
Op grond van hetgeen onder 3) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 11.1 NRC in verbinding met artikel 4a KJC.