Uitleg natriumgehalte in mineraalwater
Prejudiciële vragen aan HvJ EU 23 mei 2014, LS&R 907, zaak C-157/14 (Neptune Distribution) - dossier
- Handvest grondrechten: art. 11 (vrijheid van meningsuiting en informatie) en artikel 16 (vrijheid van ondernemerschap);
- Richtlijn 80/777/EEG van de Raad van 15 juli 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater;
- Richtlijn 2009/54/EG van het EP en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater;
- Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het EP en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (Pb L 404, blz.9).
Verzoekster verkoopt en distribueert de koolzuurhoudende mineraalwatermerken Saint-Yorre en Vichy Célestins. Zij wordt op de vingers getikt door de competente autoriteiten voor het voeren van bepaalde claims op de etiketten van de waterflessen, met name over het lage zoutgehalte in de mineraalwaterproducten. Verzoekster gaat tegen de aanmaning in beroep maar dat wordt op 25-08-2009 afgewezen. Het hoger beroep wordt een jaar later (27-05-2010) verworpen.
In de bijlage bij Vo. 1924/2006 is opgenomen dat voor natuurlijk mineraalwater en ander water geen claim mag worden gebruikt over het zoutgehalte. In RL 2009/54 wordt het toekennen van genezende werking aan mineraalwater verboden; er zijn wel enkele uitzonderingen opgenomen in de bijlage (bijvoorbeeld wel ‘geschikt voor zoutarm dieet’). In de Franse omzetting is nog een bepaling toegevoegd over mogelijke misleiding van de consument (die zou kunnen geloven dat het mineraalwater een laag tot zeer laag natriumgehalte of zoutgehalte heeft). Partijen verschillen duidelijk van mening over de wijze waarop het natriumgehalte moet worden bepaald en aangeduid. Verzoekster is met name van mening dat zij in haar vrijheid van meningsuiting en ondernemerschap beknot wordt door haar te verbieden de kwaliteiten van haar product benadrukken aan de hand van correcte informatie over de samenstelling ervan.
De verwijzende Franse Raad van State vraagt zich met name af of de beperking van verzoeksters vrijheden evenredig is, en legt de volgende vragen aan het HvJ EU voor:
1. Bestaat de berekeningsbasis voor de met het natriumgehalte in een bepaald levensmiddel „overeenstemmende waarde aan zout” in de zin van de bijlage bij verordening (EG) nr. 1924/2006, alleen uit de hoeveelheid natrium die – in verbinding met chloride-ionen – natriumchloride of tafelzout vormt, dan wel uit het totale gehalte aan natrium, in al zijn vormen, van het levensmiddel?
2. Indien dit laatste het geval is, leveren artikel 2, lid 1, van richtlijn 2000/13/EG en artikel 9, leden 1 en 2, van richtlijn 2009/54/EG, junctis bijlage III bij deze richtlijn, bezien tegen de achtergrond van de door de bijlage bij verordening (EG) nr. 1924/2006 vastgestelde gelijkwaardigheidsverhouding tussen natrium en zout, dan schending op van artikel 6, lid 1, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 11, lid 1, (vrijheid van meningsuiting en van informatie) en artikel 16 (vrijheid van ondernemerschap) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsook van artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, door het een distributeur van natuurlijk mineraalwater te verbieden om op zijn etiketten en in zijn reclameboodschappen op enigerlei wijze een vermelding aan te brengen betreffende het – mogelijkerwijs weliswaar juiste – lage zoutgehalte van zijn product, dat echter wel een hoog bicarbonaatgehalte heeft, omdat deze claim de koper kan misleiden over het totale natriumgehalte van dit water?