2 jun 2017
Executeur moet medewerking verlenen aan dna-onderzoek overleden fertiliteitsarts door afgifte goederen
Vzr. Rechtbank Rotterdam 2 juni 2017, LS&R 1460; ECLI:NL:RBROT:2017:4250 (Fertiliteitsarts) Kort geding. Vermoeden ontstaan dat de (inmiddels overleden) arts zijn eigen sperma heeft gebruikt als donor. Eisers vorderen afgifte van persoonlijke voorwerpen ten behoeve van dna onderzoek naar de overleden fertiliteitsarts. Sprake van spoedeisend belang wordt aangenomen evenals een begin van bewijs dat fertiliteitsarts zijn eigen sperma heeft gebruikt. Niet uit te sluiten valt dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat eisers, na een in hun voordeel uitvallende belangenafweging, een succesvol beroep op artikel 7 IVRK en/of artikel 8 EVRM zal kunnen doen, al dan niet gekoppeld aan het leerstuk van de onrechtmatige daad en de wanprestatie. Er is dus een juridische grondslag voor de vordering die beperkt en onder voorwaarden wordt toegewezen. De executeur zal daarom worden veroordeeld om volledige medewerking te verlenen aan een dna-onderzoek, voor zover dat ziet op afgifte van de beslagen goederen ten behoeve het laten nemen van dna-monsters en het laten testen daarvan.
5.9. Een volgend inhoudelijk verweer van de executeur raakt aan de stelling van [eisers] dat [de overledene] zelf als donor is opgetreden. De executeur meent dat voor die stelling zelfs geen begin van bewijs geleverd is.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de stukken die [eisers] heeft overgelegd, in onderlinge samenhang bezien, niet alleen haar stelling onderbouwen maar ook een begin van bewijs daarvoor leveren.
Als eerste is er de e-mail van [eis sub 22] , eiseres 22, van 16 februari 2017 waarin zij verklaart over een bezoek aan [de overledene] in januari 2011. Zij beschrijft details van de woning en de aan de woning verbonden kliniek en dat [de overledene] tegenover haar heeft toegegeven eigen zaad te hebben gebruikt bij inseminaties en op die manier 60 kinderen te hebben verwekt. Hoewel dit slechts een schriftelijke verklaring over een bezoek en een gesprek betreft, kan daaraan betekenis worden gehecht onder meer vanwege een aantal zeer specifieke details daarin, waar de executeur niet op heeft gereageerd.
Verder heeft [eisers] brieven van [de overledene] van 16 december 2008 en 9 november 2009 overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat hij, ondanks en na sluiting van MC Bijdorp, na 1 januari 2009 doorgegaan is met inseminaties vanuit MC Bijdorp.
Ten aanzien van eisers 8 tot en met 10 is onbetwist gesteld dat eiseres 8 heeft aangegeven geen anonieme donor te willen en dat haar beide kinderen van dezelfde donor afkomstig zouden moeten zijn. De gegevens van die ene donor zouden bij het FIOM moeten zijn neergelegd. Gebleken is dat dit niet gebeurd is en dat het FIOM niet beschikt over gegevens van de donor.
Ten aanzien van [eis sub 1] , eiseres 1, is een document overgelegd met als titel “GEDmatch.Com Autosomal Comparison-V2.1.1.(c)”, waaruit volgens [eisers] blijkt dat [eis sub 1] , in ieder geval, verwant is aan familie van [de overledene] . De executeur meent dat dit niet meer dan een stamboomonderzoek betreft maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat het gebruik van de woorden ‘autosomal comparison’ en ‘comparing kit’ eerder lijkt te duiden op gebruikmaking van lichamelijk onderzoeksmateriaal voor onderzoek.
[eisers] heeft verder foto’s van verschillende donorkinderen en [de overledene] overgelegd en wijst op de uiterlijke gelijkenissen van die donorkinderen en [de overledene].
Hoewel deze stukken niet het harde bewijs leveren dat [de overledene] zijn zaad heeft geïnsemineerd, leveren zij daarvoor wel voldoende aanwijzingen op om te oordelen dat in ieder geval sprake is van een begin van bewijs. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [de overledene] een administratie heeft gevoerd die onvolledig en onjuist is, dat summierlijk aannemelijk is dat [de overledene] in ieder geval één behandelovereenkomst niet correct is nagekomen en dat het verweer van [de overledene] bij leven, inhoudende dat hij geen zaad kan hebben geleverd vanwege een prostaatverwijdering, nooit onderbouwd is. Ook de executeur blijft daarover stil. Er is daarom geen grond om de vordering op voorhand af te wijzen wegens het ontbreken van bewijs.5.16. Hiervoor is al aangegeven dat er ook nog een tweede aspect aan het spoedeisend belang verbonden is, namelijk op het punt van de afgifte van de resultaten van het dna-onderzoek voor vergelijking met het dna van de kinderen. Niet gesteld is dat [eisers] bij dat deel van de vordering op dit moment een spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter ziet daarin aanleiding voor de hiervoor al genoemde geclausuleerde toewijzing in die zin dat niet meer zal worden toegewezen dan het mogen bemonsteren en testen.
De executeur heeft nog het verweer gevoerd dat het nemen van een dna-monster niet aan de orde kan zijn omdat de voorzieningenrechter uitsluitend verlof verleend heeft voor het leggen van conservatoir beslag op de spullen en niet voor het afnemen van monsters. Dit verweer wordt verworpen. De executeur heeft, zoals hiervoor al is geoordeeld, begrepen dat de vordering neerkomt op afgifte van de beslagen goederen ten behoeve van bemonstering en testen. Ook uit het beslagrekest, dat op artikel 730 Rv – dat gaat over de afgifte van roerende zaken zoals de beslagen voorwerpen – is gegrond en aansluit bij de vordering in deze procedure, blijkt dit doel.
De executeur zal daarom worden veroordeeld om volledige medewerking te verlenen aan een dna-onderzoek, voor zover dat ziet op afgifte van de beslagen goederen ten behoeve het laten nemen van dna-monsters en het laten testen daarvan. Het ligt op de weg van [eisers] om een gecertificeerd instituut in te schakelen voor de bemonstering en de test. Bepaald zal worden dat, zodra deze werkzaamheden zijn afgerond, de testresultaten verzegeld dienen te worden en bij een notaris of deurwaarder in bewaring gesteld totdat in een bodemprocedure over de afgifte van die testresultaten is geoordeeld of partijen over de vrijgave ervan overeenstemming bereiken. De kosten van het onderzoek en de verzegeling en inbewaringstelling van de testresultaten dienen voorlopig door [eisers] gedragen te worden.