Herziening EU Tabaksproductenrichtlijn als prioriteit opgenomen
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie, Kamerstukken II, 2013-2014, 22 112, nr. 1740.
Volksgezondheid, Welzijn en Sport De Commissie heeft de herziening van de Europese Tabaksproductenrichtlijn als prioriteit opgenomen in haar werkprogramma voor 2014 (Bijlage I). Hiermee geeft zij een krachtig signaal af, helemaal omdat de kans groot is dat de definitieve richtlijn er nog voor 2014 ligt. Zowel het huidige Litouwse Voorzitterschap als het Europees Parlement heeft aangegeven het voorstel nog voor de Kerst te willen afronden. Voor Nederland is de nieuwe Tabaksproductenrichtlijn een belangrijk instrument in het tegengaan van jeugdroken, in aanmerking genomen dat 70% van de rokers voor zijn of haar 18e begint. Nederland kan zich goed vinden in verdergaande harmonisatie op dit terrein en is voorstander van het op EU-niveau nemen van maatregelen die jeugdroken verder ontmoedigen, zoals gecombineerde gezondheidswaarschuwingen van tekst en foto op pakjes sigaretten en shag en het verbieden van tabaksproducten met een kenmerkend aroma. Het beschermen van jongeren tegen de gevaren van roken sluit goed aan bij het beleid dat het kabinet voorstaat. Nederland heeft op 21 juni 2013 ingestemd met de algemene oriëntatie van de Raad.
(...) De trilogen tussen de Raad en EP spitsen zich met name toe op die punten waarop de wensen van het EP afwijken van de wensen van de Raad, en dan in het bijzonder:
– het verbieden van additieven middels een «positieve lijst» en het voor een bepaalde periode uitzonderen van menthol bij het verbieden van kenmerkende aroma’s;
– een verbod op grensoverschrijdende internetverkoop van tabak;
– andere regulering voor de e-sigaret dan regulering onder het geneesmiddelenregime;
– en een verbod op imitatieproducten.
Tot op heden heeft Nederland in zijn standpunten kunnen volharden, het Litouwse Voorzitterschap blijft namelijk dicht bij de algemene oriëntatie die op 21 juni jl. tijdens de EU Gezondheidsraad tot stand is gekomen. Ten aanzien van een tweetal onderwerpen wordt echter al voorzien dat de algemene oriëntatie, en daarmee ook het Nederlandse standpunt, tijdens de onderhandelingen onder druk komt te staan: de grensoverschrijdende internetverkoop van tabak en de e-sigaret. Ten aanzien van een derde onderwerp, een eventueel verbod op imitatieproducten, is niet eerder een standpunt ingenomen door het Kabinet. Onderstaand geef ik de Nederlandse positie ten aanzien van deze onderwerpen weer, evenals de verwachte uitkomst in de definitieve richtlijn.
Tot slot ga ik nog kort in op het voorstel van het EP om de technologie die wordt gebruikt voor tracking en tracing op geen enkele manier gelieerd te laten zijn aan de tabaksindustrie.
Grensoverschrijdende afstandverkoop van tabaksproducten (internetverkoop)
Nederland heeft tijdens de onderhandelingen in de Raad steeds gepleit tegen een verbod op grensoverschrijdende afstandverkoop van tabak (internetverkoop), met name uit het oogpunt van handhaafbaarheid. Tijdens de EPSCO-Raad op 21 juni heeft Nederland nog weten te voorkomen dat een dergelijk verbod in de algemene oriëntatie zou komen te staan. Nu niet alleen een groot aantal lidstaten maar ook het Europees Parlement voorstander blijkt te zijn van een dergelijke verbodbepaling, is de kans reëel dat een dergelijke verbodbepaling voor grensoverschrijdende internetverkoop van tabak er komt.
Nicotinehoudende producten (e-sigaret)
Nederland heeft in juni ingestemd met een compromistekst waarin ten aanzien van de e-sigaret wordt bepaald dat het merendeel van deze producten (op grond van de dosis) niet meer op de markt wordt toegelaten tenzij deze zijn geautoriseerd als geneesmiddel.
Dat is in eerste instantie het mandaat voor de Raad tijdens de trilogen en dat is ook de lijn die door Nederland wordt gesteund.
Nederland heeft tijdens de onderhandelingen echter ook gepleit voor aanvullende criteria ten aanzien van de veiligheid en kwaliteit voor die nicotinehoudende producten die vrij verkrijgbaar blijven. Het EP wil dat de e-sigaret vrij verkrijgbaar blijft als consumentenproduct met inachtneming van een aantal regels die deels overeenkomen met bestaande tabakswetgeving (geen reclame en sponsoring, een leeftijdsgrens, verplichte ingrediëntenrapportage) en deels met andere wetgeving.
De criteria die het EP aan dit soort producten wil stellen komen voor een deel overeen met de criteria die ik middels een Warenwetbesluit al aan de e-sigaret wil stellen.
Op de uiteindelijke uitkomst van de onderhandelingen kan ik nog niet vooruit te lopen,
in mijn ogen is het echter vooral heel belangrijk dat nu eindelijk op EU-niveau duidelijkheid wordt verschaft over de juridische status van deze producten.
Verbod op imitatieproducten
Nederland heeft sympathie voor het voorstel van het EP om imitatieproducten, zoals de Shisha-pen, aan banden te leggen. Van een verbod op een gehele productcategorie is Nederland echter geen voorstander, met name vanuit proportionaliteitsoverwegingen.
Eerst zou beter moeten worden onderzocht in hoeverre dit soort producten jongeren nu daadwerkelijk aanzet tot roken. In antwoorden op eerdere Kamervragen van de PvdA over de Shisha-pen heb ik al aangegeven momenteel geen aanleiding te zien om dit soort producten te verbieden2. Daarnaast ligt er al een Raadsaanbeveling (2003/54/EG) op grond waarvan lidstaten zelf al kunnen overgaan tot een dergelijk verbod. De Raad zal dan ook niet instemmen met een dergelijke verbodbepaling in de uiteindelijke richtlijn.
Tracking en tracing
Nederland is weliswaar akkoord met de algemene oriëntatie, maar de inhoud van de compromistekst gaat nog altijd verder dan hetgeen in het kader van het «Protocol inzake illegale handel in tabaksproducten» is overeengekomen.
Nog onduidelijk is hoe het tracking- en tracingsysteem vorm moet krijgen, wie dit gaat uitvoeren en wat de uitvoeringskosten en administratieve lasten van een dergelijk systeem zullen zijn. Nederland heeft hierover zijn zorgen uitgesproken.
Nederland vindt het dan ook belangrijk dat door een comité van experts goed wordt nagedacht over de inrichting van de procedure om te komen tot een tracking- en tracingsysteem, zoals tijdens de onderhandelingen door Nederland is bepleit.
Nederland heeft voorts zorgen over de wens van het EP om een vereiste op te nemen dat de technologie die wordt gebruikt voor tracking en tracing dient te behoren tot entiteiten die geen juridische of commerciële link met de tabaksindustrie hebben. Dit zou betekenen dat niet kan worden voortgeborduurd op bestaande systemen.
Voor het overige liggen de voorstellen van de Raad en het EP zoals gezegd vrij dicht bij elkaar. Ik ben zelf dan ook optimistisch over een spoedige afronding van dit traject.