7 apr 2016
Conclusie AG: Niet vereist dat er eerst een verzoek om vertrouwelijke behandeling is ingediend
[Richtlijn Milieu Informatie 2003/4/EG] – Toegang tot milieu-informatie – Uitzonderingen – Vertrouwelijke industriële en commerciële informatie – Informatie over emissies in het milieu – Vertrouwelijkheid – [Verordening Gewasbeschermingsmiddelen (EG) nr. 1107/2009] – Gewasbeschermingsmiddelen – [Biociden Richtlijn 98/8/EG] – Biociden. Zie eerder: [LS&R 1033]
Conclusie AG:
1) Voor de vertrouwelijke behandeling van informatie die in het kader van toelatingsprocedures overeenkomstig richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen of richtlijn 98/8/EG betreffende het op de markt brengen van biociden is verstrekt, geldt krachtens artikel 4, lid 2, van richtlijn 2003/4/EG inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie, niet de voorwaarde dat eerst een verzoek om vertrouwelijke behandeling is ingediend overeenkomstig van artikel 14 van richtlijn 91/414, artikel 19 van richtlijn 98/8 of artikel 63, lid 1, van verordening (EG) nr. 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
2) Het begrip ‚informatie over emissies in het milieu’ in artikel 4, lid 2, tweede alinea, laatste volzin, van richtlijn 2003/4 moet aldus worden uitgelegd dat hieronder moet worden begrepen informatie over de introductie in het milieu van stoffen, organismen, micro-organismen, trillingen, warmte of geluid, met name in de lucht, het water of de grond, als gevolg van menselijke activiteiten, alsmede informatie over de gevolgen van emissies, maar niet de in artikel 63, lid 2, van verordening nr. 1107/2009 vermelde informatie.
3) Het begrip ‚informatie over emissies in het milieu’ in de zin van artikel 4, lid 2, tweede alinea, laatste volzin, van richtlijn 2003/4 omvat met name:
– gegevens die een inschatting geven van de uitstoot van een middel, zijn werkzame stof(fen) en andere bestanddelen in het milieu als gevolg van het gebruik van het middel, los van de vraag of die gegevens zijn verkregen door middel van (semi)veldstudies of andersoortige studies (bijvoorbeeld laboratoriumstudies en translocatiestudies);
– informatie over laboratoriumstudies waarbij de proefopzet erop is gericht om onder gestandaardiseerde omstandigheden geïsoleerde aspecten te onderzoeken en in het kader waarvan veel factoren (bijvoorbeeld klimatologische invloeden) worden uitgesloten en de proeven vaak worden gedaan met – in vergelijking met het gebruik in de praktijk – hoge doseringen;
– informatie over residuen na de toepassing van het middel in de proefopstelling in bijvoorbeeld de lucht of op de bodem, bladeren, pollen of nectar van een gewas (dat is voortgekomen uit behandeld zaad) in honing of op niet-doelwitorganismen;
– informatie over de mate van (stof)drift bij de toepassing van het middel in de proefopstelling;
– de volledige informatiebron en niet slechts de (meet)gegevens die daaruit eventueel zijn te destilleren.”
Gestelde vragen [LS&R 1033]:
1. Brengt het bepaalde in artikel 14 van Richtlijn 91/414, onderscheidenlijk artikel 63, in samenhang gelezen met artikel 59, van de Gewasbeschermingsmiddelenverordening (nr. 1107/2009 van 21 oktober 2009) onderscheidenlijk artikel 19 van Richtlijn 98/8 met zich dat op een verzoek om vertrouwelijkheid, als bedoeld in genoemde artikelen 14, 63 en 19 van de in die artikelen bedoelde verzoeker, per informatiebron vóór of bij het verlenen van de toelating, respectievelijk vóór of bij het wijzigen van de toelating moet worden beslist door middel van een voor derden-belanghebbenden kenbare beslissing?
2. Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 4, tweede lid, van de Milieu-Informatierichtlijn aldus worden uitgelegd dat bij het ontbreken van een beslissing als in de vorige vraag bedoeld, verweerder, als AWB 13/181 en 13/209 20 nationale autoriteit, tot openbaarmaking van gevraagde milieu-informatie moet overgaan wanneer zo'n verzoek na het verlenen van de toelating, respectievelijk na het wijzigen van de toelating wordt gedaan?
3. Hoe moet het begrip "emissies in het milieu", in artikel 4, tweede lid, van de Milieu-Informatierichtlijn worden uitgelegd, gelet op hetgeen in rubriek 5.5 van deze tussenuitspraak, tegen de achtergrond van de in rubriek 5.2 weergegeven inhoud van de documenten, door partijen hieromtrent is uiteengezet?
4.a Kunnen gegevens die een inschatting geven van de uitstoot van een middel, zijn werkzame stof(fen) en andere bestanddelen naar het milieu als gevolg van het gebruik van het middel aangemerkt worden als "informatie over emissies in het milieu"?
4.b Zo ja, maakt het daarbij uit of deze gegevens zijn verkregen door middel van (semi)veldstudies of andersoortige studies (zoals bijvoorbeeld laboratoriumstudies en translocatiestudies)?
5. Kunnen als "informatie over emissies in het milieu" worden aangemerkt laboratoriumstudies waarbij de proefopzet erop is gericht om onder gestandaardiseerde omstandigheden geïsoleerde aspecten te onderzoeken en in dat kader veel factoren zoals bijvoorbeeld (klimatologische invloeden) worden uitgesloten en de proeven vaak worden gedaan met - in vergelijking met het gebruik in de praktijk - hoge doseringen?
6. Moeten in dit verband ook residuen na de toepassing van het middel in de proefopstelling in bijvoorbeeld de lucht of op de bodem, bladeren, pollen of nectar van een gewas (dat is voortgekomen uit behandeld zaad) in honing of op niet- doelwit organismen, onder "emissies in het milieu" worden begrepen?
7. En geldt dat ook voor de mate van (stof)drift bij de toepassing van het middel in de proefopstelling? 8. Hebben de woorden "informatie over emissies in het milieu", als bedoeld in artikel 4, tweede lid, tweede alinea, tweede volzin van de Milieu- Informatierichtlijn tot gevolg dat als sprake is van emissies in het milieu de volledige informatiebron openbaar moet worden gemaakt en niet slechts de (meet)gegevens die daaruit eventueel zijn te destilleren? 9. Moet voor de toepassing van de uitzonderingsgrond voor commerciële of industriële informatie in de zin van artikel 4, tweede lid, onder d, voornoemd, AWB 13/181 en 13/209 21 onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds "emissies" en anderzijds "lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu", in de zin van artikel 2, eerste lid, onder b, van de Milieu-Informatierichtlijn?