DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 4 april 2013
LS&R 504
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Geheimhoudingsplicht bij verstrekken medisch dossier

Rechtbank Oost-Nederland, locatie Almelo 28 maart 2013, LJN BZ6271 (Eisers tegen Stichting Carint-Reggeland Groep)

Vordering inzage in medisch dossier. Criteria doorbreken geheimhoudingsplicht. Artikel 7:457 BW.

Vader van eisers is gescreend in verband met geheugenproblemen, de conclusie luidde, dat er sprake was van beginnend dementiesyndroom van het type Alzheimer. Eisers vorderen om gedaagde te veroordelen om aan eisers dan wel aan de medisch adviseur [T] een afschrift te verstekken van de medische dossiers betreffende vader voor zover deze dossiers betrekking hebben op de periode van januari 2005 tot en met 3 januari 2011, het overlijden van vader.

Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag, dat zij in de bodemprocedure de vernietiging van het testament vorderen. In die procedure hebben eisers zwaarwegende aanwijzingen gesteld dat vader ten tijde van het opmaken van het testament niet meer (volledig) compos mentis was, waardoor hij niet bekwaam was om rechtshandelingen te verrichten. Het belang van eisers om over de medische gegevens te beschikken teneinde de rechtsgeldigheid van het testament gemotiveerd te kunnen aanvechten, weegt - zo stellen eisers - zwaarder dan de geheimhoudingsplicht van gedaagde.

Gedaagde heeft niet betwist dat er (a.) zwaarwegende aanwijzingen bestaan dat de erflater ten tijde van het verlijden van een testament niet over zijn verstandelijke vermogens beschikte en niet bekwaam was om rechtshandelingen te verrichten en evenmin dat (b.) aannemelijk is dat het medisch dossier daarover opheldering zou kunnen geven terwijl die opheldering niet op andere wijze kan worden verkregen.

Het bovenstaande brengt mee, dat in deze zaak een inbreuk op de geheimhoudingsplicht gerechtvaardigd is. Gedaagde zal worden veroordeeld tot afgifte aan [T] van de volledige bij haar voorhanden zijnde medische dossiers van vader.

4.7  Gedaagde heeft niet betwist dat er (a.) zwaarwegende aanwijzingen bestaan dat de erflater ten tijde van het verlijden van een testament niet over zijn verstandelijke vermogens beschikte en niet bekwaam was om rechtshandelingen te verrichten en evenmin dat (b.) aannemelijk is dat het medisch dossier daarover opheldering zou kunnen geven terwijl die opheldering niet op andere wijze kan worden verkregen. (Vgl. pleitnota gedaagde sub 10. en 11.)
Gedaagde heeft naar voren gebracht dat niet is voldaan aan een derde vereiste, te weten
(c.) dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de overledene, was hij nog in leven geweest, zijn toestemming tot inzage in het medisch dossier zou hebben gegeven.
Eisers hadden aangevoerd dat het - in het algemeen - aannemelijk is dat iemand in een dergelijke situatie wenst dat het medisch dossier beschikbaar zal komen.

De voorzieningenrechter laat de zogenaamde veronderstelde toestemming onbesproken, nu uit de jurisprudentie, de literatuur en een aanhangig wetsvoorstel volgt dat onder omstandigheden, óók indien er geen sprake is van (veronderstelde) toestemming, inzage in of afschrift van het dossier moet worden verstrekt.