Prejudiciële vraag over de tabaksrichtlijn en elektronische sigaretten
Prejudiciële vragen aan HvJ EU 9 oktober 2014; LS&R 1072; zaak C-477/14 (Pillbox 38)
Verzoekster is producent en verkoper van elektronische sigaretten. Zij verzet zich tegen artikel 20 van de nieuwe richtlijn 2014/40 (termijn voor omzetting mei 2016; zie de bijlage bij dit fiche voor de tekst van het artikel) dat onder meer verstoring voor de mededinging zou opleveren, een belemmering vormt voor het vrije goederenverkeer en inbreuk op eigendomsrecht en vrij ondernemerschap. Toen de Europese Commissie haar voorstel introduceerde signaleerde zij als één van de redenen voor wijziging dat de EULS bij de indeling van elektronische sigaretten verschillend te werk gingen, hetzij als geneesmiddel, hetzij als tabaksproduct. De onderhandelingsfase voor deze richtlijn heeft vervolgens geresulteerd in een compromistekst ten aanzien van de benadering van de regulering van elektronische sigaretten waar verzoekster het niet mee eens is. Zij stelt met name dat er al veel regulering voor elektronische sigaretten bestaat (zie de opsomming van richtlijnen onder punt 8 van de verwijzingsbeschikking) en dat door deze compromistekst de wetgever niet voor de vereiste evenredige aanpak heeft gekozen. Zij constateert onder meer dat ten onrechte wordt uitgegaan van een tabaksproduct, er een strengere regelgevingslast op het product rust dan op gewone tabaksproducten en zij wijst op schending van haar recht op vrij ondernemerschap en (intelligente) eigendomsrecht (door het verbod op communicatie en reclame).
De verwijzende High Court of Justice is van opvatting dat het standpunt van verzoekster over de geldigheid van artikel 20 van richtlijn 2014 in redelijkheid verdedigbaar is. Vraag:
Is artikel 20 van richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 20141 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van richtlijn 2001/37/EG2 in zijn geheel dan wel op een relevant onderdeel ongeldig, om één of meer van de volgende redenen:
- Omdat dit artikel dan wel een relevant onderdeel ervan aan producenten en/of verkopers van elektronische sigaretten een reeks verplichtingen oplegt die het evenredigheidsbeginsel in samenhang met het rechtszekerheidsbeginsel schenden?
- Omdat het, om dezelfde of soortgelijke redenen, niet in overeenstemming is met het gelijkheidsbeginsel en/of op onrechtmatige wijze de mededinging verstoort?
- Omdat het niet in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel?
- Omdat het inbreuk maakt op de rechten van producenten of verkopers van elektronische sigaretten op grond van de artikelen 16 en/of 17 van het Handvest van de grondrechten?