DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 23 januari 2023
LS&R 2146
||
19 jan 2023
19 jan 2023, LS&R 2146; ECLI:EU:C:2023:31 (CIHEF tegen Ministre de la Transition écologique), https://lsenr.nl/artikelen/hvj-eu-cihef-c-s-tegen-ministre-de-la-transition-ecologique

HvJ EU: CIHEF c.s. tegen Ministre de la Transition écologique

HvJ EU 19 januari 2023, RB 3737, LS&R 2146, C‑147/21, ECLI:EU:C:2023:31 (CIHEF c.s. tegen Ministre de la Transition écologique) Het verzoek om een prejudiciële beslissing is ingediend in het kader van een geding tussen het Comité Interprofessionel des huiles essentielles françaises (CIHEF) enerzijds en de Franse minister van Ecologische Transitie anderzijds. Het betreft beroepen tot nietigverklaring van decreet nr. 2019-642 betreffende verboden handelspraktijken voor bepaalde categorieën biociden en decreet nr. 2019/643 betreffende commerciële reclame voor bepaalde categorieën biociden. Volgens verzoeksters hebben deze decreten geen rechtsgrondslag omdat ze in strijd met verordening 528/2012 zijn vastgesteld.

Volgens de verwijzende rechter bevat de voornoemde verordening geen enkele bepaling die een lidstaat toestaat of verbiedt beperkende maatregelen te nemen zoals die welke zijn opgenomen in de Franse artikelen L. 522-18 en L. 522-5-3 van het (Franse) milieuwetboek. Deze artikelen verbieden, kort gezegd, de verkoop van biociden tegen kortingen en het maken van commerciële reclame voor biociden.

Het Hof is verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag. Staat verordening 528/2012 eraan in de weg dat een lidstaat in het belang van de volksgezondheid en het milieu beperkende regels op het gebied van handelspraktijken en reclame vaststelt zoals is gedaan in de voornoemde Franse artikelen? Zo niet, onder welke voorwaarden kan een lidstaat dergelijke maatregel nemen?

Het Hof (Derde kamer) verklaart vervolgens voor recht:

1)      Artikel 72 van verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 334/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014, moet aldus moet worden uitgelegd dat

–        het zich verzet tegen een nationale regeling die vereist dat, naast de in dat artikel bedoelde vermelding, op voor professionele gebruikers bestemde reclame voor biociden van de productsoorten 2 en 4, die deel uitmaken van hoofdgroep 1 van deze productsoorten en zijn opgenomen in bijlage V bij deze verordening, en de productsoorten 14 en 18, die deel uitmaken van hoofdgroep 3 van deze productsoorten en zijn opgenomen in bijlage V bij deze verordening, een vermelding wordt aangebracht;

–        het zich niet verzet tegen een nationale regeling die voor het grote publiek bestemde reclame verbiedt voor biociden van de productsoorten 2 en 4, die deel uitmaken van hoofdgroep 1 van deze productsoorten en zijn opgenomen in bijlage V bij verordening nr. 528/2012, zoals gewijzigd bij verordening nr. 334/2014, en de productsoorten 14 en 18, die deel uitmaken van hoofdgroep 3 van deze productsoorten en zijn opgenomen in bijlage V bij deze verordening.

2)      De artikelen 34 en 36 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat

–        zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling die bepaalde handelspraktijken zoals kortingen, rabatten, disconto’s, differentiatie van de algemene en bijzondere verkoopvoorwaarden, overhandiging van gratis eenheden en alle soortgelijke praktijken verbiedt voor biociden van de productsoorten 14 en 18, die deel uitmaken van hoofdgroep 3 van deze productsoorten en zijn opgenomen in bijlage V bij verordening nr. 528/2012, zoals gewijzigd bij verordening nr. 334/2014, op voorwaarde dat deze regeling wordt gerechtvaardigd door doelstellingen van bescherming van de gezondheid en het leven van personen en van het milieu en zij geschikt is om deze doelstellingen te verwezenlijken en niet verder gaat dan nodig is om die doelstellingen te bereiken, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan;

–        zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling die voor het grote publiek bestemde reclame verbiedt voor biociden van de productsoorten 2 en 4, die deel uitmaken van hoofdgroep 1 van deze productsoorten en zijn opgenomen in bijlage V bij deze verordening, en de productsoorten 14 en 18, die deel uitmaken van hoofdgroep 3 van deze productsoorten en zijn opgenomen in bijlage V bij deze verordening, op voorwaarde dat deze regeling wordt gerechtvaardigd door doelstellingen van bescherming van de gezondheid en het leven van personen en van het milieu en zij geschikt is om deze doelstellingen te verwezenlijken en niet verder gaat dan nodig is om die doelstellingen te bereiken, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.