31 mei 2017
Geen aansprakelijkheid ziekenhuis door gebrekkige implantaten
Rechtbank Limburg 31 mei 2017, LS&R 1458; ECLI:NL:RBLIM:2017:4981 (PIP-implantaten II) Zie ook vgl. LS&R 1456. PIP-borstimplantaten. Tevens geen aansprakelijkheid ziekenhuis voor gebrekkige hulpzaken (artikel 6:77 BW). De rechtbank acht, daargelaten of de gebruikte implantaten de door eiseres gestelde gebreken hebben en of deze de door eiseres gestelde gezondheidsklachten hebben veroorzaakt, het ziekenhuis niet aansprakelijk voor het gebruik van de PIP-borstimplantaten. Naar het oordeel van de rechtbank zou het onredelijk zijn de beweerde gebrekkigheid aan het ziekenhuis toe te rekenen.
4.13.1. Daargelaten of Zuyderland de deskundigheid en de middelen heeft om de door haar – volgens [eiseres] – op grote schaal ingekochte implantanten te onderzoeken, is de rechtbank van oordeel dat van Zuyderland een dergelijk onderzoek niet verlangd kan worden. Daarbij is het volgende van belang.
4.13.2. De gebruikte soort implantaten was voorzien van een CE-keurmerk. De implantaten worden aangemerkt als medische hulpmiddelen met een hoog risico. Voor deze hulpmiddelen geldt het strengste toelatingsregime (klasse III) dat de Europese regelgeving voor medische hulpmiddelen kent.
4.13.3. De rechtbank is van oordeel dat Zuyderland er op mocht vertrouwen dat dat keurmerk terecht is verstrekt en dat zij er op grond daarvan ook op mocht vertrouwen dat de gebruikte soort implantaten niet gebrekkig was als bedoeld in artikel 6:77 BW. Van Zuyderland kan en mag niet worden verwacht dat zij (steeds) zelfstandig onderzoekt of de door haar gebruikte borstimplantaten al dan niet gebrekkig zijn.
4.13.4. Zij moet er in beginsel op kunnen vertrouwen dat de van het bedoelde keurmerk voorziene implantaten geschikt zijn voor het medische doel waarvoor zij worden gebruikt. Het onderzoek door TÜV Rheinland als aangemelde instantie (“notified body”), die de conformiteitsbeoordelingsprocedure uitvoert in het kader van de richtlijn 93/42/EEG, en op basis waarvan het CE-keurmerk is verstrekt, is juist bedoeld om de gebruikers van een dergelijk keurmerk voorziene producten zekerheid te bieden dat deze producten veilig zijn, zodat zij daarnaar geen zelfstandig onderzoek hoeven uit te voeren.
4.13.5. Aan [eiseres] kan worden toegegeven dat Zuyderland niet per definitie blind mag vertrouwen op een CE-keurmerk, maar [eiseres] heeft onvoldoende aangevoerd om te kunnen oordelen dat Zuyderland in dit geval niet mocht vertrouwen op het betreffende keurmerk. Niet, dan wel onvoldoende betwist is, dat het CE-keurmerk door PIP is verkregen doordat deze op ingenieuze wijze de keurende instantie, TÜV Rheinland, om de tuin heeft geleid.
4.13.6. Van de bedoelde fraude was Zuyderland ten tijde van het inbrengen van de implantaten niet op de hoogte, noch hoefde zij dat te zijn. Dat Zuyderland niet op het keurmerk zou mogen vertrouwen, omdat uit een rapportage van het consumentenprogramma Radar zou zijn gebleken dat het in de praktijk eenvoudig is een dergelijk keurmerk te verkrijgen voor een volstrekt ondeugdelijke zaak, is al daarom niet relevant, omdat deze rapportage dateert van ná de onderhavige medische behandelingsovereenkomst.
4.13.7. De stelling van [eiseres] , dat Zuyderland op de hoogte had kunnen zijn van het gebrek van de gebruikte implantaten, omdat daarover al was gewaarschuwd, is niet juist. Dat de Inspectie door de Volksgezondheid in 2001 ten aanzien van PIP-implantaten een negatief advies had uitgebracht, is niet relevant, omdat het een ander soort implantaten betrof, namelijk zogenaamde hydrogel implantaten. Evenmin is relevant dat in de Verenigde Staten implantaten van PIP zouden zijn verboden. [eiseres] heeft het verweer, dat het daarbij ging om implantaten van een andere soort dan die waarvoor het keurmerk is afgegeven, niet weersproken.
4.13.8. Conclusie uit dit alles is dat, in het midden latend of de implantaten inderdaad gebrekkig waren, in de zin dat deze waren gemaakt van industriële siliconen, in plaats van medicinale, en of de gestelde gezondheidsklachten in oorzakelijk verband staan met het beweerde gebruik van de industriële siliconen, er geen rechtvaardiging bestaat om het beweerde gebrek van de implantaten op de voet van artikel 6:77 BW aan Zuyderland toe te rekenen.
Afbeelding: persgroep.net